De omschakeling naar de fruitteelt
op het landbouwbedrijf
KOMKOMMERS ONDER GLAS
115
TUINBOUW^
bezien door de bril van een praktische fruitteler
Rentabiliteit van het nieuwe
fruitbedrijf
ZATERDAG 3 FEBRUARI 1962
Stemmen uit de fruitwereld
WANNEER wij hier stellen, dat er de laatste tijd veel gepraat over en in
mindere mate metterdaad gewerkt wordt aan de omschakeling van
landbouw naar fruitteelt, dan vertellen wij niets nieuws. Om misverstanden
te voorkomen stellen wij in de eerste plaats vast, dat wij deze uitbreiding toe
juichen. Zelf wonend en werkend in een streek van onze provincie, waar de
'fruitteelt minimaal wordt uitgeoefend, zouden wij er alleen maar voordeel in
zien, indien in onze directe omgeving uitbreiding in deze richting zou plaats
hebben. In wat groter verband bezien menen wij, dat uitbreiding van het
areaal en dus van de produktie van goed, maar dan ook werkelijk goed fruit
een voordeel kan betekenen. Men koopt graag in Zeeland, omdat over het
algemeen een goed produkt wordt aangeboden. Wanneer het aanbod toe
neemt, zal de lust om op onze veilingen te kopen, ook groter worden, omdat
men weet een behoorlijk kwantum van een bepaald soort op één' plaats te
kunnen bemachtigen. Nemen we verder aan dat de opnamecapaciteit van de
consument, inzake ons produkt nog lang niet aan de top zit, dan kan het onze
positie in internationaal verband bezien, alleen maar ten goede komen, in
dien wij een behoorlijke kwantiteit op de markt kunnen brengen.
Deze punten even vooraf, om aan te tonen, dat wij niet behoren tot die
genen, die de uitbreiding met een bezwaard hart aan zien komen, bang zijnde
straks met een overproduktie van fruit te zitten, wat zich zou wreken in
afbraakp rijzen-
INDIEN een landbouwer een gedeelte van zijn
bedrijf bestemt om hierop de fruitteelt te g&an
uitoefenen, kan dit verschillende redenen hebben.
Ten eerste: De financiële uitkomsten stellen
op het landbouwbedrijf teleur. Wij bezitten niet
de kennis en de ervaring hierover te oordelen. Wij
nemen dit echter, hierover gelezen en gehoord
hebbende, graag aan.
Ten tweede: De financiële uitkomsten zijn op
het fruitteeltbedrijf gunstig- Nu zullen wij de laat
ste zijn om dit tegen te spreken. Maar de verhalen
die in sommige land'bouwkringen de ronde doen,
en wat erger is, de cijfers die ons door bevoegde
instanties over deze materie getoond worden, wei
geren wij vooralsnog aan te nemen. Wat deze ver
halen betreft, och, deze zijn wel te verklaren. Men
vindt ze terug in de akkerbouw, maar omdat men
daarin bekend is, krijgen ze hier niet zo'n aan
dacht. Een voorbeeld?
Een boer verkoopt nu zijn uien voor ƒ7000,
per ha. Dit zou mogelijk zijn. Zijn bedrijf is 40 ha
groot. Redeneert men nu 40 x ƒ7000,maakt
280.000,Dit bedrag zou het bedrijf opgebracht
hebben? U lacht hierom en vindt het te gek om
over te praten.
Maar toch zijn ons gevallen bekend, waar men
in deze geest de bruto-opbrengst van een fruit
teeltbedrijf berekende, niet de fruitteler zelf, maar
de landbouwers onder elkaar, en het aldus gevon
den bedrag lieten circuleren. U voelt wel dat hier
iets niet klopt!
PN dan wat men noemt de officiële cijfers.
Akkoord. Maar van hoeveel bedrijven zijn
hierin de gegevens verwerkt? 1 misschien 5
van de bestaande bedrijven. De basis lijkt ons te
smal, om hierop te beslissen een nieuw bedrijf op
te zetten.
Zit het dan niet goed met de fruitteelt? Als a
deze astronomische getallen voor ogen houdt,
neen! Maar als u genoegen neemt met een be
hoorlijk resultaat, over een aantal jaren genomen,
dan zeggen wij ja! Maar dan niet zoals nu gebeurt,
eenzijdig de zaak bekijken. Waarom hoort men zo
weinig meer over 1960, toen er op de goede be
drijven nog wel een boterham te verdienen was,
maar toch echt niet zoveel extra winst is gemaakt?
We moeten heus bedenken, dat we niet voor één
.jaar overschakelen. Als deze herfst de prijzen van
het fruit weer aanmerkelijk lager liggen (en de
kans hierop lijkt aanwezig, al kunnen we uiter
aard niet in de toekomst zien) en de akkerbouw
zou dan wat gunstiger uit de bus komen, ook dan
moeten we, eenmaal ingeplant fruitteler blijven.
