Arbeidsbesparing met monogerm- bietenzaad op praktijkpercelen De mechanisatie bij de suikerbietenteelt Van Ir J. Minderhoud, direkteur van de „Wilhelminapoldër", ontvin gen wij, naar aanleiding van de in ons vorig nummer geplaatste korte samen vatting (die uiteraard zeer summier gehouden moest worden) van het rap port „Sterk gemechaniseerde teelt- v ,'zen bij suikerbieten" bijgaand commentaar. Ir Minderhoud waarschuwt er onder meer voor, dat de praktische boer zich eerst langzamerhand met de in deze proeven besproken teeltwijzen ver trouwd dient te maken en dus niet overhaast zonder voldoende ervaring hiertoe moet overgaan. De proeven verkeren nog min of meer in een onderzoekstadium en geven aan in welke richting er gezocht wordt om tot arbeidsbesparende methoden te komen. Tevens geven de proeven aan welke mogelijkheden er wellicht zijn. Voorzichtigheid voor het direkt toe passen in de praktijk blijft echter ge boden! RED. ZATERDAG 2 4 FEBRUARI 1962 rm GAARNE zou ik enkele aantekeningen maken bij het verslag over de proeven van bietendunnen enz Alhoewel ik de grootste waardering heb voor de proefnemingen op zichzelf, geloof ik dat met het toepassen van de resultaten der proeven naar de gewone praktijk, de nodige voorzichtigheid moet worden betracht. Uitgegaan dient te worden van het feit, dat voor het grootste deel de praktische boer nog met gewoon zaad werkt, het dunnen vaak nog in twee arbeidsgangen verricht en met geen der machines, die in bovengenoemde proeven zijn gebruikt, nog enige ervaring heeft. Als men nu zonder meer afgaat op de resultaten van bedoelde proeven ben ik van mening dat grotp teleurstellingen het gevolg kunnen zijn. Immers arbeidsbesparing bij de voorjaarswerkzaam- héden in de bieten is op vele manieren te bereiken, o.a. door le het gebruik van zgn. monogermzaad; 2e het gebruik van weinig zaad; 3e het gebruik van een bietendunmachine 4e het wieden te mechaniseren; 5e met de lange hak ineens opéén te zetten; 6e misschien het gebruik van een precisiezaaimachine. Bij de in dit verslag genoemde proeven zijn al deze mogelijkheden gecombineerd toegepast en is het nuttig om elk van deze punten apart te bezien in het licht van de ervaringen op ons bedrijf en bij adderen sinds 1949. HET GEBRUIK VAN MONOGERMZAAD. HET gebruik van monogermzaad, dat wil zeg gen zaad dat zoveel mogelijk éénkiemig is en enkele planten geeft, is uiteraard zeer gewenst. Over de te gebruiken zaaizaadhoeveelheden lopen Ge meningen echter nogal uiteen. Deze wordt voornamelijk bepaald door het feit of bij verdere Bewerkingen een bietendunner wordt georuikt of mek Op ons bedrijf, waar bieten niet te gemak kelijk bovenkomen, wordt momenteel gemiddeld 7,5 kg zaad gezaaid. Hiermede wordt bereikt dat in de meeste jaren voldoende stand aanwezig is om met de dunner te kunnen werken. HET GEBRUIK VAN WEINIG ZAAD. ALS men minder zaad zaait zal men, door het feit van de grotere afstand van de planten, een besparing bij het dunnen kunnen verwezen lijken. Hoe ver men daar mee kan gaan is in be langrijke mate afhankelijk van het vochthoudend Vermogen van de grond. DE BJETENDUNMACHINE. rT probleem van de dunnér wordt door ons op een andere wijze benaderd dan op de proefvelden gebruikelijk is. Op ue proefvelden wordt gewerkt met b.b.d.'s, dus bieten bevattende duimen, waarna door theoretische berekeningen de vereiste, dunintensiteit wordt uitgerekend en Öe machine wordt afgesteld. Deze methode is voor do praktijk en dus zeker voor een loonwerker te OiaeJachtig. De praktijk begint dan ook veelal Qmzjchtig te dunnen en beoordeelt bij het begin yan dit werk of er genoeg mogelijkheden over blijven om een voldoende en regelmatige stand te verkrijgen na het dunnen en gaat aan aan