De landbouwfilm „Het Paard en zijn Werk"
Definitieve afrekening melkprijsjaar nov. 1960-'61
125
JAARVERGADERING
MELK EN ZUIVEL
O&DERLINGE BRANDWAARBORG-MAATSCHAPPIJ VOOR ZEELAND
EEEüWSCHE BRANDWAARBORG-MAATSCHAPPIJ VAN 182:1
ZATERDAG 3 FEBRUARI 1963
HIERTOE uitgenodigd door de Directie Veeteelt en Zuivel van het Ministerie van Landbouw en Vis-
n serij en de Afdeling Paardenhouderij van het Landbouwschap, was een groot aantal belang
stellenden op 16 januari j.l. in één der zalen van het Jaarbeurs-Restaurant te Utrecht verenigd, om
er de première bij te wonen van de landbouwfilm „Het Paard en zijn Werk". Onder de bekwame lei
ding van de heer R. Zegering Hadders, voorzitter van de Afdeling Paardenhouderij van het Landbouw
schap, hadden de filmvertoning en de hieraan voorafgaande causerieën een vlot verloop. In het kort
schetste deze in zijn openingswoord de totstandkoming van de film, waarvan de vervaardiging moge
lijk is gemaakt door de gezamenlijke activiteiten van o.m. het Ministerie van Landbouw, het Land
bouwschap, de diverse Stamboeken, het Fonds Nederlandse Veefokkerij, het Mechanisatie Centrum en
het i. L. R. uit Wageningen. Naast vertegenwoordigers van al deze instanties, waren er een groot
aantal genodigden uit alle delen des lands, op wier bedrijven de verschillende filmbeelden zijn opge
nomen.
VOORAFGAANDE aan de filmvertoning zelf
hield de heer ir. Th. C. J. M. Rijssenbeek,
Directeur van het Veeteelt- en Zuivelwezen, een
causerie over „Actuele problemen in de paarden
houderij". Problemen, die voor de insiders bepaald
niet onbekend zijn en die onlangs nog eens aan
de orde zijn gesteld door prof. dr. Th. de Groot,
bij diens benoeming tot buitengewoon hoogleraar
aan de veeartsenijkundige faculteit van de Rijks
universiteit te Utrecht. Dat hierbij het begrip
„Overheidssteun" niet zou gevallen zijn is welhaast
ondenkbaar. tIn het kort schetste ir. Rijssenbeek
de bemoeienis van de Overheid met de paarden
fokkerij in al zijn geledingen en de hiermee ge
moeid zijnde rijks- of semie-rijksgelden. Met een
opwekking tot het betrachten van de uiterste
graad van efficiency aan het adres van de Stam
boeken en het onder ogen zien van de mogelijk
heden tot fusie van verschillende stamboekorgani
saties, besloot ir. Rijssenbeek zijn betoog.
Wij willen thans niet ingaan op de kansen van
verwezenlijking van deze stellingen, omdat zij on
getwijfeld in een later tijdsbestek nog wel eens
aan de orde zullen gesteld worden.
UIERNA gaf ir. F. Coolman, adj. directeur van
het I. L. R., een even boeiende als verhelde
rende toelichting op de film zelf. Een film die niet
beoogt een vergelijking te trekken tussen paard
en trekker, omdat de bedrijfsomstandigheden voor
ieder bedrijf vaak verschillend liggen. Dat het
paard in vele gevallen een zelf-denkende trek
kracht is, vonden wij een bijzonder goed getypeer
de uitdrukking. Vooral ook, omdat dit later bij de
verschillende opnamen zo prachtig werd gedemon
streerd. Dat het accent hierbij vooral op het goed
beleerde paard valt, is vanzelfsprekend. Overigens
is het aantal paarden in Nederland thans nog twee
maal zo groot als het aantal trekkers. Dat er met
het aanbrengen van eenvoudige, verbeteringen en
het combineren van verschillende werkgangen,
ook met vooi* paardèntractie geëigende werktuigen
enorm veel is te bereiken, is op vele bedrijven van
allerlei grootte duidelijk bewezen. Met hem, waren
trouwens ook de andere sprekers de mening toe
gedaan, dat er in feite op ieder landbouwbedrijf
nog plaats is voor een paard of een span paarden.
