Vervolg rede Voorzitter €)52 ZEEUWS LANDBOUWBLAD MET GENOMEN BESLISSINGEN WAAR de heer Smeenk deze morgen uitvoerig T' over akkerbouvvproblemen heeft gesproken, is het niet onze bedoeling dit nog eens over te doen. Wel zouden we nog een paar opmerkingen willen maken over de beslissingen, die dit jaar niet werden genomen, beslissingen van niet al te grote draagwijdte, die toch bijzonder belangrijk ge weest zouden zijn voor de verbetering van het akkerbouwklimaat. Een verbetering die dit klimaat vooral behoeft uit hoofde van de investeringsnood- zaken die er in het huidige tijdsbestek van enorme aanpassing gevraagd worden, investeringen die ook noodzakelijk zijn. Aanpassingen tevens, waarover we bij een vorige gelegenheid gesproken hebben en die ook dringend nodig zijn. Bovendien zou de Minister met een beter akkerbouwklimaat de drang naar melkveehouderij vanuit deze sektor kunnen tegengaan. In de eerste plaats zou ik dan willen noemen de weigering van de Minister van Landbouw om te komen tot een verantwoorde kóolzaadteelt in Nederland. Met het perspektief van een E. E. G. was er o.i. niets tegen, doch in tegendeel veel vóór ge weest, wanneer de Minister deze mogelijkheid had helpen scheppen. Dat kort daarna tie margarine- prijs met een cent werd verlaagd, heeft dan ook de gehele agrarische wereld buitengewoon onaan genaam aangedaan. Men had namelijk, wanneer men de margarineprijs niet had verlaagd, deze kool- zaadverbouw zonder financiële nadelen tot stand kunnen laten komen. Te onaangenamer is deze kwestie, omdat men in Denemarken ons wel in deze zin is voorgegaan. Een tweede punt, dat in hetzelfde vlak ligt, is de discriminatie die de Nederlandse vlasteelt ondervindt t.o.v. de Belgische en Franse vlas telers, die van overheidszijde financiële mede werking of financiële premiëring ondervinden. Ook hier ondervindt de basis, die onze akker bouw zo breed mogelijk behoeft, geen hulp van overheidszijde. In de derde plaats moeten we dan wel de vinger leggen op de hoeveelheid Nederlandse tarwe, die voor broodbereiding wordt bijge voegd; 40 bijmenging i.p.v. 35 zou voor de Nederlandse telers heel wat gescheeld hebben, doch het kon weer niet, hoewel in het omrin gende buitenland de bijmengingen veel hoger zijn en de broodkwaliteiten naar onze mening in het algemeen daar bepaald te waarderen zijn, waarbij dit laatste oordeel uiteraard subjektief luidt. Dit zijn punten, welke U ook kunt terugvinden in het Akkerbouwrapport dat dit jaar door een speciale kommissie uit de boezem van het bestuur der Z. L. M. is opgesteldeen rapport waarin ver der ook met name verwerkings- en afzet vraag stukken werden behandeld. GRAAN VERBOUW EN DE TOEKOMST WE willen thans echter nog stilstaan bij een punt, dat na de laatste jaarvergadering van het K. N. L. C. weer in diskussie gekomen is, n.l. het punt van de toekomst van de graanbouw in Nederland. De nieuwe Direkteur-Generaal van de Landbouw, Ir. Wellen, zou bij beantwoording van vragen n.a.v. de rede, die hij op de algemene ver gadering van het K. N. L. C. had uitgesproken, de indruk gewekt hebben dat hij niet veel meer zag in de graanbouw in Nederland voor de toekomst. Er zijn over deze kwestie van uit de Volksver tegenwoordiging zelfs vragen gesteld aan de Minis ter van Landbouw en wie nu een en ander gevolgd heeft en ontdaan heeft van het soms wel wat overtrokken kommentaai', moet o.i. tot de volgen de konklusie komen: Ir. Wellen, met als achter grond zijn typisch Brabantse ervaring, heeft mis schien minder gelukkig uitgedrukt, in ieder ge val bedoeld te zeggen, dat de Nederlandse boeren stand het in de toekomst in de E. E. G. zeker niet van een uitbreiding van de graanteelt zal moeten