UET is opvallend, dat men, en vooral met name
zij, die indirect in de fruitteelt werkzaam zijn
in een soort hoera-stemming leven. Dat is nu voor
ons wel prettig, maar laten zij toch vooral trach
ten de zaak nuchter en objectief te bekijken.
Vooral zij dragen een grote verantwoording omdat
op hun woorden soms besluiten worden genomen,
die voor de stichter van een nieuw bedrijf ver
strekkend kunnen zijn.
Dat wij onlangs op een vergadering een bekend
persoon met betrekking tot het arbeidersvraagstuk
haast juichend hoorden roepen: Plant maar raak,
stamp eerst de bedrijven maar uit de grond, de
arbeiders komen dan van zelf, stemt tot nadenken.
Wij vragen ons af, waar moeten ze dan vandaan
komen? Op zijn bureau in Den Haag zullen ze wel
niet te vinden zijn.
U/AT willen wij nu met dit alles betogen? Dat
u maar rustig de boompjes bij de boom
kweker moet laten, en maar trachten zo voordelig
mogelijk bieten, tarwe en aardappels te telen?
Verre van dat. In de aanvang van dit artikeltje
hebben wij trachten weer te geven wat onze mening
dienaangaande is.
Maar als u alleen fruit wilt gaan telen omdat
men daar zo „lekker" aan verdient, of omdat
buurman het ook gaat doen, of omdat men u van
alle kanten toeroept dat het wel goed zit met de
appeltjes, nu, en, voor u belangrijker, in de toe
komst dan zouden wij u1 de raad willen geven het
telen van fruit maar aan anderen over te, laten.
Wij blijven bij onze mening dat er in de fruitteelt
toekomst zit, maar alleen op die bedrijven, waar
kwaliteit geteeld wordt. Om dit te bereiken, moet
er meer gebeuren, dan alleen boompjes in de grond
zetten. Achter dit alles moet een fruitteler staan
met liefde voor zijn vak.
Dit is wel de belangrijkste voorwaarde waaraan
moet worden voldaan, om de grote kosten, welke
het stichten van een fruitteeltbedrijf met zich
meebrengt verantwoord te doen zijn.
UEEL zou over dit alles nog te schrijven zijn.
We tipten slechts enkele punten aan. We zou
den nog in kunnen gaan op dc juiste bed'rijfsgroot-
te, arbeidsbezetting, rassenkeuze, onderstammen
e.d. We zouden nog 'n heel tijdje kunnen voort bor
duren op de moeilijke en zeer verantwoordelijke
taak van de Voorlichtingsdienst. De fruitteelt is
zo beweeglijk. Het is nog maar enkele jaren ge
leden, dat het advies over onderstam, plantafstand,
bedrijfsgrootte e.d. vaststaand bleek te zijn. Nu is
dat alles weer verouderd, en vervangen door an
dere adviezen. Maar hoe zal het over 5 jaar zijn?
Ja, veel zou nog te schrijven zyn. Gelukkig maar,
want is het niet vaak zo, dat een beroep waar leven
in zit een mooi beroep is? Een beroep waar velen
uwer straks misschien op over schakelen? Wij
hopen dat het een weldoordacht besluit zal zijn
DE heer P. A. Spoor is verbonden aan de afde
ling fruitteelt van het L. E. I. en hij is een
knap econoom, die bovendien de fruitkwekers en
hun bedrijven kent van a tot z. Hierdoor was het
hem ook mogelijk in een knap betoog vele goede
wenken te geven voor de fruitkwekers met een
modern bedrijf. Ook deze rede kunnen we van
zelfsprekend niet in extenso opnemen, maar we
willen er wel enkele belangrijke punten uit naar
voren halen.
De rentabiliteit van de fruitteelt heeft zich in
de afgelopen jaren gunstig ontwikkeld. De laatste
jaren ligt die rentabiliteit rond ƒ2000,tot
2500,per ha, terwijl dat in de periode 1950 tot
1954 niet hoger kwam dan 500 tot 600,per
ha. Aangezien de ontwikkeling van de afzet van
goed fruit zodanig is dat de toekomst met enig
vertrouwen tegemoet kan worden gezien, behan
delde de heer Spoor de voorwaarden waaraan het
moderne bedrijf moet voldoen.
Een goede basis voor de rentabiliteit van het
fruitbedrijf is de grond. Nachtvorst is in Zeeland
geen groot probleem. Wel van enorme economi
sche betekenis is de windbeschutting.
TEN aanzien van de arbeidsvoorziening was de
heer Spoor van mening dat dit wel zal gaan
wanneer de fruitteelt een rendabele bedrijfstak is.