Hierna werden de lichten gedoofd en zagen we
„Het Paard en zijn Werk".
U|E achten ons allerminst deskundig genoeg om
deze Polygoon-Profilti-produktie aan een
film-technische beoordeling te onderwerpen. De
kleuren lijken ons over het algemeen bijzonder
goed geslaagd. De muzikale omlijsting is zeer sober
en stoort nergens het beeld. Evenmin wordt de
aandacht afgeleid door het gesproken commentaar.
De cameravoering, duidelijk geleid door landbouw
deskundigen, achten wij voortreffelijk. In een op
eenvolging van vaak prachtige beelden, maken
we kennis mét de verschillende werkgangen en
allerhande voorkomende werkzaamheden op be
drijven van velerlei aard. De akkerbouw op de klei,
het zand en het weidebedrijf, het grote, middel
grote en kleine bedrijf gaat in een niet te snel
tempo aan ons oog voorbij. Dat de camera hierbij
niet zelden op het betreffende werktuig is gericht,
vinden wij een belangrijk winstpunt. Daardoor is
de film beslist niet bepaald een stuk propaganda
voor het paard, maar veeleer een goed brok land
bouwvoorlichting in de meest ruime betekenis.
Wel komen de meeste in ons land bekende paar
denrassen aan het bod, en is in een aantal op
namen het show-element niet vergeten.
EVEN hebben we gemist, de in de praktijk vaak
voorkomende efficiënte samenwerking tussen
paard en trekker. Voor de ware paardengebruiker
lijkt dit misschien niet storend, doch de toch al
grote overtuigingskracht zou stellig nog groter
zijn geweest. De tijdsduur is circa 3 kwartier en
derhalve is de film bijzonder geschikt voor ver
toning op vrijwel iedere agrarische bijeenkomst.
Met dit doel is zij trouwens ook vervaardigd. Ge
zien de enorme belangstelling die er voor bestond,
voorzien we vooral de eerste tijd talrijke aanvragen
ervoor. Zeer zeker zullen ook de Zeeuwse kijkers
wel in de gelegenheid gesteld worden er kennis
mee te maken en we mogen haar zeker aanbevelen
in de aandacht van de Rijkslandbouw Voorlich
tingsdienst, het Landbouwonderwijs etc.
P. J. LAKO.
AFDELING TUINBOUW VAN HET
KON. NED. LANDBOUW-COMITÉ
op woensdag 28 februari 1962 te 10.15 uur
in „Krasnapolsky" te Amsterdam.
Opening
door de heer ir. C. S. Knottnerus, voor
zitter van het K. N. L. C.
J a a r r e d e
door de heer G, W. Bos, voorzitter van
de afdeling Tuinbouw van het K. N. L. C.
„Gaat het goed m et de Ne d e r-
1 a n d s e tuinbouw?"
inleiding door dr. ir. G. de Bakker, direc
teur van de Tuinbouw.
Reserveer deze datum!
IN het melkprijsjaar november '60/'61 werd aan de zuivelfabrieken afgeleverd en tot boerenkaas
1 verwerkt 6.209.913 ton melk, dit was 66.300 ton meer dan het jaar hiervoor. Het vetgehalte»
bedroeg gemiddeld 3.802 dit was 0.007 meer dan vorig jaar. Nu is deze vetgehaltestijging van drie
cijfers achter de komma niet veel maar over alle verwerkte melk is het altijd nog 434.000 kg melkvet
dus ca. 500 ton boter. De gemiddelde opbrengst was bij het genoemde vetgehalte 19.475 per 100 le
en bij 3.7 r/o vet 19.033. Volgens de zuivelwaardecommissie van het pz. Het voorgaande iaar was de
opbrengst 19.636 en bij 3.70 c/c vet 19,24.
Hieruit blijkt een daling van de geldelijke opbrengst over alle melk van ca. 20 ct per 100 kg melk.
Dit betreft dus de industriële opbrengst.
