Enige resultaten or
292
Chemische
onkruiclhe§ti»ijctiii§r
De Stichting
heeft in Me
vatting gege
langrijkste
zoekingen.
gevens en no
sultaat van e
derla
linge
tier r
961
ii tien
hier
staar
Ziektehestrydiiig
Nagegaan werd de
invloed van een infra-
roodbestraling op het op
treden van koprot in zaai-uien. De uitslag van het onderz
was evenwel weinig hoopvol.
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
bij de Rogor-preparaten als bij Telodrin echter
groter.
Het beste voldaan heeft het middel Gusathion.
Van de middelen parathion, AArupsin en S 1752
was parathion het minst werkzaam. Van Dipte-
rex is geen enkel bestrijdingseffect uitgegaan.
De middelen Gusathion en AArupsin teen middel op basis van N-meti
nafiyl-carbamaat) zijn inmiddels door de Plantenziektenkundige Dienst go
gekeurd.
ZAAI-UIEN
(bespuitingen vóór de opkomst van het gewas)
BIJ de in 1961 uitgevoerde proeven werden vergelel!
PCP in olie, 2 middelen op basis van D. M. X. D., riiq'
en paraquat. Gespoten werd tegen 200 en 800 1 water per
Met alle middelen was het bereikte onkruidbestrijdingseff
goed. Bij PCP in olie en D. M. X. D. werd in e$n aantal ge\
len met 800 1 water een betere onkruiddoding verkregen c
met 200 1 water per ha.
Tussen de van diquat vergeleken doseringen van 2 en
per ha zijn geen belangrijke verschillen waargenomen,
indruk werd verkregen, dat in vergelijking met diquat l
WITROT
Door koprot aangetaste ui.
VALSE MEELDAUW
HET verzamelen van gegevens over het ver
band tussen de weersgesteldheid en het op
treden van valse meeldauw werd voortgezet. Naast
de gebruikelijke klimatologische waarnemingen
werd tevens microscopisch onderzoek verricht
over de aanwezigheid en de hoedanigheid van de
sporen van de ziekteverwekkende schimmel.
MADE VAN DE UIEVLIEG
UITGEVOERD werden twee proeven, waarbij
naast de in behandeling zijnde zaadbehande-
lingsmiddelan op basis van dieldrin en heptachloor
enkele nieuw aangeboden middelen werden be
proefd.
Aangewend als zaadbehandelingsmiddel waren
bij het onderzoek betrokken de middelen aange
duid als Shell EP 1108, Shell EF 1109, Rogor 6013
en Rogor 6014. Hiernaast werd met het middel
Telodrin een grondbehandeling uitgevoerd. Het
bestrijdingseffect van Shell EF 1108 en Shell
EF 1109 was overeenkomstig dat van dieldrin en
heptachloor.
Vooral bij de op humusrijke grond uitgevoerde
proef was het aantal weggevallen planten zowel
HASTGESTELD werd, dat de mate waarin witrot aantasting optre
sterk afhankelijk is van het in de grond aanwezige aantal sclero'-
Boven een waarde van 30 sclerotiën per 500 g grond neemt de infectie
meer toe. Door grondbemonstering kunnen zwaar besmette en derhalve v
de teelt van uien ongeschikte percelen worden opgespoord. Toch kan
percelen waar geen sclerotiën zijn gevonden wel aantasting optreden.
enige reserve kan over de te verwachten aantasting in zaai-uien worden
zegd, dat: 0—10 sclerotiën per 500 g grond een lichte tot matige aantast:
geven, 10—20 sclerotiën per 500 g grond een matige tot zware aantasting
2030 sclerotiën per 500 g grond een zware tot zeer zware aantasting.
Ook werd nagegaan of en in hoeverre door het toepassen van een gror
behandeling bestrijding van v;itrot mo
gelijk is. Een grondbehandeling met
P. C. N. B. naar rede van 50 kg actieve
stof per ha, aangewend 10 dagen vóór het
zaaien, had geen nadelige gevolgen voor
de opkomst van het gewas. Bij een ander
object werd eenzelfde gift P. C. N. B. ge
combineerd met een toediening van
AArdisol (2% oplossing in 1000 1 water
per ha). Uit de verrichte
opbrengstbepalingen viel
af te leiden, dat vooral bij
dit laatste object een dui
delijke meeropbrengst
werd verkregen.
In een vruchtwisselings-
proef werd de invloed van
gladiolen als tussenteelt
nagegaan. De invloed van
de gladiolen op de persis
tentie van sclerotiën in de
volle grond bleef ver ach
ter bij de in laboratorium
proeven bereikte resulta
ten. Niettemin vertoonden
na de teelt van gladiolen
zowel het aantal als de
kiemkracht van de sclero
tiën een lichte daling.
KOPROT
De infrarood bestraalde uien hadden belangrijk ra
koprot dan de contröle-partijen. De schimmel in het loof
niet gedood. De slijmerige loofmassa is een rijke voedra
bodem gebleken voor verdere ontwikkeling van de schimn
Naar aanleiding yan de verkregen resultaten heeft het wei
zin verdere proeven'in deze richting te nemén.
Bewaring van uien in de ren.
IARVE VAN DE UIEBOORSNUITKEVER
HET onderzoek naar de bestrijdingsmogelijkhe
den van de larve van de uieboorsnuitkever
werd voortgezet. Bij een in zaai-uien uitgevoerde
spuitproef werd uitgegaan van de middelen
parathion, Gusathion, een fosforzure esters
(S1752), AArupsin en Dipterex. Het met de in
beproeving geweest zijnde middelen verkregen
resultaat is in onderstaande tabel vermeld.
larven per 200 aangetaste bladeren
aantal larven dode larven
128 5.5
104 72.1
121 99.2
110 92.7
89 91.0
123 4.9
Aantal
Objecten
Onbehandeld
Parathion
Gusathion
S 1752
AArupsin
Dipterex