WAAR ZIJN WIJ JONGEREN MEE BEZIG?
968
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
kVIND JE DAT WIJ ALS
JONGEREN EEN
DUIDELIJK
STANDPUNT HEBBEN?
TL LS uit de 10 binnengekomen ant-
woorden een korte en bondige con
clusie getrokken moet worden, blijkt
dat er 3 min of meer positief „ja"
zeggen. Vier jongeren menen dat het
zonder meer „nee" moet zijn, terwijl
twee beantwoorders twijfelen en één
geen antwoord geeft. Zeer terecht wordt gesteld dat onder standpunt het al of
dat als men over jongeren in het algemeen spreekt, rekening gehouden moet
worden met het feit dat deze groep wat betreft leeftijd vrij veel uiteenloopt.
tOngeveer 15 jaar.) Dit is van belang wat betreft het al of niet een mening
gevormd hebben. Men maakt tevens onderscheid tussen een standpunt ten
opzichte van de eigen positie naar zichzelf toe gerekend en de positie in de
maatschappij naar buiten uit gerekend. Belangrijk vindt men de taak en de
betekenis die men als individu heeft voor de omgeving, de medemens. Heel
scherp is ook de opmerking dat dat standpunt wel bepaald kan zijn, maar dat
zowel een positieve als een negatieve instelling tot de mogelijkheden behoort
en inderdaad geconstateerd kan worden. We laten hier verder enkele verkorte
meningen volgen:
Ons standpunt is dikwijls te idealistisch en onze argumenten zwak ge
fundeerd. Wij koesteren vele illusies, die in een korte tijd meestal ver
wezenlijkt moeten worden en dan liefst nog via de weg van de minste
weerstand.
Op sommige terreinen (b.v. eigen persoonlijke toekomst) hebben jongeren
tegenwoordig een duidelijk standpunt. Wat de maatschappelijke kant en
andere hiermee verwant, betreft, laat dit standpunt veel te wensen over.
Gedachten van laten lopen zo 't loopt en laten leven zo 't leeft maken wel
veel opgang.
t— Op de vraag of wij jongeren een duidelijk standpunt hebben, meen ik neen
te moeten zeggen. Ik geloof dat dit in de laatste decennia zeer sterk is
vervaagd als gevolg van de vele veranderingen en ontwikkelingen op allerlei
gebied. De mens in het algemeen is van nattrre erg conservatief en als
zodanig erg moeilijk in deze veranderingen mee te slepen. Vooral de
jongeren die in deze tijd opgroeien en zich ontwikkelen kunnen hier geen
rechte draad meer vinden en gaan zelf een weg zoeken, meestal de ge
makkelijkste en als gevolg daarvan meestal de verkeerde.
Ondanks de grote verschillen lijkt het me dat vele jongeren zich in deze
gecompliceerde maatschappij nog niet een duidelijk omlijnd standpunt heb
ben gevormd, maar dat de meeste jongeren, bewust of onbewust, zich toch
wel eens een bestaan willen opbouwen in een wereld waarin ondanks de
verschillen en meningsverschillen een vreedzaam naast elkaar bestaan
mogelijk moet zijn.
Het antwoord op deze vraag kan in twee delen gesplitst worden, alhoewel
de scheiding niet scherp getrokken kan worden.
A. Wanneer we uitgaan van de jongeren als een georganiseerde groep, b.v.
alle jongeren, verenigd in de L. J. G.-Z., dan luidt het antwoord bevestigend,
dan is er een duidelijk standpunt en een streven naar een te bereiken doel.
'Anders zou men geen deel uit maken van een bepaalde groep. In de L. J. G.
is met name het streven gericht op de doelstellingen genoemd in art. 3
van de statuten.
B. Wanneer we uitgaan van de jongere als individu, dan kan niet één, twee,
drie met „ja" of ..nee" op deze vraag geantwoord worden. Dan moet er m.i.
een scherpe grens getrokken worden tussen de jongeren, die actief leven en
denken en zij die passief zijn ingesteld.
De positief ingestelde jongeden hebben in de regel een duidelijk standpunt
en streven actief naar een bepaald doel, in de directe zin van het woord,
hetzij in groepsvorm, hetzij individueel. Doch ook de passieve jongeren
kunnen deel uitmaken van een groep; zij zullen zich aansluiten, zonder zich
de doelstellingen van deze groep te realiseren, maar om andere redenen, b.v.
omdat vrienden, of jongeren van eenzelfde bevolkingsgroep of bedrijfstak
hierin zijn verenigd. Ook kan het zoeken naar sfeer en gezelligheid een
motief zijn.
fr— Naar mijn mening zijn er te veel jongeren die het in deze tijd gemakkelijk
opnemen en graag het werk, vooral wat het verenigingswerk betreft, aan
een ander overlaten, een bestuursfunctie meer als een „erebaantje" be
schouwen dan als een werkfunctie. Wij jongeren zouden gaarne zien een
betere samenwerking tussen Z. L. M. en L. J. G. omreden dat wij nog
beter voorbereid worden op de dagelijkse problemen die zich voordoen,
omdat cr nog maar weinig jongeren zijn die zich daarin uit zichzelf ver
diepen.
