Plattelandsjongeren L J G in het sociaal-economisch veranderingsproces L.J.G. JUWEEL We zijn nog nergens Waait er een nieuwe wind in de L. G. ZATERDAG 3 51 AART 1962 OP de Algemene Vergadering van onze L. J. G. sprak de heer A. v. d. Hoek in de middag- bijeenkomst een rede uit. Het is ons een genoegen hierbij het eerste deel van deze rede af te kunnen drukken. Meneer de voorzitter, dames en heren. Ja, dat was een hele mond vol: Plattelands jonge ren in het sociaal en ekonomisch veranderingsproces". Ik ben U dankbaar, meneer de voorzitter, dat U mij de gelegenheid gegeven hebt, om daar zo mogelijk en zo nodig zo nu en dan een beetje van af te wijken. Je kunt het probleem ock van een heleboel kanten benaderen. Ik zou vanzelfsprekend, en er zijn natuurlijk een heleboel mensen die daar op wachten, een hele serie mooie woorden in mijn mond kunnen nemen. Ik zou het al maar kunnen hebben over de sociale kant, hoe dat U moet zor gen dat U in het Nederlandse volk opgaat, hoe dat U integreert, hoe dat daar een duidelijk deel van bent en wordt, hoe dat U politiek mee gaat doen, hoe dat U zich ontwikkelt en al die mogelijke dingen meer. Dan zou het wel eens kunnen zijn dat U zei na afloop: „Ja, helemaal waar, en we zijn het er mee eens, en we moeten voorkomen dat de voorzitter het volgend jaar alweer kan zeggen, heel sterk in mineur, „en wat is er nou, bezoeken we de kaderdagen nou een beetje beter of laten we het nog maar een klein tikje aan onze koude kleren afzakken". Ik heb daarom de vrijheid genomen om al die mooie zoete wooorden maar een beetje daar le laten en een paar harde feiten voor U te étaleren. Ik heb de overtuiging dat we daar ook tegen moeten kunnen. En als het lieve deel van dit gehoor na afloop gaat zeggen: „Nou nou, er is voor ons dan toch zo erg veel niet bijgeweest", dames, laat U dan van mij de verzekering krijgen, dat U net zo goed als het mannelijk deel bij dit alles betrokken bent en dat voor U net zo goed als voor het mannelijk deel, de landbouw uw toekomst uitmaakt. Goed, we praten dus niet al te zeer over ons zelf, maar we halen er wat harde feiten bij en we realiseren ons duidelijk, dat de toekomst al be gonnen is. Dat is reuze makkelijk. We hebben het immers altijd maar over die toekomst. Dat is zo belangrijk en hoe moeten we het nou doen en al die dingen meer, en we draaien als een kat om de hete brei heen. En de toekomst is al begon nen. Die is gisteren al begonnen en die begint vandaag, die begint morgen. Wij zijn staande in het volle leven, allemaal. Of we nu 18 zijn of 48, dat doet er niks ter zake, wij draaien mee en wij doen mee. Al die zoete woorden, op die toekomst, die heb ben tenslotte maar het doel om ons op dat zachte pitje een tikje door te laten sudderen. Ik geloof niet dat ons belang daar mee gediend is. Ik ge loof ook dat wij als jongeren de problemen van de tijd moeten zien. Dat we ons met die pro blemen vertrouwd moeten trachten te maken en dat wij ook op onze vergaderingen moeten pro beren die problemen tot een oplossing te brengen. U bent de mensen, die strakjes het hoofdbestuur van de Z. L. M. bezet. U bent de vrouwen, die strakjes in de Bond van Plattelandsvrouwen mee doet en dat is geen gezelligheidsvereniging. De Bond van Plattelandsvrouwen is ook een be weging, en de standsorganisatie is ook een be weging. Dat is niet alleen maar praten over de garantieprijzen om dan het hoofd in de schoot te leggen. U hebt dat kort geleden op uw Alge mene Vergadering van de Z. L. M. uit de mond van uw voorzitter heel goed kunnen beluisteren. Een betrokken zijn bij een landbouworganisatie jen ook in een bond van plattelandsvrouwen wil werkelijk neggen deelnemen in een beweging. 