hebben. Hij heeft dan in cijfers gedacht; het groot ste gedeelte van de Nederlandse bedrijven zijn kleine bedrijven op lichte gronden en deze bedrij ven zullen zich geen groot inkomen kunnen ver werven door het bedrijven van extensieve graan teelt. In het grensgebied van Zeeland en Brabant komen in de laatste provincie reeds bedrijven voor, die geen graanverbouw kennen en die hun stro behoefte in Zeeland komen dekken. Dat echter ook op <le grotere bedrijven op de klei ter verwerving van een goed inkomen liefst niet gedacht zal moe ten worden aan uitbreiding of vermeerdering van graanteelt, is eveneens een opvatting die wij zou den kunnen delen. Dat wil echter helemaal niet zeggen, en dat behoeft o.i. ook helemaal niet te zeggen, dat de graanteelt op de daarvoor typisch geschikte bedrijven geen kansen meer zou hebben. Het moeilijkst zal ongetwijfeld het broodgraan het hebben omdat we daar zullen moeten konkur- reren met kwaliteiten die in de E. E. G. onder gunstiger klimatologische omstandigheden worden verbouwd. Op dit punt hopen we echter nog niet aan het eind van ons Latijn te zijn, terwijl ook de hoge opbrengsten, die hier verkregen kunnen wor den, niet gebagatelliseerd mogen worden, doch zelfs wanneer wij in dit opzicht in het nauw zou den komen, dan mogen we evenmin verkleinen de betekenis van b.v. de brouwgerstteelt, waarvoor ons klimaat wel degelijk bijzonder geschikt is ge bleken te zijn. Er is derhalve geen direkte aanleiding om öp dit punt alleen maar vanuit de verdediging te denken. Bovendien is het zó, dat de betrekkelijk kleine hoe veelheden die onze poldergebieden aan granen voortbrengen t.o.v. een vergroot E. E. G.-geheel van zodanig geringe importantie zijn, dat wij niet zou den kunnen inzien waarom dit areaal graanver bouw, dat ook uit een oogpunt van vruchtwisseling toch uitermate belangrijk is, zich niet kunnen en mogen handhaven. CONCENTRATIE VAN DE VERWEBKINGS- SEKTOR INTERN zijn we nog bezig met het bestuderen van het rapport van het Landbouwschap over de nieuwe landbouwpolitiek. Daarbij is het zó, dat aller ogen gericht zijn op de vraagstukken van een betere afzet, wat vaak samenhangt ook met de problemen van verwerking. We zijn niet van plan ook al hetgeen daarover de laatste tijd ge zegd is, te gaan herhalen, maar wel zouden we er op willen wijzen dat men veelal een stemming op het platteland tegenkomt van '„er dient wat te gebeuren", en men ziet ook de eerste aanzetten daartoe. Naast deze nieuweinitiatieven loopt parallel het vraagstuk van de koncentratie in de reeds bestaande verwerkingssektor, een probleem waar b.v. in de zuivelwereld al zeer veel aandacht aan besteed wordt naar ons gebleken is uit de laatste openingsrede op de algemene vergadering van de F. N. Z. in Middelburg van de zijde van haar voorzitter de heer Van Waes. en tevens een pro bleem dat ook in de andere bedrijfssektoren nog veel meer bestudering en overweging verdient dan op het ogenblik, naar mijn waarneming, het geval is. Wanneer we zien wat er aan de vooravond van de E. E. G. op industrieel gebied in dit opzicht te koop is ik noem eens een aantal voorbeelden: fusie Staatsmijnen en Dow Chemical; Scholten's Aardappelmeel en O. J. Meyer Dextrine; Konink lijke Zout fuseerde met Electfozuur, nam Albatros en Gembo over; Ketien met American Cyanid; Ro- baver en Nationale Handelsbank: ïnternatio en Al berts Houthandel: Borsumij en Geo Wehry. V. M. neemt Beynes over. verder Volma en Smulders: de samenwerking van Machinefabriek Breda. Philips. Rotterdamse Droogdok en De Schelde in de N.V. Neratoom; Willem Smit en E. M. F.; American Machine and Foundry neemt Bak- ovenbouw De Boer over; Bliidenstein en Willink; Niiverdal-ten