L. J. G. Een dringend belastingprobleem De besluiten van Brussel en de praktijk ZATERDAG 27 JANUARI 1962 OVERZICHT Inkomstenbelasting - een taak voor de organisaties BEZOEKT DE ALGEMENE VERGADERING VAN DE op 3 februari te Middelburg! .J Frankering bij abonnement: Terneuzen 50e Jaargang No. 2615 „Officieel orgaan van de Maatti^happy lol bevordering van Land- en Tuinboun en Veeteelt in Zeeland" HET is ons een behoefte nog eens terug te komen op de Algemene Vergadering der Z. L. M., welke op 18 decern* ber te Middelburg plaats vond. In de middag sprak de Staatssecretaris van Financiën, dr. W. H. van de Berge. Allereerst willen wij hier onze bewondering uitspreken voor de duidelijke manier, waarop hij een zo moeilijk en ^gespecialiseerd onderwerp als „Belastingpolitiek en be lastingdruk" voor de volle zaal uit de doeken deed. Hij slaagde er uitstekend in duidelijk te maken waarom deze regering dit fiscale beleid voert, waarbij elke nieuwe extra staatsuitgave door verhoging van de bestaande of door nieuwe belastingen gedekt moet worden. Ondanks het feit, dat de reeds bestaande belastingen voor een vrij aardig overschot zorgen. Men kan het met dit beleid eens zijn of niet, men heeft er mee te maken. En zolang regering en de meerderheid van onze volksvertegenwoordiging dit goedkeuren moeten wij de zware belastingdruk slikken. ■Dat deze druk zwaar en op sommige onderdelen te zwaar is, gaf de Staatssecretaris zelve toe. Ook de regering is daarvan overtuigd. Met name onze inkomstenbelasting is voor vele groepen van ons lk te hoog en dit geldt vooral voor de groepen met de middeninkomens. Het accent ligt hierdoor in ns land te veel op de directe belastingen en het ligt ook in de bedoeling van deze regering hierin lrerlichting te brengen. Zoals men weet gaat de uitgestelde verlaging van de inkomstenbelasting op 1 juli aanstaande door. de bedragen door de waardedaling van het geld én door de verhoging van de welvaart na enkele jaren weer wordt ingehaald. Wij zijn ervan overtuigd, dat deze regering, die zelve de twee genoemde redenen onderschrijft, er beter aan had gedaan beiden in een wet vast te leggen, waardoor een werkelijke vermindering van de te zware directe belastingdruk mogelijk ware geworden. EN KOOS DE VERKEERDE WEG TOT zover kunnen wij het eens zijn met het door dr. v. d. Berge op de Algemene Ver- adering van de Z. L. M. gestelde. Er is echter iets n het verhaal, waar wij bezwaar tegen hebben, ijne Excellentie v. d. Berge stelde namelijk, dat e inkomstenbelasting om twee redenen te zwaar s gaan drukken. De eerste reden was, dat de be dragen van de schaal, naar welke deze belasting geheven wordt, te hoog zijn geworden. Door de kortdurende langzame waardedaling van het geld n de stijging van salarissen en lonen, vallen hoe anger hoe meer mensen in de middenklasse. Vergelijken wij hun inkomen met dat van een aantal jaren geleden en houden wij rekening met de bovengenoemde waardedaling, dan betalen zij [te veel. De regering besloot dan ook reeds in 1960 |tot een verlaging, die echter door omstandigheden [werd uitgesteld tot 1 juli a.s. De tweede reden was dat de progressie in de inkomstenbelasting te sterk is. Dit wil dus zeg gen, dat men van een hoger inkomen een hoger percentage betaalt dan van een lager. Deze pro- gressielijn is te steil, mede ook weer door de onder de eerste reden genoemde argumenten. Nadat de Staatssecretaris had uiteengezet, waar om de regering genoodzaakt was de verlaging een jaar uit te stellen, zeide hij, dat de bewindslieden er toch prijs op hebben gesteld deze verlaging in een wet vast te leggen. Van uitstel komt immers gemakkelijk afstel, maar nu ligt deze zaak ten minste vast. Wij achten dit inderdaad een loffelijk streven niaar begrepen dan niet, waarom men een afzwak king van de progressielijn niet tegelijk heeft vast gelegd. Wanneer deze twee zaken, verlaging van de bedragen in de schaal en afzwakking van de progressielijn, niet tegelijk doorgevoerd kunnen worden uit begrotingstechnische of andere redenen, zouden wij nog de voorkeur geven aan het tweede. Dat immers is een veel principiëlere kwestie dan een verlaging van de bedragen. Bovendien heeft een afzwakking van deze te steile progressie lijn voor veler, voorlopig hetzelfde effect, namelijk minder inkomstenbelasting betalen. Als belang rijke reden noemen wij ook nog het argument van de heer v. d. Berge zelve, dat een verlaging