onderzoek uien 1961 AANGEWEND direct na het planten werden met de volgende middelen bespuitingen uitgevoerd: prometryn (1% kg/ha), amiben (8 1/ha), 293 Afstaartproef met Zaai-uien tlerlandse Uien-Federatie lingen no 11 een samen- der resultaten van de be- 961 uitgevoerde onder- ïtlenen daaraan deze ge nu hierbij tevens op het re- n elfstaartproef met zaai-uien. Cultwupppoeven ZATE 11 DAG 34 MAART 1962 centage leverbare uien regelmatig afneemt naarmate de bewaarperiode lan ger wordt. Daar deze proeven werden uitgevoerd met uien van de uitzonder lijk natte zomer van 1960, worden de proefnemingen in het seizoen 1961/1962 herhaald. Invloed rijenafstand op de opbrengst van zaai-uien (kg opbrengst in Oogstjaar en registratie- 1957 1957 1958 1958 1960 1961 gemid- nummer van de proef (158) (159) (229) (231) (375) (433) deld Rijenafstand 25 cm 100 100 100 100 100 100 100 Rijenafstand 33 cm 102 96 95 95 93 98 97 De gemiddelde ocgstdepressie, ontstaan door het zaaien op 33 cm, be- droeg bij deze proeven 3 Bij dit onderzoek zijn geen verschillen in houd baarheid waargenomen. Het onderzoek als hierboven beschreven wordt be ëindigd. Het lijkt evenwel niet uitgesloten, dat dpor vergroting van de npr- malisatié-afstand opnieuw proefnemingen met bredere rijenafstanden nood zakelijk zijn. OP verzoek van de Rationalisatiekern van gemengde land- en tuinbouw bedrijven te Sint-Annajand werd nagegaan of en in hoeverre door het machinaal afstaarten van uien beschadiging optreedt. Met een partij Rijns- burger uien werd door de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst te Goes en de Stichting Nederlandse Uien-Federatie een proef opgezet. De uien van deze proef waren opgeslagen geweest in een cel van de Coöp, Vereniging Aard appelkoelhuis Eiland Tholen GA te Sint-Annaland. Voor de machinale be handeling werd van 2 verschillende typen afstaartmachines gebruik gemaakt, namelijk van een normale Zweegers van de Fa. Jac. Wissekerke te Kruinin- gen en van een veranderde Decaudator van de Fa. A. J. van IJsseldijk te Sint-Maartensdijk. Het controle-object werd met de hand afgcstaart. De datum, waarop het afstaarten plaats vond, was 26 oktober. Van elk object werden 10 baalt jes van 25 kg opgeslagen in een niet geventileerde ruimte. Het resultaat van c-en op 18 december uitgevoerde controle was als volgt Objecten Leverbaar Koprotte Beschadigde Kale uien in uien in uien in in Handafgestaart 88.4 6.4 0.5 2.0 Zweegers 77.4 11.5 1.0 6.3 Decaudator 77.4 12.2 1.8 4.7 Het percentage leverbare uien was bij het object „handafgestaart" het grootst. Bij de machinaal afgestaarte objecten kwamen vooral meer kale uien voor dan bij de handafgestaarte. Het tussen de beide machines waar genomen verschil was niet groot. Bij het trekken van een conclusie over het uiteindelijke resultaat van deze proef dient rekening te worden gehouden met het tussen beide afstaartmethoden geconstateerde verschil in koprot. Dit verschil mag niet aan het gebruik van de machines worden toegeschre ven. Hierna werd aan de hand van 3 baaltjes van elk der verschillende ob jecten de sortering* van de leverbare uien bepaald. De resultaten hiervan waren als volgt Objecten Leverbaar in procenten van het totaal gewicht 43 mm o 3243 mm o 32 mm p Handafgestaart 72.3 22.4 5.3 Zweegers 75.9 20.9 3.2 Decaudator 80.5 16.5 3.0 Uit deze cijfers blijkt, dat bij de handafgestaarte objecten meer drielingen en picklers aanwezig waren dan bij de machinaal afgestaarte. Hieruit kan worden afgeleid, dat er bij machinaal afstaarten een hoeveelheid drielingen en picklers verloren gaat. (Zie verder pag. 295) RIJENAFSTANDSPROEVEN MET ZAAI-UIEN DOOR de toenemende belangstelling voor het machinaal rooien van zaai- uien vindt het zaaien op 33 cm steeds meer ingang. Voor