LANDBOUW De arbeids- en rusttijden voor Zeeland Overwerk Onderbreking werkzaamheden Arbeidsovereenkomst Zie Terder pagina 366 364 ZEEUWS LANDBOUWBLAD PLAATS EN AANVANG EN EINDE VAN DE ARBEIDSDAG (art. 1) De arbeidsdag begint en eindigt op de boerderij of bij de door de werkgever te dier zake aangewezen andere gebouwen, dan wel, indien de opgedragen arbeid moét worden verricht op een perceel, dat dichter bij de woning van de arbeider is gelegen, op genoemd perceel. ARBEIDSTIJDEN NIET-INWONENDE ARBEIDERS (art. 2) 1. De arbeidsdag voor niet bij de werkgever inwonende arbeiders mag niet eerder aanvangen onderscheidenlijk niet later eindigen dan: a. voor de arbeiders, belast met de verzorging van vee en/of paarden of met de arbeid met zware landbouwmachines: van I mei t/m 24 november: 6.00 uur onderscheidenlijk 18.00 uur met ten hoogste 2 uur schaft; van 26 november t/m 2 maart: 7.00 uur onderscheidenlijk 17.30 uur met ten hoogste 1)4 uur schaft; van 4 maart t/m 30 april: 6.00 uur onderscheidenlijk 18.00 uur met ten hoogste 2 uur schaft. b. voor de overige arbeiders: van 1 mei t/m 24 november: 6.30 uur onderscheidenlijk 18.00 uur met ten hoogste 2)4 uur schaft; van 26 november t/m 2 maart: 7.45 uur onderscheidenlijk 17.30 uur met ten hoogste 1)4 uur schaft; van 4 maart t/m 30 april: 6.30 uur onderscheidenlijk 18.00 uur met ten hoogste 2% uur schaft. 2. Des zaterdags eindigt de arbeidsdag niet later dan 12.00 uur, behoudens in de gevallen, bedoeld in artikel 3 lid 2. In deze gevallen geldt ten aan zien van het einde van de arbeidsdag op zaterdag het bepaalde in het vorige lid. De schafttijd op zaterdagmorgen bedraagt ten hoogste een half uur. ARBEIDSTIJD (art. 3) 1. De arbeidstijd voor niet bij de werkgever inwonende mannelijke arbeiders van 17 jaar en ouder, belast met de verzorging van vee en/of paarden of met de arbeid met zware landbouwmachines, bedraagt 2630 uur per jaar volgens onderstaande indeling: van 1 mei t/m 24 november: 29 weken x 5 werkdagen a 10 uur 4 dagen a 10 uur 14 zaterdagen a 5 uur 26 weekends: 26 maal ten hoogste 4 uur per weekend if van 26 november t/m 2 maart: 14 weken x 5 werkdagen a 9 uur van 4 maart t/m 30 april: 8 weken x 5 werkdagen a 10 uur 2 dagen a 10 uur 4 zaterdagen a 5 uur 23 23 r> 4)4 21 21 ff i> 5 19 19 J» 5)4 17 17 w J> yy 6 16 16 t» M 6)4 15 15 n Mi n 7 14 14 ff 7)4 13 JJ 13 M 8 12 12 1> 8)4 Indien minder dan 12 weekends per jaar wordt gewerkt, bedraagt dq arbeidstijd ten hoogste 8)4 uur per weekend. 3. De arbeidstijd voor de overige niet bij de werkgever inwonende arbeiders bedraagt 2434)4 uur per jaar volgens onderstaande indeling: van 1 mei t/m 24 november: 29 weken x 5 werkdagen a 934 uur 4 dagen 14 zaterdagen a 934 uur a 5 uur zijnde in totaal van 26 november t/m 2 maart: 14 weken x 5 werkdagen a 834 uur Van 4 maart t/m 30 april: 8 weken x 5 werkdagen a 9uur 2 dagen a 9)4 uur 4 zaterdagen a 5 uur zijnde in totaal 1448)4 uur 577)2 uur 40834 uur 4. Totaal per jaar 2434)4 uur met dien verstande, dat de zaterdagen, waarop niet gewerkt behoeft te worden, zullen vallen op 5 mei, 19 mei, 2 juni, 9 juni, 16 juni, 30 juni, 14 juli, 28 juli, 11 augustus, 25 augustus, 8 september, 22 september, 6 