HET SPINT Een soms moeilijk te bestrijden plaag Gladiolenteelt I m TUINBOUW MAGNESAMON ZAl'EBDAG 10 MAART 1983 EEN van de meest schadelijke insecten welke steeds weer opnieuw bestreden moeten worden in de boomgaarden is het fruitspint. Met een nimmer aflatende regelmaat moet de fruitkweker bespuitingen uitvoeren tegen dit insect. Omdat het belangrijk is inzicht te hebben in de leefwijze van dit insect, menen wij er goed aan te doen hierover enkele gegevens op te nemen. Deze hebben wij ontleend aan een vlugschrift over deze parasiet, uitgegeven door de Plantenziektekundige Dienst te Wageningen. We begonnen met te stellen dat de fruitkweker een nimmer aflatende strijd tegen het spint heeft te voeren maar ook op allerlei andere gewassen, zowel buiten, als onder glas. kunnen ze voorkomen. Meestal bevinden ze zich aan de onderzijden van de bladeren en met behulp van een zuigsnuit nemen ze daar sappen uit de plant op en onttrekken zo aan deze veel voedsel. De zuigplekjes zijn als zeer fijne, witte stipjes in de bladeren zichtbaar. Een spintaantasting kan zich onder daarvoor gunstige omstandigheden (warm en droog weer) in korte tijd sterk uitbreiden. Bij een ernstige aantasting krijgen de bladeren een grauwe tot grauwbruine kleur en kunnen tenslotte vroegtijdig afvallen. De gewassen lijden hierdoor sterk, knopzetting en scheutgroei worden nadelig beïnvloed. Deze invloed is bij meerderjarige gewassen ook het volgend jaar nog duidelijk merkbaar. Bij fruitgewassen zien we minder goed uitgroeiende vruchten en er kan een sterke vruchtrui optreden. Bij bloemgewassen wor- den bloei en groei minder, de bloemen blijven klein en zijn dikwijls misvormd. Bij groentegewassen kan de opbrengst belangrijk verminderen en in het algemeen kunnen de planten een slechte stand vertonen en een onooglijk uiterlijk krijgen. .EVENS WIJZE UITERAARD kunnen we hier de levenswijze van het spint niet uitvoerig behandelen. De verwintering van de mijten geschiedt, afhanke- ijk van de soort, in de vorm van zgn. winter- êieren of als volwassen wijfjes. Tot de als ei over winterende mijten behoren vele op houtgewassen levende soorten. De felrood gekleurde winter* «ren kan men in de winter op stammen en tak ken. in schorsspleten e.d. en rond de knoppen aantreffen. Soms zitten ze er in zulk een groten getale dat het hout een rode kleur lijkt te hebben. Bij appels treft men de wintereieren soms ook aan in de keelholte van de vruchten. Uit deze wintereieren verschijnen in het voor jaar, zodra de temperaturen hoger worden, de jonge mijten. Afhankelijk van de weersomstan digheden kan dit over een lange periode plaats vinden. Bij fruitspint van ongeveer half april tot in juni. Na een aantal vervellingen zijn de jonge mijten volwassen. De wijfjes beginnen dan zomereieren (bii vele soorten lichtrood van kleur) af te zetten, in de regel aan de bladonderzijden. Bij het fruitspint begint de afzetting van zomer eieren meestal ongeveer in de tweede helft van mei. Uit deze zomereieren komen na korte tijd weer jonge mijten en in de loop van het seizoen kunnen zo verscheidene generaties optreden. Bij he' fruitspint meestal vier tot vijf. Sommige soor ten. o.a. kruishessespint, hebben echter slechts één generatie per jaar. De wijfjes van de laatste neratie zetten wintereieren af op beschutte jiatsen. Bij het fruitspint begint dit vanaf half Tot de als volwassen wijfjes overwinterende prten behoren o.m. de bonespintmijt en de lin- spintmijt. Deze wijfjes zoeken in het najaar ed beschutte overwinteringsplaatsen. |Ën het voorjaar komen de spintmijten, die als vjplwassen wijfjes overwinteren, reeds vrij vroeg te voorschijn. Ze begeven zich dan naar de bla- cBren, waarop na enige tijd de afzetting van de licht gekleurde eieren een aanvang neemt. Zo kan men op appelbomen in het voorjaar reeds enige tijd voordat de eieren van het fruitspint beginnen uit te komen, bonespintmijten aantreffen. In de praktijk kan dit verwarrend werken. Met het oog op het vaststellen van het bestrijdingstijdstip van Xr'uUspint is het namelijk van belang te weten of de mijten die men aantreft, tot het fruitspint be horen dan wel tot het bonespint. Dit kan echter afleen