het beantwoorden van de vraag of en in hoeverre het zaaien op 33 cm, in plaats van op 25 cm, invloed op de opbrengst heeft, werden gedurende de jaren 1957/1961 verschillen de proefvelden aangelegd. Uitgaande van een Rijnsburger selectie werd bij alle proeven gezaaid tegen 7 kg per ha (basis kiem'kracht 90%). De met dit onderzoek verkregen resultaten zijn in ondèrstaan- de tabel weergegeven. ie van de uienoogst. BEWAARONDERZOEK ZAAI-UIEN PEDURENDE het seizoen 1960/1961 werd op het eiland Goeree-Overflak- kee een onderzoek ingesteld naar de in praktijk optredende bewaar- verliezen bij opslag van zaai-uien. In 13 luchtgekoelde bewaarplaatsen, 13 rennen en 8 hopen werden van de te bewaren partij 9 baaitjes a 20 kg op verschillende hoogten over de bewaarruimte verspreid. De verschillende hoogten werden aangeduid als beneden, midden en boven. Uit deze proef kon worden afgeleid, dat in dit jaar bewaring in de ren de beste resultaten gaf. Verder was de bewaring beneden in 'n luchtgekoelde bewaarplaats beter dan midden en boven, terwijl bewaring midden en boven in de hpop beter was dan beneden. Tevens werden van 6 bedrijven 8 baaltjes a 20 kg opgeslagen in de luchtgekoelde bewaarplaats van het proefbedrijf „De Scheldemonden" te Bruinisse. Om de 4 weken werd van elk bedrijf telkens 1 baaltje gecari-» troïeerd om een inzicht te verkrijgen in het verloop van het percentage leverbare uien gedurende de bewaarperiode. Deze proef liet zien, dat het per- Machinaal afstaarten van nien middel paraquat 'n heftiger werking heeft, hetgeen voor 't bepalen van 't tijdstip van spuiten van be lang is. Bij 'n uitgevoerde oriënterende proef wer den 9 langwerkende middelen beproefd. De beti ef fende middelen waren Ciba 1983, Randox T, amiben, solan, prometryn, Hoe 2810, Hoe 2747, dacthal en vegadex. Gespoten werd 2 dagen "ha 't zaaien. Door verschillende middelen werd gewasbeschadiging veroorzaakt. Van de middelen, waarvan het be- strijdingseffect het gunstigst was, hadden vooral amiben (8 en 16 1/ha) en Hoe 2747 (1 en 2 kg/ha) een zeer ongunstige invloed op de opbrengst. Af gaande op de bereikte resultaten komen dan ook de middelen Ciba 1983, solan en dacthal voor ver dere beproeving wellicht nog het meest in aan merking. ZAAI-UIEN (bespuitingen na de opkomst van het gewas) DE reeds eerder opgedane ervaring, dat het niet regelmatig loshouden van de grond een on gunstige invloed op de ontwikkeling van het ge was kan hebben, werd bevestigd. Bij een op zavel grond uitgevoerde proef gaf het object „handwie den" in vergelijking met bestrijding van het onkruid langs che mische weg een opbrengstvermeerdering van 34 Het onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van nieuwe middelen werd voortgezet. Ook bij dit onderzoek werd uitgegaan van de middelen Ciba 1983, Randox T, amiben, solan, prometryn, Hoe 2810, Hoe 2747, dacthal en vegadex. Gespo ten werd bij een lengte van de uieplantjes van 4—5 cm. Bij de met amiben (8 en 16 1/ha), solan (10 en 20 1/ha) en Hoe 2747 (2 kg/ ha) uitgevoerde bespuitingen trad ernstige gewasbeschadiging op. Minder schade, doch een onvoldoende onkruidbestrijding, gaven Randox T (5 en 10 1/ha) en vegadex (6 en 10 1/ha). Bij dacthal (10 en 20 kg/ha) werd geen gewasbeschadiging waargenomen. De onkruiddoding van dit middel was echter onvoldoende. De gunstigste resultaten werden bereikt met Ciba 1983, prometryn en Hoe 2810. PLANTUIEN (2e teelt jaar) karmex (1 kg/ha) en Randox T (10 1/ha). Bij deze op zavelgrond uitgevoerde proef werd met alle middelen een bevredigen de onkruiddoding* verkregen. De on kruiddoding van karmex en Rahdox T was beter dan van prometryn en amiben. Bij geen van de middelen is gewasbescha diging opgetreden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 13