Akkerbouwproblemen in deze tijd
Z. L. M. RAPPORT AKKERBOUW
TEN GELEIDE
-
B IJ LAGE ZEEUWS LANDBOUWBLAD ZATERDAG 25 NOVEMBER 1961 1
I J ET Dagelijks Bestuur der Zeeuwse Landbouw Maatschappij besloot
i in het voorjaar 1961 een commissie in te stellen met het doel om de
moeilijkheden, ivaarmede de akkerbouw-sector te kampen heeft, te be
studeren en om richtlijnen aan te geven hoe deze moeilijkheden over
wonnen kunnen worden.
®E laatste jaren immers is het vraagstuk van de afzet van akkerbouw-
produkten steeds meer actueel geworden.
De prijzen op de wereldmarkt waarbij de produktiekosten een
ondergeschikte rol spelen zijn voor een aantal produkten vrij aanzien
lijk beneden de Nederlandse (en Europese) kostprijzen komen te liggen.
Vanzelfsprekend leidde deze ontwikkeling tot prijsdalingen voor de
vrije (niet gegarandeerde) produkten.
Via het vaststellen van de suikerprijs en het verplicht stellen van het
bijmengen van een pepaald percentage inlandse tarwe in het broodgraan,
wordt er voor suikerbieten en tarwe naar gestreefd een gegarandeerde
prijs te bereiken. Het stelsel van monopolieheffingen handhaaft zoveel
mogelijk de richtprijzen voor de voedergranen.
De daling van de prijzen van de vrije produkten veroorzaakt een ver
schuiving in de richting van de gegarandeerde produkten, wat moge
blijken uit onderstaand staatje ontleend aan het C.B.S.
Oppervlakte beteelö.met een aantal akkerbouwgewassen x 1000 ha
1954
1955
1956
1957
1958
1959
1960
Tarwe
110.1
89.2
85.8
99.0
111.2
120.4
127.8
Gerst
63.0
69.9
73.8
72.1
81.9
72.3
69.4
Peulvruchten
40.9
46.5
45.6
42.7
36.0
39.8
39.9
Vlas
30.5
32.2
32.0
22.6
16.0
15.1
24.2
Cons. aard.
120.6
106.2
103.9
99.1
92.8
98.3
97.4
Suikerbieten
79.2
66.8
69.1
64.5
81.0
93.0
92.7
Met name voor de suikerbieten is het gevaar van een produktie aan
suiker, die de binnenlandse behoefte over'reft, niet meer denkbeeldig
(zie oogstjaar i960) iaat de regering bij garantie van de totaal geprodu-
ceer'z hoeveelheid extra geld zou gaan kosten. De overheid heeft dan
ook gemeend aan de gegarandeerde hoeveelheden grenzen te mo ten
stellen. Omdat de boer met zijn produkten dus niet links of rechts kan,
is een gevoel van onbehagen ontstaan.
TENGEVOLGE van sterk stijgende kosten, weinig stijgende of zelfs
dalende produktieprijzen en slechts gmatig gestegen opbrengsten
vertonen de uitkomsten in de akkerbouw een dalende lijn. Een en ander
kan met onderstaande cijfers, ontleend aan het C.B.S.worden ge
ïllustreerd.
Indexcijfers van de prijzen van enkele akkerbouwprodukten (af bedrijf)
en enkele kostenfactoren (1949/50
- 1952/53
100)
54/55
55/56
56/57
57/58
58159
59/60
Tarwe
107
106
109
118
122
128
Gerst
77
77
76
83
79
83
Erwten
111
87
118
65
88
94
Vlas
86
91
90
74
Cons, aardappelen
99
110
100
121
120
149
Suikerbieten
112
120
117
140
141
148
Totaal akkerbouw
103
103
103
110
116
124
Totale kostenfactoren
115
117
125
131
137
140
Investeringen van landbouwbedrijven in gld./lOO ha
54/55
55/56
56/57
57/58
Zeekleigebieden
f 9.856,—
f 11.472,—
f 9.624,-
f 8.939,—
Nederland totaal
f 5.907,-
f 7.511,
f 7.546,-
f 7.294,—
Indexcijfers van uurlonen basis 1954 100
1954 1955 1956 1957 1958 1959 1960
100 106 112 127 141 147 161
Gemiddelde produktie van enkele akkerbouwprodukten
per ha
raming
1954
1955
1956
1957
1958
1959
Wintertarwe
4.023
3.922
3.976
4.398
4.048
4.803
Zomertarwe
3.376
4.101
3.592
3.935
3.310
3.872
Zomergerst
3.318
3.886
3.891
4.331
4.065
4.118
Cons, aardappelen
24.641
29.115
26.894
30.959
31.078
26.490
Suikerbieten
40.311
47.335
38.819
42.305
49.939
39.892
Peulvruchten
2.588
3.304
2.060
3.228
3.102
3.268
Gerepeld vlas
5,344
5.772
5.252
5.486
5.5 36
5.096
ZN het verleden is meermalen gebleken dat de landbouw in staat is
door moeilijke perioden heen te komen. Nu eens gelukte zulks door
zich wijzigende omstandigheden, waarop de boer weinig of geen invloed
kon uitoefenen, dan weer doordat hij zelf uitwegen zocht en aangaf om
uit de impasse te geraken.
