AKKERBOUWPROBLEMEN
V worden verbreed door het koolzaad mede in het garanticbeleid te betrekken (vaste prijs) en aan
h»t vlas steun te verlenen door middel van het instellen van een verwerkingspremie, zoals ook in
Frai^k en Bdgtöh™ geval is. Hierover is al zoveel gezegd, dat het overbodig lijkt een nadere toe-
ZATERDAG 10 MAART 1963
(Vervolg van de le pagina.)
het garantievlak verbreden
VOLGENS de deskundigen van de georganiseerde landbouw kan liet garantievlak zonder veel bczwaai
ofÜng is°reeds door dc Regering verzuimd om deze.eenvoi.dige en alleszins te rechtvaardigen maat-
regelen te treffen.
het garantiebeleid mede richten op de rentabiliteit van het gehele bedrijf
Bil het vaststellen van de garantieprijzen voor de akkerbouw voor oogst 1962 is voor het «>rst reke
ning gehouden mot de slechte bedrijfsresultaten in deze sector. Met name bij het vaststeUen van de
vooreraannriizen is niet alleen gelet op de kostprijzen (en de produktiviteitsstijging) maar is tevens
voergraanprj ngerckend met het oog op de teruglopende bedrijfsuitkomsten Wij menen dat dit
LrTeerete stopis - zij heTeen zeer schuchtere - om de principiële tekortkoming van het huidige
carantiebeleid op te heffen. Want we mogen het toch wel een principiële tekortkoming noemen, wan
neer bij de thans geldende prijzen voor de vrije produkten en het ontbreken van een
bil voergranen getracht wordt om een garantiebeloid te voeren dat slechts gebaseerd is op tarwe,
suikerbieten en voedergranen en waarbij in feite slechts voor het eerste produkt een geringe winst
is ingecalculeerd. In dit verband is het goed om op te merken, dat het bouwplan m de akkerbouw ge-
miriHpiri vnnr 55 75 bestaat uit gegarandeerde produkten, waarbij 5d betrekking heeft op h^t
Mid wosS ^wplt, cn 75>o opg hot bouwplanPin het noorden (N Bouwstreok en Oldambt) Dc
laatste jaren geven een toename te zien van de uitzaai van gegarandeerde produkten, terwijl ook kan
worden geconstateerd dat akkerbouwers melkvee gaan houden en op deze wijze de zuivelsector nog
eens extra gaan belasten. Het is nodig dat naast verbreding van het garantievlak, de garantieprijzen tot
een zodanig niveau worden opgetrokken, dat wederom van een behoorlijke rentabiliteit kan woi den ge
sproken. Noodzakelijkerwijs zal de prijsstelling zich dan niet alleen casten baseren opdekos priijzen
(zoals die thans berekend worden), maar mede op het onderste regeltje van het gehele bednjf.
NADERE UITWERKING
OM een en ander tc verduidelijken en om een
weg aan te geven om deze gedachte te reali
seren, gaan we uit van het kostprijsrapport 1961/
'62 van het L. E. I. voor de akkerbouwprodukten
(rapport no. 379). Wc zien hierin (tabel 6) een
voorcalculatie van het gehele bedrijf. De slotcon
clusie van deze tabel is, dat voor 1961/'62 verwacht
mag worden, dat onder normale omstandigheden
en bij de aangenomen prijzen voor de eindproduk-
ten en de kostenfactoren, het arbeidsinkomen van
de boer er als volgt zal uitzien:
dan normaal. In zulke gevallen staan de getroffen
boeren voor financieringsmoeilijkheden, die meer
of minder groot kunnen zijn, afhankelijk van de
omvang van de schade en het weerstandsvermogen
(financieel) van betrokkenen.
Zonder nu te willen pleiten voor een zodanige
„ruimte" in do prijsstelling, dat een jonge boer een
volslagen misoogst kan overbruggen uit een potje
van eigen, reeds verdiend geld, mag voor dit as
pect toch aandacht worden gevraagd. Dit temeer,
omdat maar afgewacht moet worden of enkele
extra goede, jaren in de toekomst de verliezen van
nu) zullen .compenseren, ni.ö.w. of inderdaad
slechts" sprake is vairifinancöèringsmoeilijkheden
of van een blijvend verlies. In groot verband ge
zien zullen afwijkingen naar boven en naar be
neden elkaar over een groot aantal jaren wel on
geveer opheffen. Is dit echter regionaal of in het
individuele geval ook zo?
b. Het tweede punt was dat van de investerin
gen die aanmerkelijk uitgaan boven de normale
vervangingen, waarvoor afschrijvingsbedragen die
we voor juist willen aannemen, in de voorcalcula-
ties zijn opgenomen. Ook deze extra investeringen
geven financieringsmoeilijkheden; men heeft hier
over immers niet opzij kunnen leggen (reserveren)
en er zal dus geld geleend moeten worden. Over de
aard van de investeringen die we hier op het oog
hebben zullen we niet uitwijden. Ieder die geen
vreemde is in Jeruzalem weet dat onze akkerbouw
reeds snel aan het veranderen is, maar ook dat
nog grote veranderingen zullen moeten plaatsvin
den. Kreten als bedrijfsomschakeling, nieuwe be
drijfssystemen. specialisatie enz. zijn niet van de
lucht en vrijwel iedere boer staat vandaag of mor
gen voor belangrijke beslissingen. Daar komt bij,
dat niet alleen in het bedrijf belangrijke investe
ringen nodig zullen zijn om een gezonde basis te
vinden voor de continuering van het bedrijf, maar
ook darbuiten en wel met name in de afzetsector.