Belangrijk is dat bij de stichting van een nieuw
bedrijf wordt uitgegaan van de best mogelijke
natuurlijke omstandigheden, waarbij minder ge
schikte grond door bepaalde bewerkingen vooraf
toch geschikt gemaakt kan worden. Bij de be-
drijfsgrootte speelt de intensiteit van de aanplant
een grote rol. De ontwikkeling in de fruitteelt
leidt tot grotere bedrijven. Dit twee tot drie mans
bedrijf van 8 tot 13 ha heeft een grotere arbeids
prestatie per gewerkt man-uur, mede door meer
dere mechanisatie-mogelijkheden.
Over het eenmansbedrijf was de heer Spoor
niet enthousiast gezien de kwetsbaarheid.
Met nadruk vestigde hij de aandacht op het
belang van het goed verzorgen van de jonge aan
plant. Dit komt vlug tot uitdrukking in de resul
taten. De beplantingsdichtheid is hiervoor be
langrijk. Te ruim planten geeft altijd nadeel.
Over het sortiment werd opgemerkt dat een
goed zomerras bij de appels zijn plaats zeker
waard is, terwijl de praktijk ook heeft bewezea
dat de perenteelt in het Westen van ons land zeer
goed rendabel is.
DE heer Spoor gaf ook een overzicht van de
vermogensbehoefte van een bedrijf met 7 ha
beplanting, exclusief de grondprijs. Deze vermo
gensbehoefte voor het moderne fruitbedrijf be
draagt op het ogenblik ƒ20.000,— per ha, dat is
het dubbele van de behoefte in 1948. In dit ver
band pleitte spreker voor een zgn. „fruitkwekers-
crediet", waarbij de eerste vier tot vijf jaar geen
aflossing wordt gevraagd, omdat er dan nog geen
geld voor aflossing beschikbaar is.
Een overzicht van de produktiekosten van ap
pelen, zoals die door het L. E. I. werden berekend
in 1948 en 1961, laat de volgende cijfers zien:
De totale produktiekosten bedroegen in 1948
21,55 per 100 kg. In 1961 was dat, 25,90 per 100
kg geworden.
De opbrengst per ha steeg in deze periode van
14 tot 23 ton per ha, terwijl liet aantal uren, dat
per ha gewerkt wordt, steeg van 800 tot 835.
De produktie per manuur steeg in deze periode
van 17 /2 tot 27 l/z kg. per manuur.
We zien voorts in deze periode een daling van
de teeltkosten van 9,75 tot ƒ6,70 per 100 kg en
een stijging van de oogstkosten van 4,25 tot
ƒ8,97 per 100 kg.
/■"^P de groenteteeltdag in Middelburg heeft de heer D. Rodenburg, hoofdassistent van het Rijkstuin-
bouw consulentschap in Naaldwijk, op zeer uitvoerige wijze gesproken over de teelt van kom*
hommers, sla en tomaten onder glas, zoals dit plaats vindt in het Westland.
Plaatsruimte ontbreekt ons om op deze technische zaken uitvoerig in te gaan. We hopen daar in de
loop van de komende tijd op terug te komen, wanneer we bedoelde teelten in haar algemeenheid willen
bespreken, voorzover deze van belang zijn voor de ontwikkeling in Zeeland.
Van enkele dingen zijn we onder de indruk gekomen en wel speciaal van de geweldige omvang, welke
de glastuinbouw met name in het Westland heeft genomen.
Zo hoorden we van de heer Rodenburg, dat er in 1961 niet minder dan 160 miljoen komkommers in dit
gebied zijn gegroeid, terwijl het areaal dit seizoen zodanig is uitgebreid dat er 40 meer kunnen komen
in het komende seizoen.
Allerwegen zien we dit streven tot uitbreiding van de glasteelten. We vragen ons soms af, waar het
heen moet.
Nu is dat een moeilijke vraag want ze valt niet te voorspellen. Er was het afgelopen seizoen immers ook
een zeer sterke uitbreiding van de teelt van herfst- en wintersla en bij de aanvang van het seizoen
vroegen we als buitenstaanders ons ook af wat er van terecht moest komen en ziettijdens de kerst- en
nieuw jaar sw eek staken die slatelers sla van 5060 cent per krop en op het ogenblik wordt de sla
gestoken voor 40 cent per krop. Dat zegt toch wel iets.
Er is nu ook al een begin gemaakt met de teelt van winterkomkommers maar dat valt nog wat tegen.
Verder hoorden we van de omschakeling van platglas naar staandglad zoals dat in het Westland voor de
komkommers gebeurt. In 1950 was er 500 ha platglas en 50 ha staandglas voor komkommers. In 1961
200 ha platglas en 400 ha staandglas.
Onder staandglas ligt de produktie belangrijk hoger, het werkt prettiger en de kwaliteit is beter. Voor
aspirant-komkommertelers in Zeeland is dat zeker wel van belang.
Zoals gezegd, moeten we de teelttechnische kant van deze aangelegenheid laten rusten tot een volgende
keer.