Organische stofvoorziening op het akker bouwbedrijf ©4 ZEEUWS LANDBOUWBLAD Ir. J. A. GROOTENHUIS Instituut voor Bodem vruchtbaarheid te Groningen 2e. Zijn bouwplan en daarmee samenhangend het sys teem van vruchtopvolging zodanig op te stellen dat men zoveel mogelijk pro fijt trekt van gr oenbemes ting. BODEMTYPE EN GROENBEMESTING ER zijn maar twee bodemtypen waarop het ge regeld toepassen van groenbemesting" riskant of zelfs te riskant kan zijn, droogtegevoelige bo demtypen en bodemtypen die van nature veel oude kracht vrijgeven. Op alle andere grondsoorten en bodemtypen kan men met voordeel geregeld groen bemesting toepassen. Wel is het zo, dat voor de ene grond groenbemesting belangrijker is dan voor de andere. Hoe geringer de oude kracht van een grond is des te belangrijker is het geregeld groen bemesting toe te passen. Hetzelfde geldt voor structuur-gevoelige gronden. INVLOED VAN GROENBEMESTING OP DE BODEMSTRUCTUUR XJET geregeld toepassen van groenbemesting is één van de mogelijkheden waardoor men de bodemstructuur gunstig kan beïnvloeden. Op slemp- gevoelige zavelgronden kan een goed geslaagd groenbemestingsgewas direct en indirect de slemp- gevoeligheid tijdelijk belangrijk verminderen. Op zware kleigronden die gemakkelijk grove kluitvorming geven kan groenbemesting, mits op het juiste moment geploegd, een minder grove kluit vorming bewerkstelligen. Groenbemesting vergroot de doorlaatbaarheid van 'de grond. GROENBEMESTING EN STIKSTOFBEHOEFTE T\OOR het onderploegen van groenbemesters wordt in de regel een niet onbelangrijke hoe veelheid stikstof in de grond gebracht. Vooral bij goed geslaagde vlinderbloemige groenbemesters kan deze hoeveelheid stikstof aan zienlijk zijn wanneer men het gehele gewas, dus met groene massa, onderploegt. Zo kan b.v. een goed geslaagd gewas stoppelklaver wel 150 180 kg zuivere stikstof per ha in de grond brengen. Bij de gewassen die na het onderploegen van "een groenbemester worden verbouwd kan men in 'de regel bezuinigen op de kunstmeststikstofgift. De grootte van deze bezuiniging hangt ondermeer af .van de soort groenbemester, als ook van de grond soort en het na de groenbemester verbouwde ge was. Over het algemeen laten vlinderbloemige groen bemesters een krachtiger stikstofreactie zien dan niet vlinderbloemigen, tenzij men aan laatst genoemden een flinke stikstofgift heeft gegeven. Op zware grondsoorten is de stikstoflevering het eerste jaar geringer dan op lichte grondsoorten, de stikstof na werking daarentegen is in het tweede jaar op zware gronden vaak groter dan op lichte gron den. "DIJ suikerbieten die een lange groeiperiode heb- ben kan men meer op stikstof bezuinigen dan bij aardappelen met een kortere groeiperiode. Be langrijk is ook de invloed van het weer in de zo mer. In een natte zomer komt er belangrijk meer stikstof vrij uit een ondergeploegde groenbemester dan in een droge zomer. Gezien het feit, dat ver schillende factoren, die invloed hebben op de stik stofreactie van ondergeploegde groenbemesters min of meer onberekenbaar zijn is het niet mogelijk met exacte cijfers precies aan te geven hoe groot de stikstof bemesting na groenbemesting moet zijn. Als voorbeeld is in onderstaande tabel weer gegeven de bezuinigingen die in 1961 konden wor den toegepast op de stikstofbemesting na diverse groenbemesters bij het proefgewas consumptie aardappelen, ras Bintje, op verschillende proef velden op zavelgrond. Bezuiniging Groenbemester op stikstofgift in Proefveld ondergeploegd in kg, zuivere stikstof hetnajaarvanl960 ha,alskalksalpeter in 1961 ZVI 309 goed ontwikkeld ge was hopperupsklaver 100 Pr Lov 6 goed ontwikkeld ge was hopperupsklaver 90 IB Lov 106 goed ontwikkeld ge was witte klaver 105 Pr Lov 4 1-jarige rode klaver zonder groene massa 35 Pr Lov 4 2-jarige luzerne zonder groene massa 50 Pr. Lov 6 2-jarige kunstweide gras-klavermengsel 160 VoNOP 991 slecht ontw. westerw. raaigras na erwten 20 T\E grootste bezuiniging op de kunstmeststikstof- gift kon in 1961 worden toegepast na ge scheurde tweejarige kunstweide, daarop volgen de stoppelklavers, witte klaver en hopperupsklaver. De minste stikstofbezuiniging kon worden toegepast na een slecht ontwikkeld gewas westerwolds raai gras na erwten. Bij in de stoppel gezaaide grasgroenbemesters op zware zavel kan men stellen dat ongeveer de helft van de aan dit gras gegeven hoeveelheid stik stof na onderploegen in het erop volgende jaar weer beschikbaar komt voor het er na verbouwde ge was consumptieaardappelen. De nawerking van de stikstof uit een ondergeploegd stoppelgewas in het tweede jaar na onderploegen is in de regel vrij ge ring (10-30 kg zuivere stikstof per ha) van 2-jarige luzerne is dat soms even groot als in het eerste jaar, op zware gronden soms zelfs groter. INVLOED VAN GROENBEMESTING OP DE HOOGTE VAN GEWASOPBRENGSTEN ÏVTA groenbemesting kan het soms gebeuren dat men een