Wetsontwerp Wijziging Pachtwet
H1
215
EENMALIG FUST VOOR
..EXTRA" FRUIT
WERKGROEP
LANDBOUWBEDRIJFSGEBOUWEN
Z. L. M.-MANIFESTATIE 1961
DELTA EINDE EERSTE FASE
MEDEWERKERS
De grondgedachte van het voorkeursrecht is, dat de pachter bij verkoop van
door hem geëxploiteerd land in de gelegenheid moet zijn tot aankoop over te gaan.
Het ontwerp verplicht de verpachter dan ook om, alvorens tot vervreemding van
het verpachte over te gaan, een aanbod te doen aan de pachter. Als de pachter de
vastgestelde waarde als prijs accepteert, doch de verpachter niet, dan mag het
land niet aan een derde worden verkocht. Het ontwerp stelt de verpachter dan
voor het alternatief; verkopen aan de pachter of helemaal niet.
ZATERDAG 8 MAART 1862
IVE heer F. J. J. Dekker is van mening dat het
in het belang van de afzet van het goede
fruit is, dat voor de kwaliteitsklasse „extra" van
appels en peren' het georuik van eenmalig fust
by export verplichtend wordt gesteld door het
Produkischap voor Groenten en Fruit.
De heer Dekker zei dit in zijn openingsrede
tijdens de veilingsvergadering in Kapeile waar hy
zeer uitvoerig in ging op het vraagstuk van het
eenmalig fust dat reeds enkele jaren in de fruit,
teelt onuerwerp van discussie is. Met verplicht stel
len van het gebruik van eenmalig fust zal nodig
zyn omdat liet op vrywillige basis niet te ver
wezenlijken zal zyn en de lieer Dekker achtte het
belangryk om met de kwaliteitsklasse „extra" te
beginnen omdat deze kwaliteitsklasse van appels
en peren per 1 juli a.s. geen invoerbelemmeringen
meer zal ontmoeten op de markten van de Euro
pese landen welke samen de EEG vormen. Het
is volgens de Kapelse veilingvoorzitter niet juist
deze beste kwaliteiten van het Nederlandse fruit
te bïyven aanbieden in het buitenland in dikwijls
vuile meermalige veilingkisten. Met eenmalig fust
voor deze kwaliteitsklasse zouden volgens hem de
exportbelangen ten zeerste worden gediend.
UET Landbouwschap heeftgeU werkgroep in-
gesteld, die onder voorzitterschap van de
heer ir. S. Herweyer een studie zal maken over
de wyze waarop de gewenste Ontwikkeling van de
bedrijfsgebouwen in de landbouw kan worden be
vorderd. Door de voorzitter van het Landbouw
schap, de heer A. W. Biewenga, werd donderdag
22 februari deze werkgroep geïnstalleerd. Hy ging
hierbij in op de bijzondere plaats en functie die de
bedrijfsgebouwen innemen bij de ontwikkeling
van land- en tuinbouw. Van het huidige gebouwen-
bestand is 80 ouder dan 25 jaar; 50 ouder dan
50 jaar; 25% ouder dan 100 jaar; 10 ouder dan
150 jaar. Aan de inrichting en grootte der gebou
wen worden thans geheel andere eisen gesteld dan
voorheen. Voor een deel wordt dit veroorzaakt door
de mechanisatie en automatisering der werkzaam
heden en de tegenwoordig geheel andere eisen aan
de gebouwen. De werkgroep zal moeten nagaan
ïyelke knelpunten er zijn voor een snelle en doel
matige aanpassing van de gebouwen. Het Land
bouwschap verwacht een advies over het te voeren
beleid roet voorstellen over de wyze waarop de
belemmeringen kunnen worden weggenomen en de
ontwikkeling kan worden gestimuleerd.
Ir. Herweyer wees er in zyn antwoord op dat
aan de werkgroep een zware taak is opgelegd,
omdat de veranderingen in de landbouw zich in
een bijna onvoorstelbaar snel tempo voltrekken'. Hy
sprak als zijn mening uit, dat de moeilykheden
van de aanpassing der gebouwen by de veehoude-
ry en het gemengde bedrijf groter zullen zijn dan
by de akkerbouw. Hoewel de taak zwaar is, hoopte
ir. Herweyer toch binnen- een jaar liet advies aan
het bestuur van het Landbouwschap te kunnen
aanbieden.
