6 B IJ L A G E ZEEU W S LAND BOUW BLA D landarbeiders zal dan ook tot gevolg hebben dat, bij- gelijkblijvende conjunc tuur, de moeilijkheden met de arbeidsvoorziening nog zullen toenemen. Juist op de akkerbouwbedrijven zal behoefte blijven bestaan aan een góed geschoolde groep werknemers. Op allerlei manieren zal moeten worden ge probeerd het beroep van landarbeider aantrekkelijk te maken, waarbij het verlichten van het werk en het vervangen van het vuile handwerk door machines steeds de volle aandacht zal moeten krijgen. Hoewel de aanpassing in de landbouw moeilijk zal zijn, moet getracht worden de positie van de werknemers in de landbouw, wat betreft beloning en secundaire arbeidsvoor waarden, op gelijke hoogte te houden als in de industrie. De noodzaak, dat onze werknemers goed geschoold en technisch onderlegd zijn, wordt steeds groter door de steeds duurdere en ingewikkelder machines, die door hen bediend moeten worden. De commissie meent dat de onderwijs mogelijkheden voor ons landarbeiders nog niet aan de huidige eisen voldoen. De commissie vraagt zich af of naast de bestaande opleidingsmogelijkheden tot een technisch geschoold werker in de landbouw ook niet een opleidings mogelijkheid via de Lagere Technische School benut zou kunnen worden. "LIET vormen van een werkgeversvereniging kan in bepaalde gevallen een oplossing geven voor het arbeidsvoorzieningsprobleem, waarbij rnen echter een zodanige organisatie tot stand zal moeten brengen dat de werknemers het gehele jaar in dienst kunnen blyven. In de behoefte aan meer geschoolde krachten, met name het bedienend personeel van machines, zal echter niet door middel van deze werkgeversverenigingen voorzien kunnen worden. De commissie wil er hier nogmaals uitdrukkelijk op wijzen dat de arbeids voorziening en mechanisatie twee aspecten van het akkerbouwbedrijf zijn, die zeer nauw met elkaar samenhangen. Het gebrek aan goedgeschoold machine- bedienend personèel kan bovendien mede een noodzaak zijn tot samenwerking tussen een aantal boeren bij het tot stand brengen van hun mechanisatie. Naast het gezamenlijk gebruik van de werktuigen zou het dan tevens moge lijk zijn de werknemers en verschillende bedrijven in te zetten. IV. 3. DE STRUCTUUR VAN DE LANDBOUW 17 EN probleem, dat naast de bovenstaande volgens de commissie eveneens de volle aandacht verdient, is dat van de produktic-omstandigheden van onze akkerbouv/bedrijven. Ruilverkavelingen in de ruimste zin opgevat, zullen noodzakelijk zijn öm de produktie-omstandigheden zódanig te maken dat de akkerbouw in staat is zijn bedrijf zo efficiënt mogelijk te exploiteren. Alleen, wanneer de externe produktie-omstandigheden van het bedrijf gunstig zijn, zal de boei er in kunnen slagen zijn bedrijfsvoering bij de huidige eis aan te passen. De overheid heeft de uitvoering van al deze werken naar de mening van de commissie een belangrijke taak. Ofschoon grote gedeelten via deze ruilverkavelingen reeds van de ver beterde produktie-omstandigheden kunnen profiteren, is het met het oog op bovenstaande noodzakelijk dat de gebieden waarvoor ruilverkaveling is aan gevraagd zo snel mogelijk warden aangepakt. Daarnaast is het nodig dat ook de akkerbouwer zelf aandacht besteed aan deze produktie-cmstandighgden. Bij bedrijfssplitsingen dient men zich te rea liseren dat, wanneer men deze splitsing niet bewust kan doen samengaan met sterke intensivering of specialisatie, de omstandigheden ongunstiger worden om een rendabele