het werk. Het eigenaardige feit heeft zich nu voorge daan, dat bijna niemand bij het dunnen gebruik Ihaakt van mesjes, maar dat bijna iedereen zich beperkt tot het gebruik van de verende tanden. Dit wordt geloof ik veroorzaakt door het feit van de goede onkruidbestrijding in de rij, maar ook liiqae door hec feit dat goed en snel op éénzetten niet alleen afhankelijk is van b.b.d.'s, maar wat wij noemen het aanbal bruikbare éénlingen, laaien op de plaatsen of in de buurt daarvan, waar na het opeenzetten een plant moet komen, een eeruing aanwezig is, is het beoogde doel be- fbikt. Het aantal eenlingen of de plantenverdeling tpssen die plaatsen, is bij de huidige mogelijk heden niet belangrijk. In de conclusies over de proef wordt gesteld dat het goed uitvoerbaar is om tot 14 b.b.cL's te dunnen. Dit moge waar zijn op een proefveld, maar voor de normale praktijk, dlo nog niet over ervaring beschikt, is dit naar xynjn govoeien niet mogenjk en zouden er grote öngeiukken van kunnen komen. MECHANISEREN VAN HET WIEDEN. J/EN belangrijke stap vooruit is het geloof ik om de trekker, die de dunner trekt of de dunmachine zelf, te voorzien van een wiedgarni- ftuir. Dit geeft voor het latere handwieden een aanuierkeiijKe besparing. SELEKTIEF ONKRUIDBESTRIJDINGS- MUU-AKEL. Over het spuiten van bieten is een heleboel te vertellen, maar ik meen dat oen ieder die dit jaar zijn OxO-en op prakajkscnaal gaat spuiten een gC^pzeloze optimist is en ik meen dat van het aasnoeveien van een bespuiting zoals onder punt 6, „enkele faktoren van belang die bij machinaal dunnen", waaronder vermeld staat „indien kamille tfóorkomt verdient het aanbeveling Prebetox toe gediend in de vorm van rijenbespuiting aan te wenden, hetzelfde kan worden gezegd. De ervarin gen tot nu toe opgedaan zijn nog dermate onze ker dat het gebruik nog als zeer riskant moet worden beschouwd. DE PRECISIEZAAIMACHINE. Bij het gebruik van de precisiezaaimachine heb ik het woord „misschien" gebruikt. Dit heeft zijn redenen. Er zijn namelijk nog van geen enkel proefveld resultaten bekend waaruit zou blijken dat uitgaande van een zelfde hoeveelheid zaad er met de precisiezaaimachine in vergelijking met een gewone nokkenradzaaimachine arbeidsbespa- zpu kunnen worden verkregen. In enkele gevallen werd een besparing verkre gen indien met minder zaad werd gewerkt. Zelfs dan bleek de totaaltijd van opeenzetten- en wieden niet lager dan bij de gewone naaimachine. Zolang dus het spuiten van bieten in de praktijk nog niet uitvoerbaar is, heeft indien de werkwijze zoals boven omschreven wordt toegepast, het ge bruik van een precisiezaaimachine geen enkele zin. Integendeel, men voegt nog een onbekend werk tuig toe aan een methode waarmee men voor het eerst werkt. Ervaringen op de proefvelden ge legen op ons bedrijf hebben ons wel geleerd, dat ook met de precisiezaaimachine de opbrengst risico's groot kunnen zijn, zeker als zo ondiep wordt gezaaid als in genoemd artikel wordt aan bevolen. (Wij hoorden van opbrengstdervingen variërend van 9.00013.000 kg! Red.) Dat de proeven ons de weg wijzen welke rich ting wij gaan moeten, indien er geen andere mo gelijkheden meer zijn, juich ik van harte toe en ik heb daarvoor ook de grootste waardering. Maar in het huidige stadium heb ik het idee dat van een diner met 5 gangen alle gerechten tege lijk worden geserveerd, wat een overbelasting van de maag tot gevolg zou kunnen hebben. Met kleine beetjes genuttigd geloof ik dat de maaltijd heel wat beter zal bekomen! IN aansluiting op het voorgaande lijkt het goed op de resultaten te wijzen die gepubliceerd zijn door de R. L. V. D. te Zevenbergen, betreffende een onderzoek over de vraag „Wat is er met monogermzaad te bereiken?" Bij dit