Op zaterdag 10 maart a.s. zal te 14 uur
In hotel „De Stadswijnketder" te Kortgene
voor de
aan de manifestatie van' C. Briels de <ele-
recording worden vertoond, welke op 24 juni
1961 door de Nederlandse Televisiestichting
werd gemaakt.
Allen (boven 16 jaar), die in dit openlucht
spel een rol hebben vervuld, worden voor de
byeenkomst uitgenodigd. (Toegang vrij).
Namens het Tentoonstellingsbestuur,
S. J VAN LANGERAAD, Voorzitter.
W. C. SINKE, Secretaris.
(Vervolg van le pagina.)
Tenslotte moet worden aangenomen dat bij overdracht van gronden op beduidende schaal ontduiking
van de wettelijke voorschriften plaatsvindt, in het licht van de te onzent in 't algemeen bestaande wets-
getrouwheid geeft dit wel zeer ernstig te denken. Het feit dat in brede kring het niet naleven van deze
wettelijke regeling niet wordt afgekeurd vormt een duidelijke aanwijzing dat deze regeling niet leeft in
het rechtsbewustzijn van de agrarische bevolking.
LANDBOUWKUNDIGE TOETSING.
ZEER weinig overdrachten (slechts stuiten bü de Grondkamer op landbouwkundige bezwaren.
Bij de agrarische bevolking groeit het besef dat mechanisatie en rationalisatie van de bedrijven een
gebiedende eis is. Een duidelijk streven tot vergroting van bedrijven en om tot een goede verkavelings
toestand te komen is bij de boeren waarneembaar.
Dat de bestaande regeling een sterk preventieve werking zou hebben, betwijfelen de ministers. Zij wij
zen er bovendien op, dat splitsing van bedrijven of percelen uit een oogpunt van doelmatig grondgebruik
vaak allerminst nadelig is. In het algemeen zal de splitsing van een bedrijf ten goede komen aan an
dere bedrijven. De ontwikkeling van de bedrijfsgroottestructuur laat bij een afneming van h'et totaal
aantal bedrijven een toeneming zien van het aantal bedrijven van 10—20 ha en een sterke afneming van
het aantal bedrijven beneden de 10 ha. Het aantal potentiële opvolgers voor de kleinere bedrijven is ge
ringer dan dit aantal bedrijven. De afvloeiing in de landbouw, van binnenuit gestimuleerd door de mecha
nisatie en rationalisatie van de bedrijfsvoering, van buitenuit bevorderd door een gunstige ontwikkeling
van de werkgelegenheid buiten de landbouw, zal in het algemeen een positieve invloed hebben op de
ontwikkeling van de bedrijfsgroottestructuur in de landbouw.
Splitsing van de eigendom van percelen behoeft in principe niet te leiden tot splitsing in het gebruik
van die percelen. De landbouwkundige toetsing ten aanzien van de overdracht van landbouwgronden kan
derhalve dan ook niet op één lijn worden gesteld met die ten aanzien van de pacht.
HET VOORKEURSRECHT VAN DE PACHTER.
JET vervallen van de Wet op de Vervreemding van Landbouwgronden maakt een nieuwe regeling
van het voorkeursrecht van de pachter noodzakelijk. De ministers achten het mogelijk om hieraan
gestalte te geven ook zonder handhaving van het huidige systeem van preventieve toetsing. Thans kan
geen enkel onroerend goed worden overgedragen, tenzij een overheidsorgaan hiertoe een document heeft
uitgereikt: voor landbouwgrond een beschikking van de Grondkamer, voor niet-landbouwgrond een ver'
klaring van burgemeester en wethouders. De omslachtigheid van dit mechanisme vormt voor overheid
en burger een niet geringe belasting. Het ontwerp brengt een voorkeursrecht, dat de pachter rechtstreeks
jegens de verpachter uitoefent. Essentieel in elke regeling van het voorkeursrecht is de prijs. In geval
van verschil over de pry's moet de waarde van het land door een derde worden bepaald. In een stelsel vati
vrije pryzen komt zulle een waardebepaling neer op een taxatie van de verkeersivaarde. De waarde van
het land zal met inachtneming van dezelfde factoren moeten worden vastgesteld als in geval van ont
eigening.