na determinatie door een deskundige wor den vastgesteld. NATUURLIJKE VIJANDEN HET spint heeft vele natuurlijke vijanden. In dit opzicht zijn o.a. verscheidene roofmijt- soorten, roof wantsen en lieveheersbeestjes be langrijk. Deze kunnen grote opruiming houden onder de spintbevolking van de gewassen. Onder natuurlijke omstandigheden zijn ze zelfs in staat de opbouw van grote spintpopulaties ernstig te belemmeren, In goed verzorgde bedrijven, waar men bespui- tirigen met chemische middelen uitvoert tegen insekten en schimmelaantastingen, treedt dikwijls vrij veel spint op. Een aantal insektenbestrijdings- rBddelen doodt namelijk ook de roofvijanden van he' spint, terwijl het spint soms- vrijwel niet of niet in voldoende mate wordt gedood. De over blijvende spintmijten kunnen daarna dan in korte tjjcl ongestoord een belangrijke spintaantasting Opbouwen. Bij gebruik van DDT tegen andere parasieten zal men dit dan ook met een langwerkend spint- bestrijdingsmiddel moeten mengen, teneinde te Voorkomen dat het spint zich na de bespuiting explosief ontwikkelt. Bovendien speelt ook het stikstof gehalte van de voedselplant een belang rijke rol bij de ontwikkeling van spintpopulaties. |P bedrijven waar schade van spint wordt on dervonden zal het noodzakelijk zijn speciale idacht aan de spintbestrijding te besteden. Dit kan gebeuren door enkele malen per jaar te spui ten, stuiven, nevelen of roken met daartoe ge schikte bestrijdingsmiddelen. Deze middelen kun nen worden verdeeld in twee groepen namelijk de zgn. ovo-larviciden (werkzaam tegen eieren en jonge larven) en de mijtdodende middelen. Tot deze laatste behoren o.a. vele organische fosfor- verbindingen. Welke van deze middelen men zal toepassen en hoeveel behandelingen men zal uitvoeren is afhankelijk van de aard van de gewassen, de ernst van de aantasting, het tijdstip van bestrij ding en bij buitenteelten van de weersomstandig heden. de omstandighe* den'^^r^tft^v-JikSifig{v&\ fcpint ongunstig en zal m de mefcste gfcvallèn hét Spnt in de buiten teelten geen probleem vormen. In een warm en droog jaar daarentegen kunnen in korte tijd zware spintaantastingen ontstaan. De keus van het bestrijdingsmiddel wordt voorts in vele ge« vallen mede bepaald door de insekten en schim» mels welke op dat tijdstip moeten worden bestre den. Zo mogelijk zal men voor de spintbestrif»; ding dan die middelen gebruiken waarmede ook} andere belagers bestreden kunnen worden. Som mige middelen hebben zowel ovicide als mijt dodende eigenschappen. RESISTENTIE DEN belangrijke rol bij de keuze van bestrij- dingsmiddelen tegen spint en de vaststelling van het bestrijdingsschema speelt voorts het ver» schijnsel van resistentie tegen bepaalde middelen. Op verscheidene plaatsen is namelijk waargeno men dat zich spint ontwikkelt dat ten opzichte van bepaalde groepen bestrijdingsmiddelen min der gevoelig is en met de gebruikelijke doserin gen in het geheel niet of in onvoldoende mate wordt gedood. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tus sen spint dat resistent is en ten opzichte van or ganische fosforverbindingen en spint dat resisten tie ten opzichte van ovo-larvicidén vertoont. Het verdient aanbeveling in het spuitschema tegen spint een weloverwogen afwisseling van typen bestrijdingsmiddelen, die principeel op een andere wijze op de spintpopulatie dienen in te werken aan te brengen,' teneinde het optreden van deze resistentie tegen te gaan en zo lang mogelijk uit tè stellen. De volgende week hopen wij een behandeling op te nemen van enkele belangrijke punten bij de spintbestrijding in de praktijk, speciaal bij de fruitteelt in de volle grond, omdat dit in onze provincie wel het grootste probleem vormt. Van de heer A. Luteyn, gladiolenkweker te Krabbendijke, ontvingen wij het volgende schrij ven: M. H. Uw artikel over gladiolen in het Zeeuws Land bouwblad van 10-2-'62 gelezen en als gladiolen- teler nagerekend. Ik kwam tot de volgende con clusie De heer Spruit gaat uit van het standpunt dat een verlies van 25 betekent 2500 per ha, dus 100 zou zijn 10.000 per ha. Als men 85 van plantmaat 4/6 oogst mag men niet klagen, dan wordt de opbrengst 85% van 10.000 