Men hoeft zich heus niet te generen voor eigen ideeën en standpunten, maar
men moet dan toch eerst wel degelijk bekijken of deze wel in de omgeving,
maatschappij, betamelijk en mogelijk op één of andere wijze passend zijn.
UIT de 10 antwoorden op deze vraag
destilleren we 8 keer ja. Hieraan
voegt men echter steeds direct een
„maar" toe. Eén jongere vat de vraag
anders op en zegt:
- Nee, dit is niet mogelijk, ouderen
die werkelijk belangstelling voor ons
hebben, kunnen van grote waarde
zijn.
Eén L. J. G.-lid meent:
Dit vind ik een vraag die uit de tijd is. Ik geloof eerder dat we op moeten
gaan passen niet wat te eigenwijs te gaan worden. Misschien is dit te sterk
uitgedrukt, maar wat meer respect voor ouderen zou* niet gek zijn.
Van de, leden die de vraag wel serieus nemen, drukken we ook enkele af. Het
lijkt ons niet nodig hierbij een nadere uiteenzetting te geven.
Wij moeten vroeg zelfstandig kunnen zijn, doch het gevoel hebben dat de
ouders in principe een ruggesteun vormen.
Het kind van vandaag is de klant van morgen. Wij als jongeren van nu
zullen later een taak moeten gaan innemen in de maatschappij. Tot op
zekere hoogte moeten we zelfstandig zijn. Maar daarnaast zullen we als
enkeling in de huidige maatschappij weinig kunnen bereiken. We moeten
niet als enkeling willen gaan werken, maar moeten samenwerken om samen
sterk te zijn Om verweer te kunnen bieden aan eventuele bedreigingen
van buitenaf, hetzij van welke aard ook. We moeten onze eigen boontjes
kunnen doppen, maar we moeten een ander er in erkennen. We moeten het
niet alleen willen.
Wat dat zelfstandig zijn betreft, dat hangt af van dc leeftijd die wij als
jongeren bereikt hebben. Maar mijns inziens zijn er te veel jongeren die
op de drijfveren van de ouderen voortleven, maar ook daar staat weer
tegenover dat er ook zijn die geen vrijheid van handelen krijgen en zo
doende ook weinig zelfstandig kunnen zijn.
Elke jongere dient zo vlug mogelijk zichzelf een eigen zelfstandigheid aan
te leren, natuurlijk met inachtneming van de adviezen van zijn ouders en
anderen als leraren, geestelijken, leiders enz. Hij moet zoveel mogelijk zijn
VIND JE DAT WIJ
ZELFSTANDIG MOETEN
OF KUNNEN ZIJN EN
ONZE EIGEN BOONTJES
DOPPEN
beroep zelf kunnen kiezen. Ook dient vooral de jongen een hoge mate van
zelfstandigheid te bezitten wanneer hij in militaire dienst treedt.
In een johgerengemeenschap moet het streven naar zelfstandigheid worden
gepropageerd, met dien verstande, dat wij nooit afwijzend mogen staan
tegenover de adviezen die ouderen ons geven.
WAT IS DE POSITIE EN
DE FUNCTIE VAN DE
OUDEREN IN ONS
LEVEN EN STREVEN
(NAAR HET GESTELDE
DOEL)
TJTEROP geeft men een unaniem po-
sitief antwoord, dikwijls bijna ge
lijkluidend. Het antwoord komt eigen
lijk steeds neer op: De ouderen nemen
een belangrijke positie in, zij hebben
voor óns leven en streven zeer zeker
een functie.
De ouders moeten achter de scher
men blijven als stille werkers. En
begrijpend, beschermend en corri
gerend optreden bij het streven naar het bereiken van onze plaats in de
wereld.
De taak van de ouderen is ons een kans te geven.
-— We kunnen de ouderen geloof ik het beste bekijken zoals jongens uit de
eerste klas lagere school opkijken tegen de jongens uit de hoogste klas.
Daarmee wil ik zeggen met ontzag, maar ook achterdocht. Storen de groten
door dwars door ons spel te rennen of opzij te duwen Dit veroorzaakt
bij de kleinen ongerustheid en onzekerheid.
Wanneer wij over ouderen praten, denk ik aan de mensen, die omstreeks
1900 geboren zijn. Deze mensen nemen vaak een te negatieve houding aan
t.o.v. nieuwe dingen. In de loop der jaren is er heel wat veranderd en zij
hebben zich daarbij altijd moeten aanpassen. De positie die zij innemen
is dus wel zeer afwachtend voor de nieuwigheden, die dus vaak bestempeld
zijn als: daar komt niet veel van, of: wat zal daar weer van komen. De
functie die zij hebben is ons voor te lichten met hun levenservaring en ons
te helpen wanneer dit nodig is, hetzij met welke dingen dan ook.
De ouderen hebben dus tot taak de opvoeding en ontwikkeling van de
jongere te leiden. Zij dienen onze ideeën en gedachten te begrijpen. Heel
dikwijls worden deze laatste snel van de hand gewezen, waardoor gespannen
toestanden kunnen ontstaan, wat voor de jongere fataal kan zijn.
