Onkruidbestrijding in wintergewassen
163
WINTERTARWE
LUZERNE
GRASZAAD
KARWIJ
NOGMAALS RASSENKEUZE
SUIKERBIETEN
KOPER „BAYER"
NIEUWE FORMULERING
Uitvoer van land- en tuinbouwprodukten 1961
ZATERDAG 17 FEBRUARI 1962
IN dit gewas komen in aanmerking1 kalkstik-
stof; 2. DNOC en 3. MCPP.
Voor een goed resultaat vraagt fcalkstik-stof in
de eerste plaats een goed beworteld gezond gewas.
Verder toepassing op een moment, dat dit dauw-
nat of beijzeld is. "Vooral wanneer dan een dag
met zonnig weer volgt, is men van een prima
muurdoding verzekerd. Kamille kan als kiem-
plant doorsnede rozetje tot 3 cm ook vrij
goed bestreden worden.
Een goede verdeling is bij kaïkstikstof zeer be
langrijk. Er mogen beslist geen kluiten in voorko
men. Een nadeel van kaïkstikstof is de hoge prijs.
Bij gebruik van 250 kg kaïkstikstof per ha behaalt
men momenteel - 2Vis x 32,80,Schat
men de stikstofwerking hiervan ongeveer gelijk
aan die van 150 kg kalkammonsalpeter, dan mag
de waarde daarvan 30,—) afgetrokken wor
den. De onkruidbestrijding komt dan op rond
50per ha. Zo bezien is het dan ook weer niet
zo heel veel duurder dan DNOC.
Een ander nadeel is het stuiven. Het strooien
met de hand is een zeer onaangename bezigheid,
maar heeft het voordeel, dat men vroeg op het
land kan. Een uitwijkmogelijkheid is het gebruik
van de kunstmeststrooier. Deze heeft echter weer
het bezwaar dat veel sporen gemaakt moeten
worden op het land. Een reden waarom men dan
op juist berijdbaar land, toch weer maar de voor
keur geeft aan een DNOC bespuiting, waarbij
minder, mogelijk wat diepere sporen gemaakt
worden.
Het meest juiste tijdstip is: zo vroeg mogelijk,
maar toch liefst zodanig, dat géén langdurige
vorstperiode meer verwacht hoeft tc worden, dus
februarimaart. Er zijn gevallen bekend, dat uit
strooien over de vorst, zo eind februari, tot prima
resultaten leidde. Dit zonder meer als algemeen
geldend advies te geven, gaat echter niet op.
0OK bij DNOC geldt, dat een gezond goed be
worteld gewas met zo ongeveer 46 blaad
jes per plant een behandeling het beste verdraagt.
Zeker na een winter met afwisselend vorst en
dooi moeten de planten de gelegenheid hebben
weer iets af te harden. In feite komt het er op
heer, dat men vanaf eind februari, zodra men met
de spmtmachine op het land kan, de kans moet
waarnemen. Op dat tijdstip is de muur meestal
ook al zo groot, dat elke dag uitstel betekent;
minder goede muurdoding.
Bijna altijd en overal wordt de loonspuiter, om
DNOC te spuiten, te laat bij een perceel winter
tarwe geroepen. Hoe vroeger hoe beter! Zodra
men op het land kan: spuiten! Met minder mid
del dus goedkoper; met minder water dus min
der sporen en een beter resultaat. Zowel boer
als loonspuiter zijn hiermee gebaat. Liever be
gin maart dan half maart.
In dit verband zouden wij er ooi: voor willen
pleiten, om met het eggen te wachten tot na de
DNOC-behandeling. Juist als het droog genoeg is
om te spuiten, zal het land vaak ook geschikt zijn
om te eggen. Uit het oogpunt van het voorkomen
van korstvorming, is eerst eggen verleidelijk. Op
het oog is met het eggen ook het onkruid bestre
den.
En ongetwijfeld zijn ook een massa kiemplan-
ten opgeruimd, maar van de muur is vaak meer
ondergereden dan uitgereden.
De volgorde: spuiten van DNOC en een dag of
7 10 daarna eggen (en eventueel klaver inzaaien)
is beslist aan te bevelend
WAT de hoeveelheid DNOC betreft, moet men
rekening houden met het volgende: hoe
zwaarder de grond, hoe groter de muur en hoe
meer kamille, hoe groter de hoeveelheid DNOC
moet zijn. Op een dauwnat gewas, in een periode
met'nachtvorsten en bij winderig weer, dient men
de hoeveelheid te verlagen. Bij grote muur en
veel kamille kan nog 1 2 liter natrium-arseniet
toegevoegd worden. Meestal wordt in wintertarwe
5—7 kg DNOC-80 of 9—12 kg DNOC-50 (ver-
nêvelbaar) gebruikt.