AFREKENING VAN HET ZUIVELFONDS NR. II
Lasten
Baten
Reserve
Heffing boerenmelk
Heffing consamptiemelk
Heffing op afzet en invoer
Restitutie monopolieheffing op
buitenlands voer graan
4.325.000
12.425.000
237.509.000
6.508.000
14.646.000
275.413.000
Verliezen op zuivelvoorraad
Zuivelwaardetoeslag cons- melk
Huur pakhuizen
Ned. Zuivelbureau
Toeslagen op afzet
Verliezen op zuivelafzet VIB
Verliezen reserve zuivelafzet VIB
Saldo reeds uitgekeerd
Nog uit te keren
4.325.000
28.071.000
55.000
450.000
40.433.000
20.810.000
21.200.000
150.907.000
9-162.000
275.413.000
HET totale saldo van dit zuivelfonds is ruim
160 miljoen. Het voorgaande jaar was dit
ca. 187 miljoen. Dit verschil wordt veroorzaakt
door de geringere bijdrage van de meeropbrengst
van de consumptiemelk (het verschil van de hef
fingen en toeslagen) en door de grotere verliezen
op de bij het VIB ingeleverde zuivelprodukten. De
restitutie op voergranen was met ƒ14,6 miljoen
ruim 5,5 miljoen hoger.
Wat de inlevering en verkoop van het VIB be
treft kan vermeld worden dat in het afgelopen
jaar totaal werd ingeleverd 30.100 ton boter, 21.400
ton mager melkpoeder, 600 ton Gouda kaas en
9.000 ton Cheddar kaas-
Begin januari j.l. was hiervan nog in voorraad
12.400 ton boter, 17.400 ton mager melkpoeder, 150
ton Gouda kaas en 1.500 ton Cheddar kaas. Zoals
uit de rekening blijkt begroot men de verliezen
op deze voorraad op bijna ƒ21 miljoen. De toesla
gen op de afzet plus dc geleden en nog te verwach
ten verliezen van het VIB hebben dit keer totaal
ƒ82,5 miljoen gekost. In het voorgaande jaar
kostte dit ruim ƒ20 miljoen minder. Wel een op
merkelijke stijging in één jaar.
Over deze verliezen en de toeslagen op de afzet
van de zuivelfondsrekening valt nog te vermeldefi
dat dit door de regering over alle melk wordt om
geslagen. De inkomsten echter over het gegaran
deerde deel. Dit „bespaart" de overheid dit jaar
12,5 miljoen. De veehouders, meent men, zouden
dit anders „te veel" ontvangen.
'DE UITKERING BOVEN DE
INDUSTRIEOPBRENGST VAN ƒ19.033
AVER het gegarandeerde deel van 5.1 miljard
kg keert het zuivelfonds 3.385 per 100 kg
melk uit (dit is over alle melk ƒ2.541 per 100 kg).
Do garantieprijs bedroeg 28,50, de opbrengst was
19.033 3.385 r 22.418.
Door het LEF was zodoende nog als garantie
bijslag te verrekenen ƒ6.085 per 100 kg x 5.1 mil
jard kg 310.182.000. De garantietoeslag van.
6.085 over liet gegarandeerde deel van 5.1 miljard
kg is over alle melk uitgesmeerd ƒ4.925.
De gemiddelde opbrengst van alle melk is der
halve
Industriewaarde
Zuivelfondsuitkering
Uitkering LEF
Nationaal gemiddelde
19.033
2.541
4.925
26.499
Over het jaar '59/'60 was het nationale gemid
delde 27,wat dus een verlaging inhoudt van
een halve cent per kg melk of over alle melk 31
miljoen.
EINDAFREKENING
CR vonden in de loop van het jaar reeds voor-
lopige uitkeringen van het Zuivelfonds en het
LEF plaats. In beide fondsen is nog een restant
zodat nog af te rekenen valt met het Zuivelfonds
per 100 kg melk 7 cent over de plas en 2 cent per
kg vet en met het LEF 52 cent over de plas en 12
cent over het vet. Samen dus 59 cent over dc plas
en 14 cent over het vet. Bij gemiddeld 3.8 r'o vet is
dit 1,12 per 100 kg afgeleverde of verkaasde melk.
D.
Uw Brandverzekering
in samenwerking met
JÏfffÖELBÜRG Bijkantoor GOES Landbouwluiis ZIERIKZEE