onderzoek op een aantal bedrijven met 310 ha bieten, waarvan de meeste boeren 2040 procent met monogermzaad hadden ingezaaid, werd op gewone praktijk percelen het resultaat nagegaan. UET uitzaaien gebeurde meestal met de nok- kenradzaaimachine. Sommigen gebruikten het lepelrad- of schuifradsysteem. Voor regelma tigheid werd een cijfer toegekend. Het nokken- radsysteem kreeg daarbij het regelmatigheids- cijfer 8,2, het schuifradsysteem 6,7 en het lepel- radsysteem 5,4. Bovendien bleek, dat een te hoge rijsnelheid een ongunstige invloed heeft op de regelmaat van het gewas. Was de rijsnelheid minder dan 5 km per uur, dan was het regelmatigheidscijfer gemiddeld 8,8. Daar waar sneller was gereden dan 5 km was dit cijfer gemiddeld maar 7,7. Zaaizaadhoeveelheid en verhouding. l|OE meer regelmatig verdeelde éénlingen, hoe minder handenarbeid de verzorging vraagt. Het streven moet daarom gericht; zijn op zoveel mogelijk alleenstaande planten. Uit het onderzoek is naar voren gekomen, dat het gebruik van wei nig zaaizaad meer éénlingen geeft. Bij de tellingen kwamen per 2Vi m voor: kg aantal aantal ver zaad/ha bosjes éénlingen houding Groep A 5.6 8.5 16 3:6 Groep B 8.1 10 15 4:6 Groep C 13.0 12.3 13 6:6 Weinig zaaizaad gebruiken is beslist niet zon der risico. Het monogerm zaad, dat voor een groot gedeelte éénkiemig is, vraagt daarom een zeer goed zaaibed. Bij gewoon zaad bevat een ge deelte van de vruchtkluwens zelfs 2 3 zaadjes en dan is het veel gemakkelijker, zelfs onder on gunstige omstandigheden, voldoende plantjes te krijgen. Het is in de eerste plaats nodig te zorgen voor een prima zaaibed, zodat met betrekkelijk weinig- zaaizaad kan worden volstaan. Niet diep los, maar wel gelijkmatig diep, dat is de richtsnoer waarnaar gewerkt moet worden. Aantal arbeidsuren voor doorhakken en dunnen. Het verschil in arbeidsuren tussen het mono germzaad en het gewone zaad, wordt in onder staande tabel gegeven. Stand bij opkomst Monogermzaad Gewoon zaad doorhakken 31 uur 32 uur bosjes 10 16 Tijden per ha dunnen 27 uur 38 uur éénlingen 15 11 totaal 58 uur 70 uur Het monogermzaad leverde een arbeidsbespa ring van 12 man-uren per ha of 17 pet. op. Nor maal wordt bij gebruik van gewoon zaad in het zuidwesten voor doorhakken en dunnen 65 m.u. per ha gerekend. Door het veel voorkomen van zaadonkruid in 1961 is het niet te verwonderen, dat voor gewoon zaad per ha 5 uren meer nodig waren dan normaal. Zelfs in dit jaar bleef het aantal uren dat gemiddeld voor de percelen met monogermzaad nodig was hier behoorlijk onder. De beste percelen hadden voor doorhakken en dunnen gemiddeld 50 uren per ha nodig. Welke richting gaat het uit?, Zullen we in de toekomst de bieten met de lange hak in één bewerking opeen kunnen slaan en moeten we gebruik gaan maken van precisie- zaad en de precisiezaaimachine? Deze vragen zijn moeilijk concreet te beantwoorden, vooral omdat er nog maar weinig praktijkervaring is. De pre cisiezaaimachine is bovendien nog in ontwikke ling. In het algemeen is het nog niet verantwoord om deze machine als individuele boer aan te kopen. Zaaien in loonwerk zal ook duur zijn, omdat pee dag maar weinig hectares kunnen worden gezaaid. Bovendien zal in het voorjaar ieder, graag direct geholpen willen zijn. Aankoop door 2 of 3 land bouwers gezamenlijk zou hier de oplossing kunnen geven. De boer hoeft echter nog niet direct op deze methode over te gaan, omdat hij nog lang niet alle mogelijkheden kent en toepast, die met het monogermzaad te bereiken zijn. Voor de eerste jaren is het misschien beter eerst eens te probe ren v/at met dit zaadtype, uitgezaaid met een goede zaaimachine in een prima zaaibed, is te bereiken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 7