okto ber, 20 oktober, 3 november, 17 november, 16 maart, 30 maart, 13 april en 27 april en voorts dat niet behoeft te worden gewerkt op alle zaterdagen in de periode van 26 november t/m 2 maart. Indien de werkzaamheden op het bedrijf zulks noodzakelijk maken kan worden afgeweken van bovenvermelde regeling ten aanzien van de vrije zaterdagen, welke vallen in de periodes 1 mei t/m 24 november en 4 maart t/m 30 april, met dien verstande dat alsdan aan de betrokken arbeider(s) vervangende vrije uren dienen te worden gegeven in de op de betreffende Zaterdag volgende week, bij voorkeur op de zaterdag. SCHAFT- EN STOPTIJDEN (art. 4) 1. In de arbeidstijden zijn twee stoptijden, elk van ten hoogste 10 minuten, begrepen, te weten één in de voormiddag en één in de namiddag. Stop tij den, welke langer dan 10 minuten duren, worden niet als arbeidstijd beschouwd. Indien naast de middagschaft in de voor- en/of namiddag een korte schaft wordt gehouden, wordt daarnaast in de voor- onderscheidenlijk namiddag geen stoptij d genoten. 2. zijnde in totaal 1560 uur 630 uur zijnde 440 uur Totaal per jaar 2630 uur met dien verstande, dat de zaterdagen, waarop niet gewerkt behoeft te worden, zullen vallen op 5 mei, 19 mei, 2 juni, 9 juni, 16 juni, 30 juni, 14 juli, 28 juli, 11 augustus, 25 augustus, 8 september, 22 september, 6 oktober, 20 oktober, 3 november, 17 november, 16 maart, 30 maart, 13 april en 27 april en voorts dat niet behoeft te worden gewerkt op alle zaterdagen in de periode van 26 november t/m 2 maart. 2. Voor arbeiders belast met de verzorging van vee en/of paarden, wordt de in lid 1 genoemde arbeidstijd voor werkzaamheden, noodzakelijk voor deze verzorging op zaterdagmiddag en de onmiddellijk daarop volgende zondag, vermeerderd met ten hoogste 104 uur per jaar, als volgt te verdelen (in geval per jaar wordt gewerkt op): VERZORGING VAN VEE OF PAARDEN OP ZATERDAGEN EN ZONDAGEN (art. 5) In afwijking van het bepaalde in artikel 6, lid 2, van de Arbeids- en rust- tij denverordening landbouw 1960 geldt de verplichting bedoeld in artikel 6 lid 1, van genoemde verordening, voorzover op zaterdagen en zondagen be trekking hebbend, niet voor één van de in ieder 2-wekelijks tijdvak vallende zaterdagen en voor de op die zaterdag volgende zondag. Op deze dagen be hoeft de betrokken arbeider geen arbeid te verrichten op zaterdagmiddag en de onmiddellijk daarop volgende zondag. Bedoelde zaterdagen en zondagen worden aangewezen door de werkgever na overleg met de betrokken arbeider. Indien op één van de in artikel 3 genoemde vrije zaterdagen des morgens moet worden gemolken, moeten deze werkzaamheden uiterlijk om 8 uur zijn beëindigd. Voor de gewerkte uren dient in de daarop volgende week ver vangende vrije tijd te worden gegeven. ARBEIDSTIJDEN INWONENDE ARBEIDERS (art. 6) 1. De totale arbeidstijd per week en per jaar voor bij de werkgever inwonende arbeiders is gelijk aan de arbeidstijd voor niet-inwonende arbeiders met overeenkomstige functie, leeftijd en sexe. 2. Aanvang en einde van de arbeidsdag kunnen in onderling overleg tussen werkgever en arbeider(s) worden vastgesteld. Indien aanvang en einde van de arbeidsdag alsdan afwijken van de in artikel 