Ca te nemen Spa ni aard over; N.V. Rigtersbleek v./h L. J. van Heek en Jansen en Tilanus; Oranjeboom en Z. H. Bierbrouwerii; In- tervam met Landbank; Ver. Glas en Kristalunie. Dan moet toch met name ook het lantl- en tuinbouwbetlrijfsleven zich met de grootste voortvarendheid en ook met de grootste zorg afvragen of zij uit dit voorl>eeld niet meer lering dienen te trekken en of met name de huidige verantwoordelijke bestuurders en direkties, in plaats van vaak een moordende konkurrentie onderling te bedrijven, niet veeleer moeten zoe ken of soms met opoffering van direkte eigen l>elangen een verbetering van de inkomsten positie van het eigen bedrijf en dientengevolge van de toeleverende boer of tuinder kan wor den verkregen door het prijsgeven van eigen po sitie en het samengaan in groter verband. Meer dan deze algemene uitroep zal ik op het ogen blik niet plaatsen ik ben wat dat betreft zelf besmet, zou men kunnen zeggen maar dat neemt niet weg dat ik meen verplicht te zijn liier zeer open voor deze overtuiging uit te komen. STRUCTUURBELEID EN WET VERVREEMDING I.ANDBOUWGRONDEN AP het gebied van het struktuurbeleid zitten we U nog altijd met het verkavelingsplafond van ongeveer 120 miljoen. Er zijn thans voor een jaar bijgekomen 10 miljoen uit hoofde van struktuur- verbetering gekoppeld aan het melkprijsbeleid. Wat echter dringend noodzakelijk blijft, is een speciale extra financiële regeling voor de sektor administra tieve ruilverkaveling. We mogen hier in Zeeland in het algemeen zeker niet ontevreden zijn over het tempo waarin de struktuurverbetering heeft plaats kunnen vinden en ook het perspektief is niet zonder uitzicht; dat neemt niet weg dat de eigen werkzaamheid d.m.v. administratieve ruilverkave ling een geweldige duw zou kunnen geven in de richting van kostprijsverlaging of kostprijsver betering over de gehele linie in ons land. Bij dit hoofdstuk mag ik ook nog wel even stilstaan bij de onzekerheid die er bestaat over het al of niet vervallen per 1 januari 1963 van de Wet Vervreem ding Landbouwgronden. De Minister had een ont werp verstuurd om advies naar de S.E.R. en het Landbouwschap; naar thans verluidt zouden beide lichamen in kleine meerderheid voor verlenging van het wetsontwerp zijn. Er wordt niet bijgezegd hoe lang de verlengingstermijn zou moeten wezen. De vragen die wij deze zomer in Wissekerke over dit onderwerp gesteld hebben, blijven onvermin derd bestaan. In het moeilijke punt van het voor keursrecht van de pachter is men kennelijk blijven steken. Een aanvullende vraag is nog bij ons ge rezen, n.l. of liet niet mogelijk zou zijn de lengte van de pachttermijn, die de pachter alsnog zou dienen te verkrijgen, van geval tot geval door de Grondkamer te laten vaststellen. De termijn zou dan zodanig kunnen worden afgestemd dat het voorkeursrecht van de pachter inderdaad een reali teit blijft. De tweede aanvullende vraag luidt, of het denkbaar te achten is dat men steeds grotere verschillen laat ontstaan tussen de prijzen waar voor men landbouwgronden enerzijds onteigent ten algemenen nutte en anderzijds doorverkoopt op b.v. een zestigvoudig prijsniveau. Aan dit vraag stuk en de geweldige spanningen die het oproept en de krenking van het rechtsgevoel, omdat hier niet in vrijheid een evenwicht tot stand kan komen, voegt zich nog met het voortschrijden van de E. E. G. het grote gevaar dat onze grond voor veel te lage prijzen in handen van buitenlanders terecht zal komen. ONTW IKKELINGEN IN DE E. E. G. OVER de E. E. G. valt van alles te zeggen en dat kunt U dan ook dagelijks in de kranten in vele kolommen lezen. Of U er veel wijzer van wordt betwijfel ik. Eén ding is duidelijk: van Duit