De schatting van de werkelijke waarde is in vele gevallen eenvoudiger dan bij onteigening, omdat de
grond, indien het voorkeursrecht kan worden uitgeoefend, voor agrarisch gebruik is bestemd. Niet-agra-
rische factoren kunnen geen of slechts een verwijderde invloed op de waarde doen gevoelen. Het ligt
vooral om praktische redenen voor de hand de vaststelling in handen te geven van de Grondkamers, die
zich voor zoveel nodig kunnen laten voorlichten door deskundigen. De in het ontwerp vervatte bemoeiing
van de Grondkamers met de prijs is van geheel andere orde dan die, welke ter uitvoering van de Wet op
de Vervreemding van Landbouwgronden plaats heeft. Daarbij gaat het primair om de classificatie van
de grond aan de hand van een gegeven indelingsschaal met het oog op de toepassing van bepaalde nor
men; in het stelsel van het ontwerp heeft beoordeling van de grond hoofdzakelijk betekenis voor het
vinden van de juiste vergelijkingsobjecten, hetgeen op zijn beurt dient tot het bepalen van het markt
prijsniveau.
SANCTIES.
DE doelmatigheid van de voorgestelde regeling is mede afhankelijk van de sancties welke op de naleving
van de aan de verpachter opgelegde gedragregels rusten. De ministers hebben gemeend de regeling
zeer wel te kunnen toerusten met zuiver privaatrechtelijke sancties. Het ontwerp verplicht de verpachter
die het voorkeursrecht bruskeert tot het betalen van schadevergoeding. Omdat de pachter echter de om
vang van zijn schade vaak moeilijk terstond na de overdracht aan een ander zal kunnen bewijzen, terwijl
juist van een onmiddellijk verschuldigd zijn van de schadevergoeding een preventieve werking kan uit
gaan, is vooreerst in een gefixeerde schadevergoeding voorzien. Dat wil zeggen: de pachter kan onmid
dellijk na de overdracht, zonder dat hij enige schade behoeft te bewijzen, het fixum vorderen; hy blijft dan
gerechtigd om later op volledige schadevergoeding aanspraak te maken.
ANDERE VOORZIENINGEN TEN BEHOEVE VAN DE PACHTER.
DEHALVE een nieuwe regeling van het voorkeursrecht van de pachter brengt het wetsontwerp nog an
dere voorzieningen, die ertoe strekken dat de pachter die een nieuwe eigenaar tegenover zich krijgt
die het goed zelf wil gaan gebruiken nog een ruim aantal jaren na de overdracht kan bïyven zitten. Zij
stellen hiertoe voor de beschermingstermijnen van artikel 43 Pachtwet te verlengen van 4 op 6 jaar. Indi
rect zullen deze wyzigingen mede tot gevolg hebben een zekere afremming van de vraag naar verpachte
objecten van de zyde van de potentiële eigen-gebruikers, hetgeen de kans van de pachter om eigenaar
te worden verhoogt.
OVERGANGS VOORSCHRIFTEN.
VOOR overeenkomsten die vóór 1 januari 1963 zijn aangegaan, en waarbij derhalve geen voorafgaand
aanbod aan de pachter behoeft te hebben plaatsgevonden, dient alsnog volgens het systeem van de
oude wet te worden getoetst of er een pachter is die op een voorkeursrecht aanspraak kan maken. Do
sancties van die wet kunnen na 1 januari 1963 evenwel niet meer werken, omdat de hypotheekbewaar
der nadien geen overlegging van documenten (beschikking van de Grondkamer, verklaring van Burge
meester en Wethouders) meer kan vragen; door hem kan immers geen onderscheid worden gemaakt
tussen overdrachten, steunend op een vóór of op een nè 1 januari 1963 aangegane overeenkomst. In de
voorgestelde tekst zijn daarom als sancties op het passeren van de pachter de vergoedingsaanspraken
van de nieuwe wet voorgeschreven.
Indien bij voorbaat vaststaat dat er geen pachter is die een voorkeursrecht kan of wil uitoefenen, kan
de goedkeuring door de Grondkamer zonder enig onderzoek worden verleend.
(Adv.).