Met moeilijkheden en mogelijkheden, zoals hierboven globaal geschetst
als achtergrond, werd de commissie ingesteld. En in dit licht bezien,
dient men de hieronder volgende studie te beschouwen.
De commissie heeft de problemen, uitgaande van de Zeeuwse om
standigheden, benaderd. Bovendien is het goed er op te wijzen dat op
het moment dat het belangrijke rapport van het Landbouwschap, „Land
bouwpolitiek op langere termijn", verscheen, de commissie reeds ge
ruime tijd met de werkzaamheden was begonnen. Het door de commissie
opgestelde rapport heeft dan ook een geheel zelfstandig ontstaan ge
kregen, naast het rapport van het Landbouwschap.
Goes, oktober 1961.
DE COMMISSIE
Leden:
A. M. GELUK (voorzitter)
J. B. BECU
P. J. BOM
F. DE GROENE
J. A. KLOMPE
Adviseurs
DR. IR. C. W. C. VAN EEEKOM
IR. J. D. DORST
IR. J. A. H. HAENEN
IR. A. W. LUITJENS
IR. J. PRINS
W. K. VAN NIEUWENHU IJZEN Rapporteur:
J. W. SCHEELE
C. P. J. VAN IWAARDEN
PROBLEEMSTELLING
De commissie is cf zich van bewust dat de problemen, waar de akker
bouw mee te maken heeft, zó veelzijdig zijn dat het gevaar bestaat in de stof
te verdrinken. Men is daarom tot de conclusie gekomen dat men zich in de
uitwerking van de verschillende onderdelen dient te beperken tot het aan
geven van enkele richtlijnen. De verdere uitdieping van het probleem kan
dan wellicht door anderen, die meer op een bepaald teirein gespecialiseerd
zijn, gebeuren.
De commissie meent bij haar beschouwingen de volgende onderdelen te
moeten ondersQheiden:
I. KOSTPRIJSBEREKENINGEN, GARANTIE- EN
LANDBOUWBELEID
ïy/TEN zal zich voor de toekomst moeten beraden op de doelstelling en
de uitwerking van de kostprijsberekeningen, waarbij tevens de
relatie kostprijs-garantieprijs in de beschouwingen betrokken dient te
worden.
II. AFZET, VERWERKING, MARKTONDERZOEK EN
RECLAME, ZOWEL ONPERSOONLIJK ALS VOOR EEN
BEPAALD MERK
TN de eerste plaats dient dé vraag beantwoord te worden of hieraan
in het verleden genoeg aandacht werd besteed.
Tevens dienen de mogelijkheden ter verbetering van de gemeenschappe
lijke afzet en verwerking van akkerbouwprodukten tot hoogwaardige
consumptiegoederen bekeken te worden, waarbij tevens de mogelijkheden
van export-bevordering via marktonderzoek en reclame, zowel onper
soonlijk air voor een bepaald merk, in ogenschouw moeten worden ge
nomen.
III. VRAAG EN AANBOD VAN AKKERBOUWPRODUKTEN
TVyfET het oog op de overschottensituatie, voornamelijk in Amerika en
ook wel in West-Europa, is het noodzakelijk zich te beraden op
nationaal noodzakelijke maatregelen
Vragen betreffende eventuele teeltbeperking en/of extensivering dan wel
wijziging in de produktierichting dienen aan de orde te worden gesteld.
IV. STRUCTUUR, MECHANISATIE, ARBEIDSVOORZIENING
EN BOUWPLAN INDIVIDUEEL BEDRIJF
TN verband met de toenemende mechanisatie en het afnemende aantal
arbeidskrachten zullen de problemen, die hiermede samenhangen,
vcor het individuele bedrijf bekeken moeten worden.
Vragen betreffende de mogelijkheden van ramenwerking van bedrijven,
het gezamenlijk gebruik van werktuigen, het werken met arbeiders-
combinaties, zullen aan de orde moeten komen.
Voor een rationele bedrijfsvoering is een goede cultuur-technische toe
stand goede wegen, goede ontwatering, goede kavelvorm, gunstige lig
ging t.o.v. de bedrijfsgebouwen van het allergrootste belang.
T\E commissie is er zich van bewust dat de problemen, die hierboven ge-
noemd zijn, geen uitsluitend regionaal karakter dragen, maar in de
eerste plaats een nationaal karakter hebben. Veelal zullen dan ook de op
lossingen op landelijk niveau gezocht moeten worden. De commissie hoopt dan
ook dat ook haar zienswijze ertoe mag bijdragen dat men op landelijk niveau
nog meer aandacht zal besteden aan de akkerbouwproblemen. Daarnaast
kunnen de onder 3 en 4 genoemde problemen vanuit een landelijk standpunt
en vanuit een Zeeuws standpunt benaderd worden.
Het lijkt de commissie nuttig voor deze laatste punten in ieder geval ook
aandacht aan de mogelijkheden voor het Zeeuwse bedrijf te besteden.