se zijde hangt nog steeds loodzwaar het gevaar dat de versnelling van de E. E. G. per 1 jan. a.s. geen feit zal kunnen worden omdat aan de voorwaar den van de vervulling van de eerste fase niet is voldaan. Er was eerst de indruk dat de Duitsers een hardnekkig" achterhoedegevecht vochten; op het ogenblik lijkt het er op dat het meer is dan een elastische verdediging, dat het veeleer gaat om het behoud van alle stellingen tot het uiterste. Van Nederlandse zijde is zeer terecht aan de aan neming van de graanvoorstellen een dito regeling voor het zuivel vraagstuk verbonden. Wij wensen de profeten geluk die profeteren, doch we geloven dat deze profetieën het papier niet waard zijn waar op ze gedrukt worden. De faktor Engeland is deze laatste weken van december tengevolge van dit alles weer meer naar de achtergrond geschoven. Ten aanzien van de toetreding van dit land tot de E. E. G., menen wij ermee te kunnen volstaan een kernprobleem te signaleren. Wij willen er dan op wijzen dat vooral de Commonwealth-landen in de gematigde zóne, Canada, Australië en Nieuw- Zeeland, in hoofdzaak produkten voortbrengen die ook in West Europa geteeld of voortgebracht wor den, terwijl deze landen daarop thans een tarief preferentie van 10 genieten (Canada voor 80 van zijn handel een gemiddelde preferentie van 10Australië voor 90%: 7,5 a 10% en Nieuvv- Zeeland voor 90 een preferentie van 18 We kunnen ons moeilijk voorstellen dat deze overzeese boeren er genoegen mee zullen nemen in het ko mende E. E. G.-heffingensysteem de omvang van hun leveringen op hun „home market" bedreigd te zien, terwijl zij tegelijkertijd mede de heffingen zouden fourneren voor de Gemeenschapsfondsen van hun konkurrenten, de Europese boeren. Een regeling zal dan ook zeker schikkingen moeten vertonen, zodat de vraag resulteert welke kwan titatieve afzetvoordelen een geïntegreerde Engel se markt nog doorslaggevend zal kunnen opleve ren. Ook Dr. Mansholt heeft de laatste tijd reeds enkele malen betoogd, dat we Engeland bepaald niet moeten zien als een „Entlassungsventil" voor kontinentale overschotten. Vooralsnog reserveren we dan ook als standpunt, voorzichtigalle beetjes helpen. ZONDER LANDBOUWSCHAP MAAR ÊEN BEEN OM OP TE STAAN r hebben daarstraks het rapport van het Land bouwschap: „Landbouwpolitiek op langere termijn'' gememoreerd. Hoewel het eindstadium van beoordeling nog niet is bereikt, heeft deze ver ontrustende prediking reeds velen wakker geschud en als zodanig goed gewerkt. Ook wil ik nog eens terdege wijzen op het vele werk dat b.v. de Gewes telijke Raad in Zeeland van het Landbouwschap verricht i.v.m. het grondgebruik en de bedreiging in die sektor. Het Landbouwschap wordt vaak fel aangevochten. Indien dit op de juiste wijze ge beurt moet het daar tegen kunnen. Doch het is op vallend hoe bepaalde niet-agrarische milieus dit vuurtje opstoken, met name buiten de kringen der organisaties die in het Landbouwschap erkend zijn. Natuurlijk zijn er redenen, zijn er oorzaken in de gebieden waar de felle oppositie oplaait, waar om juist daar dit radicalisme zich uit. Er is onge twijfeld een stuk historische verwaarlozing ook in het geding. Het is daarbij een teken voor het Land bouwschap zelf, om meer te doen, om zich te pre senteren en voor de organisaties in het bijzonder om meer voorlichting te geven over het Land bouwschap zoals het reilt en zeilt, zelve. Naar onze overtuiging zou het landbouwbedrijfsleven zonder Landbouwschap niet veel meer hebben dan één been om op te staan; laat hen dan ook zorgen het waarom en het hoe aan de mensen duidelijk te maken. (Zie verder volgende pagina)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1961 | | pagina 20