Enkele opmerkingen rondom
de ziektebestrijding op jonge in produktie
komende bedrijven
Veilingomzetten in 1961 sterk gestegen
229
TUINBOUW
ZATERDAG 3 MAART 19 6 2
Stemmen uit de fruitwereld
IN een vorig artikel werd de ziektebestrijding op zeer
jonge bomen behandeld, die nog geen vrachten van
betekenis geven. Hierbij kwam het er op aan, de boom
tijdens het groei-seizoen in een zo gezond en zo gunstig
mogelijke conditie te houden.
Deze keer enkele kanttekeningen over de ziektebestrijding
op jonge in produktiekomende bomen. Het komt er dan op
aan, de voorwaarden niet alleen voor de boom, maar ook
voor de vrucht zo gunstig mogelijk te doen zUn.
DAT hierbij de nadruk gelegd wordt op jonge bomen en in wezen dus, wat de ziektebestrijding be
treft. onderscheid gemaakt wordt tussen deze, en oudere volgroeide bomen, heeft verschillende
redenen. Hiervan kunnen o.m. genoemd worden:
1. De ongunstige recaties, die een chemisch bestrijdingsmiddel praktisch altijd veroorzaakt, zijn op
jonge bomen veel sterker dan op oudere.
2. Bij een jonge boom, die dus nog klein is, nog niet zo „vol" zit, worden ook de takken, bladeren en
vruchten binnen in de boom voldoende geraakt. Dit kan bjj oudere, grote bomen wel eens moeilijk
heden geven.
3. De aantasting van de mogelijke belagers is op een jong bedrijf meestal niet zo hevig.
Jonge bomen hghbqp mindej weerstand tegen en zijn gevoeliger voor diverse bespuitingen dan
de oudere bomen^Óöral in de gevoelige periode, van kort vóór tot enkele weken nó de bloei, kunnen
bespuitingen bij jonge bomen een behoorlijke oogstdepressie tot gevolg hebben. En in die tjjd wordt
de basis gelegd voor de oogst, welke wij straks hopen te plukken. Dit vergt zeer veel van de boom.
Weinig is maar nodig om de vruchtzetting te bemoeilijken, en om de 'rui, welke bij jonge bomen vaak
toch al sterk optreedt, nog heviger te maken. Met alle nadelige gevolgen vandien Juist in deze tijd,
kan een beslissing, om een bepaalde bestrijding uit te voeren zeer moeilijk zijn. De voor- en nadelen,
van het wel of niet uitvoeren van die bespuiting. dient men dan tegenover elkaar af te wegen.
Waarop komt dit nu in de praktijk neer?
Wanneer men de volledige lijst van goedgekeur
de, en op de markt gebrachte bestrijdingsmiddelen
onder ogen krijgt, dan duizelt het wel eens even.
Men komt dan wel gauw tot de ontdekking dat
het voor de doorsnee fruitteler onmogelijk is al
deze middelen tot en met te kennén, laat staan te
gebruiken. Dit is ook niet nodig, en voor wat het
gebruik betreft, kan dit zelfs ongewenst zijn.
Wij geloven, dat het nuttig is, uit de veelheid van
middelen een beperkte keuze te doen. Aan de hand
van deze keuze van te voren een zo eenvoudig mo
gelijk schema op te stellen, en wanneer dit voldoet
zich ook houden aan dit schema. Dit brengt met
zich mee, dat wij kunnen werken met een relatief
klein aantal middelen. Dan is het ook niet zo moei
lijk, alles van de door ons te gebruiken middelen
te weten n.m.
de werkzame stof en tegen welke parasieten,
dit werkzaam is.
de omstandigheden (luchtvochtigheid, tempe
ratuur e.d.) waaronder met het middel een zo
gunstig mogelijk resultaat kan worden ver-»
wacht.
de tijd, gedurende welke het middel werkzaam
is voor het doel waartegen wij het aanwenden.
de veiligheidstermijn: een punt waarmee men
vooral tegen de oogsttijd terdege rekening
dient te houden.
in de laatste plaats, maar niet de minst be
langrijke, de neven-verschijnselen, welke het
middel kan veroorzaken.
Om bij onze ziektebestrijding niet voor onaan
gename verrassingen te komen staan, is het een
eerste vereiste, van het middel, dat wij gebruiken,
al deze eigenschappen goed te kennen. In dc prak
tijk ontbreekt hieraan nog wel eens het een en
ander, vaak tot schade van de betrokken teler.