3 genoemde tüdcn, moet de werkgever de overeengekomen tijdstip pen schriftelijk mededelen aan de Sociale Commissie van de gewestelijke raad van het Landbouwschap voor Zeeland. VOOR overuren op zaterdagmiddagen en zon dagen wordt respectievelijk 150 en 200 van het geldende tijdloon betaald. Voor overuren op feest- en gedenkdagen, welke niet op zondagen vallen, wordt eveneens 150 van het geldende tijdloon uitbetaald. Wat betref^ de overuren op werkdagen geldt, dat voor arbeiders belast met de verzorging van ve© en/of paarden en trekkerchauffeurs 150 van het geldende tijdloon moet worden betaald, terwijl dit voor de overige arbeiders 130 van het geldende tijdloon bedraagt. WANNEER het werk tengevolge van vorst, sneeuw of overstroming geen doorgang kan Vinden kunnen de werkzaamheden van de losse arbeider, zonder behoud van loon onderbroken Worden. Van de eerste maandag in december tot en met fle laatste zaterdag in maart zal de onderbreking ook kunnen plaatsvinden bij onwerkbaar land ten gevolge van vorst, sneeuw of regen. Bij zeer abnormale en langdurige regenval kan ook buiten deze genoemde periode wegens onwerk baar land worden onderbroken. Dit kan echter pas plaats hebben wanneer één van de contracterende organisaties hierom verzoekt en een commissie, ingesteld door de Hoofdafdeling Sociale Zaken van het Landbouwschap en het Bestuur van de B. V. A. B., vaststelt dat een dergelijke situatie inderdaad aanwezig is. De resterende uren van de lopende dag zal de arbeider echter recht hebben op doorbetaling van 80 van het voor hun geldende tijdloon. a. DIJ het aangaan der arbeidsovereenkomst dient D tussen werkgever en arbeider te zijn over eengekomen in welke functie de arbeider werk zaam zal zijn. Bij vaste arbeiders dient zulks in de schriftelijke arbeidsovereenkomst te wor den vastgelegd; flïp b. wijziging van functies tijdens de duur van het dienstverband is in beginsel slechts mogelijk bij nadere overeenkomst; c. indien bij wijziging van de aard der werkzaam heden of bij tijdelijke wijziging van de aard der werkzaamheden omtrent de funktie-indeling geen overeenstemming tussen werkgever en werknemer kan worden bereikt, zal de Plaatse lijk Sociale Commissie trachten te bemiddelen. Indien deze bemiddeling niet leidt tot een min nelijke oplossing, zal de P. S. C. desgevraagd een bindende uitspraak geven. NIET-VOLWAARDIGE ARBEIDERS. 1. Onder niet-volwaardige arbeiders worden ver staan arbeiders, die tengevolge van lichamelijke en/of geestelijke gesteldheid de bedongen en/of gebruikelijke arbeid niet op normale wijze kun nen verrichten. 2. Voor niet-volwaardige arbeiders kan in onder ling overleg tussen werkgever en arbeiders een loon worden vastgesteld, met dien verstande, dat dit loon met de reeds vermelde lonen als maximum, naar redelijkheid en billijkheid dient te worden betaald. Een dergelijke loonbepaling behoeft de goed keuring van de Plaatselijke Sociale Commissie, bij ontbreken waarvan het normale tijdloon dient te worden betaald. 3. De in het vorige lid genoemde commissie be oordeelt tevens of de betrokken arbeider terecht als niet-volwaardig moet worden beschouwd.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 16