Wanneer we aannemen dat het investerings
object op zichzelf rendabel belooft te zijn, dan is
er in theorie geen bezwaar tegen om hiervoor geld
te lenen. Aan iedere nieuwe opzet zitten echter
zekere risico's, die door de naderende E. E. G. met
zijn vrije concurrentieverhoudingen waarvan nie
mand de afloop kan voorspellen, niet zijn afge
nomen; integendeel. Daarom menen we dat het ge
wenst is dat een deel van de investeringen uit eigen
middelen gefinancierd kan worden. M.a.w. ook
hiervoor zal een zekere „ruimte" gevonden moeten
worden in de bedrijfsuitkomsten. Is deze „ruimte"
er niet, dan zal er niet of slechts vertraagd ge-
investeerd worden, waardoor de eerste doelstelling
van het landbouwbeleid waarmee we zijn begon
nen, geweld wordt aangedaan en de positie van de
boerenstand verzwakt.
Noord. Bouwstreek
Oldambt
Zuidwest. Kleigebied
.Veenkoloniën
(30—50 ha)
(40—50 ha)
(25—50 ha)
(15—25 ha)
6.805,—
8.115,-
11.502,—
7.794,—
netto-overschot per ha l. k. i. bedfijvf.n in weidegebieden
en in akkerbouwgebieden
Deze bedragen gelden als gemiddelden voor de
kostprijsbedrijven in de genoemde gebieden. Zon
der op deze berekeningen als zodanig nader in ce
gaan, kan de vraag worden gesteld of deze bedrijfs
uitkomsten op een bevredigend niveau liggen. (Bij
de beoordeling van deze vraag zou nog het belast
baar inkomen en de daarmee samenhangende be
lastingverplichting mede in aanmerking moeten
worden genomen). Naar onze mening is dat be
paald niet het geval, hetgeen we hieronder zullen
toelichten.
le. Het arbeidsinkomen van de boer moet min
stens voldoende zijn voor het verrichten van de
normale gezinsuitgaven. Hoe hoog die zullen kun
nen zijn voor een normaal gezin is niet objectief
aan te geven, maar gelet op de zelfstandigheid van
de ondernemer en op zijn sociale positie, lijkt een
bedrag van ƒ15.000,a ƒ20.000,voor een boer
op deze akkerbouwbedrijven toch niet overdreven.
Dit voor zover het de gezinsuitgaven, resp. -bespa
ringen betreft.
2e. Kunnen we tevreden zijn indien de voor
calculatie een arbeidsinkomen van 15.000,a
ƒ20.000,te zien zou geven? Neen, ook dan nog
niet. Om dit to kunnen inzien is het nodig dat het
karakter van de voorcalculatie goed wordt begre
pen. De voorcalculatie houdt namelijk in, dat bij
een arbeidsinkomen van bijvoorbeeld 15.000,ft
ƒ20.000,alle kosten, ook de normale jaarlijkse
vervangingen van gebouwen, machines en werk
tuigen en ook de rente, precies betaald kunnen
worden en dat er dan nog juist genoeg over is voor
het gezin. Dit betekent dat de l)oer in zekere zin
niets „verdient", dat hjj niets opzij kan leggen
(reserveren) voor een tegenslag in het bedrijf die
extra hard aankomt of voor een investering die uit
gaat hoven de normale vervangingen. In beide ge
vallen is er in wezen sprake van een financierings
probleem, zij het van een verschillend karakter,
maar daarmede is deze zaak niet afgedaan.
a. Wat die tegenslag in het bedrijf betreft, hier
over moet worden opgemerkt, dat in de voorcal
culaties waarover we het hebben, zekere opbrengst
risico's zijn ingecalculeerd. De opbrengstniveau's
zijn per kostprijsgebied zodanig bepaald, zodanig
gemiddeld, dat schommelingen naar boven en naar
beneden elkaar in de loop der jaren zullen kunnen
opheffen. Met de prijsniveau's die in de voorcal
culaties worden aangenomen is iets soortgelijks
te constateren Dit neemt echter niet weg, dat re
gionaal en vooral in individuele gevallen een opeen
hoping van factoren een bijzonder slecht jaar kan
yeroorzaken of enkele extra slechte jaren achter
een. In dit verband moge er aan worden herinnerd
dat juist in de akkerbouw slechte opbrengsten
vaak samengaan met een slechte kwaliteit van de
produkten en dientengevolge met matige prijzen,
terwijl de kosten gelijk blijven of zelfs hoger zijn
netto-overschot per ila l. e. i -bedrijven zeeuwsch-vlaanderen
(Zie verder
volgende
pagina