Ziektebestrijding Is een noodzakelijk kwaad
We kunnen er niet meer buiten, maar het is wel
zaak er voor te waken, dat het middel niet erger
wordt dan de kwaal
PERST dc schurftbcstrijding. Het blijkt dat hier-
bij weinig of geen moeilijkheden behoeven op
te treden. De keuze in deze groep bestrijdingsmid
delen is groot. Ook in de gevaarlijke periode kan
met een „zacht" middel regelmatig, zonder risico
te lopen, gewerkt worden. Wel is het dan zaak,
steeds hetzelfde middel te. gebruiken. Wil men
later in het seizoen toch veranderen (waarbij altijd
het gevaar gelopen wordt dat er iets mis gaat
dan dit zo mogelijk doen rnet een nog zachter
middel. Veel beter lijkt ons echter om een eenmaal
i gebruikt middel trouw te blijven.
DIJ dc meeldauw bestriding ligt de zaak niet zo
eenvoudig. Gebleken is, dat deze bestrijding,
toegepast in de gevoelige periode, op jonge bomen
een zeker oogstderving kan veroorzaken. Hier
dient men dus van twee kwade zaken, de minst
kwade te kiezen.
Hebben we te maken met een perceel waarop
weinig meeldauw voorkomt, dan is het niet zo'n
groot probleem. Wij zouden dan rustig wachten
tot enkele weken na de bloei, alvorens onze chemi
sche meeldauwbestrijding te beginnen. Die paar
infecties, die we dan wellicht hebben gehad, zal
ons minder schade berokkenen dan een te sterke
rui. Bij secuur meeldauw knippen in het voorjaar
en- eenmaal begonnen met de chemische bestrij
ding, dit zolang als nodig is volhouden, zullen er
niet meer eindknoppen aangetast zijn, dan wan
neer vroeger wordt begonnen met de bespuitingen.
•Rebben wij daarentegen te maken met een per-
eel, dat sterk is aangetast, dan kan het nodig zijn
'et risico van een te sterke rui te aanvaarden. Dit
aatste zal op jonge bedrijven weinig voor komen.
Nog een enkel woord over de dierlijke parasie-
n. Als het hierbij alleen maar een kwestie was
an deze op te ruimen, dan gaf ook dit weinig of
een moeilijkheden. Maar ook hier is de kans op
hade, vooral in de gevoelige periode, zeer groot,
aarom het zwaartepunt van deze bestrijding leg
en vóór de bloei. Tijdens de gevaarlijke periode,
snoods een middel kiezen dat iets minder resul-
at geeft, maar weinig agressief is. Dit betekent,
at wij de parasieten niet volledig vernietigen,
aar hun activiteiten toch in ieder geval onder-
rukken. Verder in het seizoen wordt niet meer
dit grote risico gelopen dat wel aanwezig is in de
gevoelige periode en dan kunnen ze wel steviger
aangepakt worden.
Is dit alles nu verantwoord? Volgens onze prak
tijkervaring durven wij te zeggen ja, volkomen.
Wij zagen immers, dat onze jonge bomen naast
het nadeel van de grote gevoeligheid, ook nog
enkele voordelen met betrekking tot de ziekte
bestrijding hadden, t.w. meestal een lichtere aan
tasting en voor onze bespuitingen gemakkelijker
bereikbaar. Daarom menen wij te kunnen stellen,
dat. door te handelen als hiervoor omschreven, de
esultaten toch goed kunnen zijn. Wij durven nog
erder te gaan, door dc gebruikelijke concentraties
e verlagen. Onze ervaring is, dat de resultaten
an bespuitingen waarbij van de aangegeven
oncentratic werd gebruikt, altijd nog hebben vol-
aan. Afgezien van de voordelen op financieel ge-
ied, vinden wij het nog belangrijker, dat daardoor
ok de risicofactor wordt verlaagd.
Tot slot willen wij nog graag énkele algemene
opmerkingen maken, over de middelen, waarover
wij kunnen beschikken bij onze Ziektebestrijding.
HET Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen heeft dezer dagen de omzet bekendgemaakt
welke werden behaald door de bij haar aangesloten veilingen. Hieruit blijkt dat 1961 een zeer
gunstig jaar is geweest voor de Nederlandse tuinbouw, want de gezamenlijke veilingomzet steeg ten
opzichte van 1960 met bijna 78 miljoen gulden en beliep in 1961 een totaal bedrag van ƒ765.342.000,
Uit een nadere analyse blijkt dat van deze omzetstijging 44 miljoen gulden voor rekening komt
van de groenteprodukten terwijl de fruitomzet steeg met 38Va miljoen gulden. De omzet van vroege
aardappelen en poot aardappelen daalde met Wz miljoen gulden.
In 1961 werden er in feite alleen bij de koolsoorten onbevredigende en verliesgevende resultaten
geboekt, terwijl verder vrijwel alle sectoren van de tuinbouw, een enkele uitzondering daargelaten,
hebben geprofiteerd van de omzetstijging.