hoger gewasopbrengst verkrijgt dan zonder groenbemesting op de betreffende grond mogelijk is. Het zijn speciaal de zonrijke droge zo mers waarin men op niet droogtegevoelige grond na groenbemesting bij aardappelen en vooral ook bij suikerbieten een aanzienlijk hoger gewasop brengst kan verkrijgen dan zonder groenbemesting onder die omstandigheden mogelijk is. Zo werd op het proefveld Pr Lov 6 op zware zavelgrond in de Noordoostpolder in het droge zonrijke jaar 1959 na een ondergeploegd matig ontwikkeld gewas hoppe- rups-stoppelklaver onder tarwe vandaan, als hoogst bereikbare opbrengst bij suikerbieten 72 ton bie tenwortels per ha verkregen, terwijl de hoogst be reikbare opbrengst zonder groenbemesting 65,5 ton wortels per ha bedroeg; respectievelijk waren de hoogst bereikbare suikeropbrengsten 13750 en 12400 kg suiker per ha. Een „winst" van 1300 kg suiker per ha door groenbemesting is geen kleinigheid. In natte jaren is er meestal geen sprake van een verhoging van de maximaal bereikbare gewasop brengst als gevolg van groenbemesting. Onder die omstandigheden komt het wel voor dat men na groenbemesting zelfs een verlaging van de maxi maal bereikbare opbrengst verkrijgt ten opzichte van het niet toepassen van groenbemesting. Dit is vooral dan het geval wanneer de betreffende groen bemester is ondergeploegd onder omstandigheden waarbij de grond te nat was bij het ploegen. Er kan niet genoeg gewaarschuwd worden tegen onder te natte bodemomstandigheden onderploegen van groenbemesters, dit geeft grote kans op opbrengst verlaging bij het erop volgende gewas. "LIET met de nodige zorg goed en geregeld toe-: passen van groenbemesting op enze akker- bouwbedrijven vergroot de oogstzekerheid van de grond en is toegepast voor aardappelen en sui kerbieten een alleszins rendabele zaak. Voor de akkerbouw op klei en zavelgronden is het toepas sen van groenbemesting de meest voor de hand liggende en vaak ook de goedkoopste manier van organische bemes ting. Vcor het verkrygen van hoge rendementen van groen bemesting is het noodzakelijk vooral aan twee dingen vol doende aandacht te besteden: le. Alle maatregelen te ne men die maken dat de groenbemestingsgewassen een zo groot mogelijke kans van slagen krijgen. Het streven moet er op ge richt zyn zoveel mogelijk aardappelen en suikerbieten jaarlijks te verbouwen als eerste gewassen na groenbe mesting, daar deze gewassen het dankbaarst zijn voor groenbemesting. Proeven hebben bewezen dat vooral aardappelen en suikerbieten gunstig reageren op een groen bemesting. Het verdient aanbeveling hiermee bij het opstellen van het bouwplan rekening te houden. (Vervolg van vorige pagina.) Een rupstrekker heeft b.v. voor, dat hij zijn eigen gemaakte weg lang ge bruikt, doordat iedere plaat van de rups lang op de grond blijft liggen. De langdurige trillende belasting zal de grond wel sterk kunnen verdichten. Een wieltrekker gebruikt de weg langer naarmate het wiel groter is. 'Goed gebruikt wordt de weg evenwel pas als de trekker volbelast rijdt, d.w.z. als de werktuigen een zo groot mogelijke werkbreedte hebben of zoveel moge lijk worden gecombineerd. Ook is er weinig bezwaar te maken tegen het meermalen gebruiken van eenzelfde spoor. Hoogstens kan men aanvoeren dat het land dan minder vlak wordt, maar als het berijden van het land met een trekker in het voorjaar geen sporen meer achterlaat, dan is dat meestal een bedenkelijk verschijnsel. De vereiste stevigheid van de te maken weg kan men verkleinen door het oppervlak waarover de trekker zich afzet groot te maken. Wel moet men bedenken dat in het algemeen de druk dieper in de grond doordringt naarmate het belaste oppervlak groter wordt. Men kiest dan het minder verdichten van een grotere hoeveelheid grond boven het meer verdichten van een kleinere hoeveelheid. Dit heeft alleen zin als de mindere verdichting ook minder schadelijk is. Aangezien dichte grond niet makkelijk verder te verdichten is, is het groter maken van het belaste oppervlak een minder veilige weg dan men veelal denkt. Het veiligst is het over de grond te transporteren gewicht zo klein mogelijk te houden. Lichte trekkers kunnen dus zeker gunstig zijn, maar dan moeten ze geen trekkracht behoeven te leveren en dus de werktuigen aandrijven. Het totale te transporteren gewicht is echter zeker ook vaak te beperken door het aantal arbeidsgangen te verminderen. In Amerika maakt de gedachte van een minimaal aantal bewerkingen veel opgang. Soms wordt de grond in één arbeidsgang losgemaakt, ingezaaid, bemest, besproeid en gerold. Hieraan zitten natuurlijk tal van technische aspecten. Maar het is de moeite waard de aanval te wagen om de mechanisatie de naam van vijand van de bodemstructuur te laten verliezen en hem in te schakelen om onze gronden cp een zo hoog mogelijk vruchtbaarheidsniveau te brengen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 10