1 Het aandeel hebben in die vereniging en het dra gen van verantwoordelijkheid. Let op hoe je het probleem aanpakt en blijf er niet almaar omheen draaien. En nu ga ik een paar heel sterke pro blemen, en daarom ben ik hier blij voor de vrije vertaling, aan U voorleggen. En nu moet U niet zeggen, nu gaat hij weer over centen praten, want dat komt er natuurlijk ook weer aan vast. Luistert U maar. Dames en heren, er zijn: een paar bijzondere dingen aan de hand, die van grote invloed zijn op de sociale en ekonomische kant van ons be staan. En wij hebben daar een deel in. Eén van die belangrijke punten iswat verdient 'nou eigen lijk een agrariër in Nederland? Dat is het le punt. Wat verdient die man? Een agrariër van Oost tot Zuid en van Noord tot West, wat verdient zo' man? Van een Zeeuwse boer tot een Duitse boer, van een arbeider tot een hereboer, welke plaats heeft hij in het Nederlandse volk? Helemaal gezien uit een oog punt van de positie van de koek. Dames en heren, ik heb er eens een belangrijke inleiding over gehoord en die naam moet U eens onthouden, voorzitter, want U zoekt weieens de namen heb ik gemerkt, onthoud dan de naam eens van prof. Kooik uit Mijnsherenland. En vraag dan eens of hij komt praten over al de pro blemen waarvoor U staat. En dan denk ik speciaal aan de ekonomische kant. Dan zal hij U vertel- len wat hij mij verteld heeft. Een agrariër in Nederland verdient 80%. Tachtig procent van wat de Nederlander verdient. Dat is het eerste uit gangspunt. Dat is ook het eerste harde feit. Dat u met zoveel verdient als een ander mens in Nederland. Tachtig: procent, ik heb het al meer gezegd op vergaderingen. Wij hebben dan bijna altijd redenen om halfstok te gaan. Ik heb de indruk dat U allen aan de 15Q zit, maar de voorzitter heeft gezegd: „We denken niet alleen zuiver regionaal, we denken aan het geheel van de Nederlandse boerenstand en aan de welstand van het Nederlandse volk". Dat weet ik van die 80 niet als ik het onder nemerschap zie in Nederland. Ik zie de groepen van arbeid in Nederland. Dan vind ik dat die 80 in Nederland zo te zien, zonder later uit het ver band gehaald te zijn, niet slecht. Als ik rekening houd met de bedrijfsstruktuur zoals men die in Nederland kent. Als ik rekening houd met het feit dat half Nederland moeite doet om bij te komen, dan vind ik die 80% verklaarbaar onder de thans geldende omstandigheden en aanneme lijk. (Wordt vervolgd.) Provinciaal evenement op ZATERDAG 10 MAART 1962 in de „Prins van Oranje" te Goes, 's middags vanaf 2 uur, onder de titel „THÉ-DANSANT" Enkele gezellige programmapunten en koud buffet. 's Avonds om half zeven opvoering van één van de winnende stukken in de L. J. G.- wedstrijd. Kaarten in voorverkoop bij het afdelings bestuur ƒ2,voor leden en ƒ3,— voor niet-leden, en aan de zaal voor respectieve lijk ƒ2,50 en ƒ3,50. DEZE konklusie zou, als we extreem negatief willen zijn, getrokken kunnen worden na de gehouden kaderkonferentie. Vóórdat we Iiierop echter verder ingaan een stukje algemene beschou wing. Vorig jaar werden voor het eerst weer kader- dagen gehouden en na afloop waren de deel nemers zonder meer enthousiast. Volkomen logisch dus dat het Hoofdbestuur era de Provinciale Raad gezegd hebben: ,,Dit jaar moeten er weer kader- dagen zijn en wel een dag langer." Acht en twintig mensen namen dit besluit en zij ^realiseerden zich natuurlijk tegelijk hun verantwoordelijkheid ten aanzien van het slagen van deze dagen. Een be slissing staat immers nooit op zichzelf, zij heeft konsekwenties, zij betekent dat men als vervolg öp het besluit, dit besluit ook zo goed mogelijk gaat uitvoeren, ieder voor zich Veel meer gewicht in de schaal, legt echter de funktie die wij met elkaar aan de kaderdagen toe gedacht hebben. Als een paal staat dan boven water, dat wij naast het elkaar leren kennen, ge zellig bij elkaar zijn enz., overleg en uitgebreider gesprek nodig achten tussen Afdelingsbesturen en Hoofdbestuur. Het gaat immers om de punten: „Waar zijn we mee bezig, wat willen we gaan doen en HOE willen we het doen? Dit is inderdaad heel simplistisch gezegd, maar ieder die bij het be sturen van onze L. J. G. betrokken is, weet hoe belangrijk het is dat wij ons regelmatig beraden over ons werk in de praktijk. Het organiseren zit ons nu niet direkt in de vin gers en dat is ons niet kwalijk te nemen, want daar zijn wij jongeren voor. Een punt is echter of we willen weten, dat we nog veel kunnen én moeten Ieren. Dat is een zaak apart zult u zeggen, maar het is wel van essentieel belang In onze L. J. G. Dat dit echter niet zo wordt gezien blijkt onder meer wel