van EEN TAAK VOOR DE ORGANISATIES HET lijkt ons tenslotte voor de georganiseerde landbouw noodzakelijk hiervoor ten strijde te trekken. Het inkomen van een groot deel van boeren en tuinders valt immers in de middenklasse. De directe belastingdruk is voor hen dus naar de mening van deze regering te zwaar. Het is van groot belang dat deze vermindert, mede en vooral gezien ook het feit, dat deze tijd grote eisen stelt aan de financiering van de bedrijfsvoering, die moet worden aangepast aan de omstandigheden. Van alle kanten hoort en leest men, dat kapitalen nodig zijn om de nodige investeringen te finan cieren. Het huidige belastingpeil verhindert de eigen kapitaalvorming en dat is juist voor een bedrijfstak als de landbouw met zijn vele kleine ondernemers funest. Naast de strijd, die de landbouworganisaties moeten voeren om een redelijk bestaan voor boe ren en tuinders te verkrijgen, ligt hier een taak om tegen deze, door de regering zelf erkende, te zware belastingdruk te velde te trekken en re-, gering en volksvertegenwoordiging te overtuigen, dat het de hoogste tijd is hier spoedig verlichting in aan te brengen. Ook in E. E. G.-verband zal dit noodzakelijk zijn, want onze concurrentiepositie zal alleen sterk kunnen blijven, wanneer onze be drijven zich tijdig aanpassen. Het beste zal dit slagen, wanneer althans een flink deel van het hiervoor benodigde geld uit eigen kapitaal kan komen. Deze stelling is gebaseerd op de aloude boerenmentaliteit, dat lenen pas in de uiterste noodzaak moet geschieden. Het is een gezonde mentaliteit, waardoor het platteland zich al die eeuwen heeft kunnen handhaven. Het is de taak van de Overheid, vooral wanneer dit uit financieel staatsoogpunt mogelijk is, het vormen van eigen kapitaal niet tegen te gaan. Vandaar dat wij ge loven, dat het nu de tijd is de Overheid hierop te wijzen. De. inleiding van Staatssecretaris dr. v. d. Berge lieeft ons in deze mening gesterkt. S. JVE vorige week beloofden wij terug te zullen komen op de besluiten, die in Brussel op de belangrijke E. E. G.-conferentie genomen zijn. Wij willen deze belofte inlossen maar er tegelijkertijd op wijzen, dat er nog geen sprake van is, dat wij een verslag kunnen geven hoe het nu precies op het gebied van de granen, de eieren, de groente en het fruit zal gaan. De definitieve teksten van de door de Ministers der zes landen aanvaarde verordeningen zijn nog niet beschikbaar. Dat zal ook* nog wel even duren, want het verwerken van alle aangebrachte veranderingen en het daarna vaststellen van de juiste tekst in de vier talen (Frans, Duits, Italiaans en Nederlands) kost tijd. Het apparaat van de E. E. G. in Brus sel is er volop mee bezig. In details kunnen wij dus niet afdalen, maar wij menen dat onze leden dit nu ook niet verlangen. Veelal is het de kunst de grote lijnen aan te geven in begrijpelijke taal en daarbij te trachten de bij hen levende vragen te beantwoorden en te verduidelijken. De grote besluiten hebben in alle dagbladen gestaan en ook ons blad heeft er verleden week een aantal afgedrukt. Commentaar heeft men kunnen lezen van een verheugde dr. Mansholt, van een niet ontevreden Minister Marijnen en van voormannen uit industrie, handel en lanbouw, waarbij cTe een meer, de ander minder bezorgd de toekomst bezag. Wij willen hier nu trachten enkele eenvoudige opmerkingen te plaatsen. ALGEMEEN TUIJ achten het voor de samenwerking in en de eenwording van de zes landen in West- Europa van groot belang, dat overeenstemming mogelijk bleek over de principes van een gemeen schappelijk landbouwbeleid. De landbouw is in deze zes landen voor miljoenen mensen een wel vaartsbron en speelt tevens in de handel tussen deze zes en als grondstoffenleverancier van vele industrieën een grote rol. Een economische een heid zonder de landbouw ware geen eenheid. Een gelukwens aan dr. Mansholt en zijn medewerkers voor het opstellen en uitdenken van de voorstellen en voor hun stug volhouden is stellig op zijn plaats. De uitwerking en toepassing van de genomen besluiten zal nog zeer veel werk vergen en zeker zullen nog tal van moeilijkheden moeten worden overwonnen en onvolkomenheden worden wegge werkt. Een groots en ingewikkeld werk wacht al diegenen, die hier mee te maken hebben. Voor stellen voor zuivel, rundvlees en suiker moeten (Zie verder pag. 87) (Zie ook de Boerenjeugdpagina)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 1