Zolang ze begrip voor je doel hebben, kun je geen betere raadgeving en
steun in je leven krijgen, dan juist van je ouders. Maar laat de jongeren
zelf beslissen
ZOU DE JONGERE
VAN NU
VOORUITSTREVENDER
ZIJN DAN DIE VAN
BIJVOORBEELD 25 35
JAAR GELEDEN
T\E antwoorden hierop zijn weer zeer
gevarieerd. Men reageert zowel be
vestigend als ontkennend. Eén lid
meent dat er geen verschil is, terwijl
één stelt dat hij de vraag niet kan be
antwoorden.
De jongeren van 25 jaar geleden
waren anders omdat de tijd anders
was. Dat ze meer of minder vooruit
strevend waren dan nu, geloof ik
niet.
De kansen en de middelen zijn nu zoveel groter dan vroeger. Er zijn
nu mensen die wat bereiken en die waren er beslist 25 jaar terug ook.
Ik vind deze vergelijking moeilijk, wat vroeger iets betekende tel je nu
nauwelijks mee.
De jongeren van nu zullen vooruitstrevender zijn dan die van 30 jaar terug.
Tevredenheid is bij de vele jongeren niet te vinden, vandaar dat ze steeds
maar zoeken naar nieuwe dingen en zich proberen op te werken. Mede
doordat ontsluiting van bepaalde achtergebleven gebieden is voortgegaan,
hqbben velen, met name van het platteland, zich onwikkeld in de stad. En
vandaag aan de dag volgen bijna alle jongeren een opleiding, die 30 jaar
geleden enkel voor de mensen van een hogere stand mogelijk was. Ik denk
b.v. aan een studiebeurs waardoor de minder vermogende toch ook in de
gelegenheid komt zich vooruit te werken. Wat ze volgens mij nu meer willen
dan in de tijd van 30 jaar geleden.
Nee, tegenwoordig zijn ze gemakzuchtiger wat volgens mij door de materiële
welvaart komt.
Ik geloof niet dat wij vooruitstrevender zijn dan vroeger, alleen krijgen
we meer mogelijkheden om het te tonen.
SOMS KRIJG JE DE
INDRUK DAT OVERAL
INTERESSE VOOR
HEBBEN EEN
MODEVERSCHIJNSEL
WORDT. IS DAT ZO
OOK hierbij meerdere gedachten. Wij
laten ze zonder meer volgen.
Soms krijg je de indruk dat een
modeverschijnsel dreigt te worden
dat niets iemand interesseert. Wat
zou ons nog wel eens kunnen inte
resseren Geloof, geld, macht, eer,
verantwoordelijkheid We kunnen,
dacht ik, toch beter deze vraag stel
len in deze tijd van vervlakking en
vergemakkelijking van en voor het
eigen ik
Dit is niet zozeer een verschijnsel van de mode, maar wel van de jeugd.
De jeugd is van nature nieuwsgierig, waaruit een veelzijdige interesse
ontstaat. Naarmate men ouder wordt gaat men, geloof ik, de verschillende
interessen naar belangrijkheid sorteren.
Uiteindelijk zal onze meeste interesse uitgaan naar de dingen, die zich in
een enge kring om ons heen afspelen: ons beroep, onze studie, hobby's, de
eigen toekomst. Natuurlijk speelt het wereldgebeuren, zowel op politiek,
economisch en sociaal gebied hierbij min of meer op de achtergrond een rol.
De intensiteit van de interessen hangt natuurlijk weer ten nauwste samen
met de persoonlijke instelling van de betrokken jongere.
Door de veelal drukke werkzaamheden gaat bij vele jongeren de interesse
in het weekend en dergelijke uit naar ontspanning. Avonduren worden ook
heel vaak gevuld met het bezoeken van vergaderingen, bijeenkomsten enz.,
wat voor ons op bepaalde ogenblikken wel eens wat te veel kan worden.
Zeer zeker zal ons ook de gang van zaken interesseren van de ontwikkeling
in de E. E. G. Het gebruik van atoombommen enz. Wat ons het meest
interesseert zijn de nieuwe dingen. Is er iets nieuws op het gebied van de
techniek, dan zullen we ons daarvoor zeer interesseren.
Het is ten enenmale uitgesloten om je overal voor te interesseren. Het enige
belangstelling tonen voor wat er naast het bedrijf en de landbouwproblemen
gebeurt wil niet zeggen dat je je voor al deze dingen ook interesseert. Die
gene die zich zogenaamd overal voor interesseert is volgens mij iemand die
geen wil en doorzettingsvermogen bezit. Wat ons het meest interesseert
zijn de landbouwproblemen van tegenwoordig en het wereldse gebeuren
wat betreft de atoomproeven.
Ik heb helemaal niet het idee dat alles ons interesseert. Was het maar zo.
misschien hadden we dan ook eens een zaal vol mensen, als er een lezing
is. „Dat alles je interesseert" een modeverschijnsel is, gaat dus bij mij
niet op I