Droog, maar zacht weer met een hoge lucht
vochtigheid en zuidwestenwind is nog steeds het
meest ideaal. Liever niet spuiten bij een tempera
tuur beneden 5° Celsius.
De hoeveelheid water is afhankelijk van het
weer, de grootte en het meer of minder afgehard
zijn van de onkruiden. Met de DNOC-50 °/o (ver-
nevelbare) werden zelfs bij een hoeveelheid van
minder dan 200 1 water per ha soms goede resul
taten geboekt. Bij DNOC-80 kan dit beslist niet.
Anderzijds vragen bij ongunstige omstandighe
den, zowel de DNOC-50 als de (gewone)
DNOC 80 vaak een hoeveelheid van minstens
500 tot zelfs 800 liter water per hectare.
ALS noch kaïkstikstof noch DNOC tijdig
is toegepast kunnen worden, rest nog de
groeistof MCPP (mecoprop). Dit is een middel,
dat de oude stelling; „Kleurstoffen voor zaadon
kruiden, groeistoffen voor wortelonkruiden" heeft
doorbroken en werkzaam is tegen beide. Het
doodt alle onkruiden die MCPA doodt, maar ook
kleefkruid en muur. Kamille is minder gevoelig.
MCPP is een prima muurdoder en wat werking
betreft, minder afhankelijk van de weersomstan
digheden dan kaïkstikstof en DNOC, dus bedrijf s-
zekerder.
Hier staan echter enkele l>ezwaren tegenover.
In de eerste plaats is er kans op een opbrengst
depressie. Niet dat we het gewas zullen moeten
omploegen, maar toch wel zo, dat het ons een
paar honderd kilo tarwe per hectare kan kosten.
Verder werkt het erg langzaam en kan men in
een met MCPP bespoten gewas noch voordien,
noch nadien, klaver zaaien.
Wat het gewas betreft, kan MCPP in winter
tarwe (in rogge niet) het beste worden toegepast
bij een lengte van 15 cm.
TENSLOTTE kan in wintertarwe tegen kamille
nog MCPA TBA (Pesco 1815, AA glo-
bens) gebruikt worden.
Gezien de kans op opbrengstdepressie moet men
dit alleen toepassen in noodgevallen en zo spoedig
mogelijk na de winter. De planten moeten echter
minstens 4 blaadjes hebben; niet meer spuiten als
het gewas langer is dan 15 cm.
Ofschoon op het moment, dat dit ge
schreven werd alles onder de sneeuw lag en
er nog gemakkelijk een vorstperiode zoals in
1956 kan komen, dienen wij ons toch reeds
af te vragen, wat er aan onkruidbestrijding
in wintertarwe, karwij, luzerne en graszaad
zal moeten gebeuren. Vorst of geen vorst,
praktisch elk jaar is de onkruidbezetting,
vooral met muur, een kwestie die de aan
dacht vraagt. Een aantal chemische mid
delen staan ons daarbij ten dienste.
kan, eveneens zo vroeg mogelijk, goede resultaten
geven. Komen muur en duist beide in betekenen*
de mate voor, dan verdient Chloor-IPC dat tegen
muur beter werkt dan IPC, wel de voorkeur. Aan
de eis, dat de grond vochtig moet zijn, wordt in
februari/maart wel voldaan. Men voorkome
overwaaien naar percelen, waar in maart b.v,
zomergerst gezaaid zal worden
IN dit gewas moet eigenlijk in het najaar
schoon schip gemaakt worden. Heeft men
dan echter de boot gemist, dan kan in de winter
nog kaïkstikstof aangewend worden. Dit is echter
alleen verantwoord in goed bewortelde gewassen.
Kaïkstikstof is eigenlijk ook het enige middel,
dat bij de huidige stand van zaken nog wat resul
taat geeft tegen jong tuintjesgras in veldbeemd.
Meer bedrijfszeker dan kalkstifstof werkt in de
winter tegen grotere muurpollen, de 2,4,5-TP. Aan
gewend in een hoeveelheid van IV2 1 per ha kan
tot 1 maart muur uitstekend worden bestreden.
Het proces verloopt zeer langzaam, maar wel
zeker. Ook MCPP is bruikbaar. Dit werkt tegen
muur minder fel dan 2,4,5-TP, maar hier staat
tegenover, dat kleefkruid, varkensgras en ereprijs
wat beter bestreden worden.
Tegen jonge kamille kan dan tot eind maart
MCPA -!- TBA (Pesco 18/15, AAglobens) gebruikt
worden. Meestal zal men met het oog op de an
dere onkruiden hieraan MCPP moeten toevoe
gen. MCPA -!- TBA nooit toepassen in een periode
met vorst.
Ook in luzerne kan muur in februari zo een
omvang toenemen, dat, terwijl een flinke grond
bewerking nog niet mogelijk is, een chemisch
middel op zijn plaats is. Wanneer het gewas nog
in rust is, de ontwikkeling vóór en de ontwatering
tijdens de winter voldoende was, kan vanaf eind
februari 250 kg kaïkstikstof aangewend worden.