8500. De onkosten zijn 8 per roe zonder drogen en plantgoed. Hij plant er volgens berekening 100 per m- of wel ruim 1300 per Blooise roe; neemt hij een andere roe dan komt hij hoger. Dat is gerekend op 80 cent per 100 4/6 ƒ10,40. Daarbij komt dan nog drogen enz. 25 kg per roe ét 15 cent per kg 3,75. Rekent hij alleen met drogen dan kost dat 6 cent per kg 1,50. Dus de onkosten zijn 8,-r 10,40 -f 3,75 22,15 bij drogen en klaarmaken. In het andere geval is het ƒ8,— ƒ10,40 ƒ1,50 n*,yO bij drogen alleen. Inkomsten ƒ8500,— gedeeld door 750 roe is 11,33. Reken ik nu zo verkeerd of doet de heer Spruit dit? Als hij abuis is zag ik gaarne dat U dit de lezers onder de aandacht bracht, want dan kan niemand gladiolen blijven telen. NASCHRIFT REDACTIE Het spijt ons dat er een misverstand is ontstaan door het opnemen van een kort verslag in ons nummer van 10 februari over hetgeen de heer Spruit in Oudelande vertelde met tegelijk een be richt over de gladiolenteelt zoals dit was opgeno men in het mededelingen-nummer van het rtg te Hoorn, waarin over plantproeven werd gespro ken. In de eerste plaats is de heer Spruit bij zijn berekening die hij in Oudelande maakte en waar van we om wille van de plaatsruimte zeer weinig konden opnemen, uitgegaan van het feit dat 20 uitval een bedrag uitmaakt van ƒ2500,per ha. In ons verslag kwam dat helaas niet naar voren. Dat maakt dus een opbrengst van ƒ12.500,— per ha. Verder heeft de heer Spruit nergens, dus ook niet in Oudelande, geadviseerd 100 pitten per m- te planten bij een rijenafstand van 25 cm. We vermoeden dat de heer Luteijn hier het verslag van de inleiding van de heer Spruit heeft verward met de mededeling over de proeven in het gebied van het rtc Hoorn. Om alle misverstand te voorkomen willen wij meedelen dat de praktijk is dat er ongeveer 420.000 tot 450.000 pitten per ha (plm 570 per roe) worden geplant en dat de rijenafstand (in Zee land) 3540 cm bedraagt. Hierin zit ook het grote verschil tussen kosten en opbrengsten zoals de heer Luteyn dat berekent. Hij is bij het be rekenen van de opbrengsten uitgegaan van de nor maal geplante hoeveelheden en heeft de kosten, berekend tegen de abnormaal geplante hoeveel heid. Wanneer we aan de hand van bovengenoem de getallen en de cijfers welke wij in bedoeld artikel hebben genoemd, gaan rekenen, komen we lot de conclusie dat de teelt van gladiolen onder normale omstandigheden, gunstige resultaten kan opleveren. We hopen echter dat de telers het percentage uitval bij gladiolen niet als normaal zullen gaan beschouwen maar dat zij zullen trach ten maatregelen te nemen om dat percentage naar beneden te brengen. VIE Nederlandse Stikstofmeststoffen Industrie heeft een nieuwe meststof in de handel ge bracht onder de merknaam „Magnesamon". Deze meststof bevat, naast 20 stikstof zoals in kalk- ammonsalpeter, 10 MgO, oplosbaar in mineraal* zuur, waarvan 60 oplosbaar in water. Magnesiumwerking Doordat van de aanwezige MgO er 6 in water oplosbaar is, is te verwachten, dat de magnesium- werking van Magnesamon vooral het eerste jaar veel beter is dan van magnesiumkalkarnmonsal- peter. Deze verwachting blijkt inderdaad juist te zijn, zoals uit de resultaten van een aantal proef velden van het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid is op te maken. De magnesiumwerking zal niet veel onder doen voor een vergelijkbare hoeveelheid kieseriet. Het gebruik van Magnesamon le. Speciaal op lichte grond op bouwlandpercelen met een vrij goede Mg-toestand verdient het gebruik van magnesamon aanbeveling. Bij te lage Mg-toestand van de grond zal aanvulling van kieseriet of Mg-houdende kalkmeststof nodig zijn Daarna zal bij gebruik van magne samon de magnesiumtoestand ongeveer op peil blijven. 2e. Op grasland zal men in verband met het ge vaar voor kopziekte goed doen, om bij lage Mg- gehalten in het gras de magnesia geheel of gedeeltelijk in de vorm van kieseriet te geven, vooral voor de eerste snede van het gras. Bij een juiste kalibemesting zal bij regelmatig geM bruik van Magnesamon het gevaar voor kop* ziekte aanmerkelijk verminderen. R. L. V. D. Axel J. VAN AERTS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 9