Dit dooreen genomen gunstige resultaat is enerzijds te danken aan kleinere buitenlandse oogsten,
met name in de belangrijkste afzetgebieden, anderzijds aan de uibreiding van de Nederlandse produk
tie en grotere en gunstige binnen- en buitenlandse vraag.
Het viel op dat de vraag in het afgelopen jaar zich meer en meer heeft gericht op de fijnere
groenten, zowel bij de onder glas geteelde produkten als bij de groep vollegronds groenten, aldus
het Centraal Bureau van Tuinbouwveilingen in haar officieel orgaan „Groenten en Fruit".
GUNSTIGE ONTWIKKELING IN ZEELAND
ris ook een overzicht gegeven van de omzetten
valt op dat er in Zeeland speciaal wel sprake is
want de gezamenlijke Zeeuwse veilingen boekten een
van 1960.
Het omzetoverzicht van de Zeeuwse veilingen ziet
per veiling, verdeeld naar de provincies. Daarbij
geweest van een zeer gezonde ontwikkeling,
omzetstijging van ƒ9.794.675,— ten opzichte
ZEELAND
1960
Goes
8.009.429
Kapelle-Biezelinge
8.060.317
Krabbendijke
2.836.288
Middelburg
2.313.167
St. Annaland
1.741.555
St. Maartensdijk
1.123.820
Stavenisse
629.729
Terneuzen
1.479.857
Tholen
957.420
Totaal Zeeland
27.151.582
er als volgt uil:
1961
10.199.156
11.450.747
4.082.921
2.796.331
2.584.333
1.618.723
1.181.058
1.804.616
1.228.645
meer
2.189.727
3.390.157
1.246.633
483.164
842.778
494.903
551.329
324.759
271.225
36^46.257
9.794.675
Wanneer we deze cijfers nader bekijken, dan valt in de eerste plaats op de zeer sterke stijging
van de omzetten van de veilingen in Kapelle-Biezelinge en Krabbendijke. Ten opzichte van 1960
zien we hier een hogere omzet van resp. 42 en 44 De omzetstijging van de veiling in Goes is hier
bij vergeleken wat achter gebleven maar ligt met ruim 27 toch ook nog zeer belangrijk boven de
gemiddelde landelijke omzetstijging van ruim 11
De gestegen omzetten van de Thoolse veilingen weerspiegelen de gunstige gang van zaken bij de
uienafzet.
Bij de veiling Middelburg speelt de groente een grote rol en hierbij was de stijging minder groot dan
in de fruitsector, terwijl de omzetstijging bij de veiling Terneuzen naar alle waarschijnlijkheid is ge
remd door het feit dat nog niet alle fruitkwekers in dit gebied beseffen welk een machtig afzetappa-
raat zij in hun veiling bezitten en hun fruit reeds vroeg verpachten.
Bekijken we tenslotte het jaaroverzicht over 1961 per provincie, dan zien we dat er in 1961 in
Zeeland voor 27 miljoen gulden aan fruitprodukten werd geveild tegen 19,8 miljoen gulden in 1960
en 23,5 miljoen gulden in 1959.
Voor groente zijn de omzetcijfers: 1959 3,3 miljoen gulden; 1960 4,1 miljoen gulden en 1961 5,6
miljoen gulden.
Aardappelen: 1959 2,6 miljoen gulden; 1960 2,9 miljoen gulden en 1961 3,8 miljoen gulden.
Deze cijfers tonen aan dat er toch ook schot zit in de ontwikkeling in de Zeeuwse groentesektor.
Toch heeft de groenteteelt in Zeeland, gezien in het licht van de landelijke cijfers, nog weinig te
betekenen. De Zeeuwse groenteopbrengsl is 1,2 van de landelijke opbrengst aan groenten.
Het zal onze lezers ondertussen wel bekend zijn dat wij het nog altijd jammer vinden dat er niet
meer groenten in onze provincie worden geteeld, maar aan de andere kant hebben wij oog voor de
ontwikkeling welke in deze richting aan de gang is en wij hebben daar zonder meer vertrouwen in.
Ondertussen stemmen de Zeeuwse omzetcijfers 1961 tot voldoening. Voor een deel worden ze veroor
zaakt door belangrijk hogere prijzen welke er werden betaald maar toch speelt ook de toegenomen
produktie een rol eni het ziet er naar uit dat deze produktie in de toekomst nog verder zal stijgen,
vooral in de fruitsector. Het is to hopen «lat de vraag naar verhouding zal toenemen. Voor alles zal het
echter nodig zijn daartoe met kwaliteitsprodukten aan de markt te komen- want 1961 heeft toch weer
onomstotelijk bewezen dat de vraag hiernaar het sterkst stijgt,