Straatgras en duist kunnen eveneens een waar
probleem vormen waarbij direct opgemerkt moet
worden, dat tegen graspollen niets valt te doen.
Jonge grasplantjes en graanopslag kunnen met
10—15 kg IPC-50% of 6 liter Chloor-IPC (muur!)
goed gedood worden.
De grasbestrijding met IPC moet men vooral
zien als een methode om vervuiling op lange ter
mijn door de levering van nieuw graszaad, tegen
te gaan. Wat de luzerne betreft zal men zelfs
moeten rekenen op een zekere opbrengstderving,
R. L. V. D.
P. VERHAGE
OOK in karwij kan muur in de winter een
ware plaag vormen. 250300 kg kaïkstikstof
kan, in februari nog tijdens de winterrust, uitge
strooid hiervoor een oplossing bieden.
Liefst op een moment, dat er nog geen „wer
king" in de karwij zit en er toch geen langdurige
vorstperiode meer verwacht wordt.
Naast muur is meer plaatselijk, ook duist een
gevreesd onkruid in karwij. 1215 kg IPC-50
JJOOR bevoegde zijde werden wij er op attent
gemaakt, dat in de gegevens Rassenkeuze
Suikerbieten, opgenomen in ons blad van zater
dag 3 februari j.l., bij de omschrijving van het
ras Polykuhn een woord weggevallen is. Bij de
laatste rooitijd van Polykuhn werd n.l. de hoogste
financiële opbrengst bereikt. Het woord laatste
dient dus ingevoegd te worden.
RED.
MAAR wij van N. V. Agro Chemie Arnhem ver-
nemen zijn de Farbenfabrieken „Bayer" er
in geslaagd een nieuwe formulering van koper
„Bayer" te ontwikkelen, welke naast gelijkblijven
de goede hechteigenschappen op het blad uit
munt door een uitstekende oplosbaarheid in de
tank.
3.791,9 min van Nederlandse oorsprong. Beide
bedragen waren lager dan in 1960 en wel resp.
ƒ173,3 min (3,6%) en ƒ68,5 min (1,8%).
Voor wat de produkten van Nederlandse her*
komst betreft nam ook over het jaar gezien de
uitvoer van akkerbouwprodukten (vooral vlas en
aardappelen) en tuinbouwprodukten (vooral
verse groenten) toe. Aan veehouderijprodukten
werd echter ruim ƒ148 min (6,6%) minder ge
ëxporteerd.
Mede doordat over dezelfde periode de totale
Nederlandse uitvoer (in 1961: ƒ15,7 min) met
ruim ƒ400 min steeg, liep het aandeel van de
landbouw in de totale uitvoer terug van 31,3 in
1960 tot 29,4 in 1961.
UOLGENS mededeling van het Centraal Bu-
reau voor de Statistiek had in het 4e kwar
taal van 1961 de uitvoer van land- en tuinbouw
produkten een waarde van 1.249,3 min, dat is
ƒ44,3 min (3,4%) minder dan in het 4e kwar
taal 1960.
De uitvoer van produkten van Nederlandse her
komst (ƒ1.022,7 min) was ƒ28,2 min of 2,7%
lager, vnl. als gevolg van de teruggang in de
export van veehouderijprodukten van 67 min
(10,6%). Aan Nederlandse tuinbouwprodukten
werd opnieuw belangrijk meer uitgevoerd dan in
het 4e kwartaal van 1960, n.l. ƒ26,5 min (12,6%).
De agrarische uitvoer over het jaar 1961 had
een totale waarde van ƒ4.624,7 min, waarvan
UITVOER VAN LAND- EN TUINBOUWPRODUKTEN
Waarde
December 1961
Verschil
t. o. v. 1960
Januari-december 1961
Agrarische
uitvoer in
van de
totale
uitvoer
Waarde
Verschil
t. o. v. 1960
Agrarische
uitvoer in
van de
totale
uitvoer
Min gld.
Min gld.
Min gl
d. Min gld.
Totale uitvoer
1.308,8
56,7
4,2
15.712,3
406,6
2,7
Uitvoer land- en
tuinbouwprod.
364,2
31,7
8,0
27,8
4.624,7
173,3
3,6
29,4
w.v. van Ned. herk.
296,5
24,0
7,5
22,7
3.791,9
68,5
1,8
24,1
Akkerbouw
72,0
3,5
5,1
5,5
671,0
7,0
4-
1,1
4,3
Veehouderij
166,8
37,4
18,3
12,8
2.106,7
148,1
6.6
13.4
Tuinbouw
57,7
9,9
20,7
4,4
1.014,2
72,6
-J-
7,7
6,4
van niet-Ned. herk.
67,7
- 7.7
10,2
5,1
832,8
104,8
11.2
5,3