uit de deelname aan de kaderdagen. Vijf tien permanent aanwezige mensen (de sympathie ke bezoekers tellen wij in het geheel niet mee) is echt niet om over te juichen. Inderdaad de kader dagen hebben hun nut gehad. Het feit echter dat meer dan de helft van de afdelingen niet aanwezig was heeft het effekt ernstig beperkt. Eigenlijk is het daardoor een praatgroepje gebleven, omdat van werkelijke doorstroming van boven naar be neden en van beueden naar boven geen sprake is geweest. Ja, wij zetten een vraagteken achter het verantwoordelijkheidsbesef van de af delmgs - bestuursleden en met name achter de centrale figuren van de afdelingen In de persoon van voor zitter en presidente. Wat wij vinden van de vijf mensen die een dag voor de kaderdagen afbelden-, mag Uzelf raden. Natuurlijk dringt zich de vraag op naar de reële oorzaken, want de vele excuses willen we graag doorzien. Misschien ligt hier een tekort van begrip bij de ouders, misschien zijn het inderdaad bedrijfsomstandigheden. Ook dAn kan nog gevraagd worden hoe het met de gemeen schapszin (denk aan L. J. G.) in de afdelingen staat. Kan men met elkaar niet de prestatie opbrengen om de voorzitter of presidente te vervangen? Begrijpt U ons goed, wü willen graag optimist blijven, maar deze punten geven om zeer veel redenen wel te denken, evenals de vele inkonse- kwenties waar wij regelmatig tegen opbotsen. Wij weten overigens maar al te goed, dat het antwoord op bovengenoemde vragep af zal hangen van uw menselijke houding (daaraan is tot op zekere hoogte uw zakelijke houding ondergeschikt), of U aan de samenleving, en daarmee de L. J. G. en misschien nog veel meer, wilt meebouwen of niet. Een eerlijk antwoord op deze vraag zal U en ons ervan overtuigen van het: „Wij zijn nog ergens". ANZE leden die gewend zijn het landbouwblad van de voorste tot de laatste pagina te lezen, hebben daarin vorige week ongetwijfeld een op merking aan ons adres opgemerkt. In de laatste vergadering van het Dagelijks Be stuur van de Z. L. 51. is door de voorzitter Ir. 51. A. Geuze, volgens het kort verslag, gezegd: „De voorzitter complimenteert de L. J. G.-voorzitter met de gehouden Algemene Vergadering". Ondermeer deze uitlating geeft ons reden tot het maken van een aantal kanttekeningen-. In de eerste plaats natuurlijk dat wij de aanwezigheid van de heer Ir. M. A. Geuze op onze Algemene Vergadering zeer gewaardeerd hebben. Dat hieruit een compliment als bovengenoemd voortvloeit, weten wij uiteraard nog veel meer te waarderen. Wij.hebben de laatste jaren wel eens andere op merkingen te incasseren gekregen, opmerkingen die overigens volkomen terecht en met een goede bedoeling worden geuit. Voor de hand ligt dus de conclusie „het gaat de goede kant uit". Tegen deze konklusie willen wij echter met klem waarschuwen-, niet omdat deze konklusie niet juist zou zijn, deze mag inderdaad getrokken worden, vooral omdat hit afgeleid Is van een obiekticve opmerking die werbeljjk gemeend is. Wijzelf zijn immers aller minst objektief. Juist omdat deze opmerking van Z. Lu 51.-zijde komt, zou hy dus inderdaad kunnen wijzen in de richting van: ,,Er waait bi de L. J. G. eera nieuwe wind". Dat is misschien wel zo, maar het betreft nog maar slechts een kleine groep. By deze groep zouden de ongeveer 250 aanwezige leden op de Algemene Vergadering zich op eert bescheiden wyze mogen rekenen. By deze groep behoren mogelijk de mensen die. aan de wedstrij den deelnemen, want die hebber.- echt iets gedaan. Een nieuwe wind zal immers alleen maar veroor zaakt kunnen worden door mensen die niet praten maar wat doen In wezen geldt de opmerking door de voorzitter van de Z. L. 51. gemaakt en alle associaties die men daarop kan borduren echter vooral voor het Hoofdbestuur want dit heeft middels een gezamen lijke krachtsinspanning er voor gezorgd dat de Algemene Vergadering op rolletjes liep. Laat bovengenoemd compliment ons dus niet tot zelfverheerlijking verleiden, want van complimen ten kunnen we in de praktyk geen minuut levert. Laten we alsjeblieft nuchter blijven en konstateren „dat we nog nergens zijn

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 21