exploitatie te verkrijgen. Dit ongunstig worden van de omstandigheden dient nóg des te meer in het oog gehouden te worden, daar de bestaande akkerbouwbedrijven bij het huidige bouwplan, met alleen akkerbouwgewassen, relatief steeds kleiner worden en voor een gedeelte steeds meer tenderen naar gezinsbedrijven. Afgezien van de mogelijkheden, die èr zijn tot intensivering voor gesplitste en kleinere bedrijven, meent de commissie dat het streven van de akkerbouw er op moet zijn gericht ook in de individuele bedrijfsvoering tot grotere een heden te komen. Hierbij wordt zeker niet alleen aan bedrijfsvergroting ge dacht, hoewel men hiernaar individueel wel zal streven. De mogelijkheden hiertoe zijn echter beperkt. Veel meer zal echter te bereiken zijn via het tot stand brengen van samenwerking in de breedst mogelijke zin, waarbij het geen individueel gedaan wordt toch weer een onderdeel vormt van een groter geheel. In rband met deze ontwikkeling zal de beroepskeuze voor de bo.^ren- jeugd meer aandacht verdienen dan tot nu toe. Goed onderwijs zal voor de toekomstige boer onmisbaar zijn, terwijl speciaal gerichte voorlichting, vooral in gebieden waar o.a. door ruilverkavelingen ingrijpende veranderingen tot stand komen, noodzakelijk is. In dit verband lean hier worden gewezen op het uitvoeren van streekverbeteringsplannen waar door middel van intensieve voorlichting, zowel op technisch-economisch, als huishoudelijk, als sociaal gebied, getracht wordt een snelle aanpassing te bewerkstelligen. IV. 4. BOUWPLAN "ATAAR de mening van de commissie zullen in het bouwplan en de wijze van werken voor onze akkerbouwbedrijven, mede met het oog op een geringe arbeids'oezetting, nog vele wijzigingen cienen te komen. Van bedrijf tot bedrijf zal in deze wijzigingen verschil dienen te bestaan. De toekomst'ge bedrijfsvoering van onze akkei-bouwbedrijven in het alge meen, zal voornamelijk door de volgende factoren beïnvloed woiden: a. de prijsverhoudingen van de eindprodukten; b. de relatie prijs-produkt-te investeren kapitaa1; c. de beschikbare arbeidskrachten; d. de technische mogelijkheden; e. d^ financieringsmogelijkheden. Hoewel de commissie meent dat een -algemeen .„ntl duvies voor c;. verschillende akkerbouwprodukten moeilijk is te geven, kan toch wel op enkele punten gewezen worden. Vastgesteld kan worden dat de moeilijkheden met de akkerbouw op de lichtere gronden (zandgronden) nog groter zijn dan op de kleigronden in verband met de beperktere gewassenkeuze. Wat betreft de lichtere klei gronden t.o.v. de zwaardere Heigronden kan worden opgemerkt dat op de eerstgenoemde gronden de mogelijkheden wat betreft de gewassenkeuze en het mechaniseren van werkzaamheden (denk aan het rooien van aardappelen in de zak) groter zijn dan op de laatstgenoemde gronden. Gewaarschuwd moet worden tegen een te sterke uitbreiding van de erwtenteelt zoals enkele jaren geleden duidelijk is gebleken, met de aardappelteelt dient de nodige voorzichtigheid, wat treft de te verbouwen oppervlakte, te worden betracht. De ikerbietenieelt heeft een zodanige omvang bereikt, dat ook hier ^verantwoordelijke uitbreidingen ernstige moeilijkheden kunnen -oorzaken. aarnaast verdienen de graszaad- en lucerneteelt zeker de aan lacht in het huidige bouwplan, terwijl de uitstekende brouwgerst van het Zuidwestelijk kleigebied van belang blijft. Tenslotte zullen de kleinere akkerbouwbedrijven het in de •iehting van meer intensieve teelten dienen te zoeken. o„ verkrijgen van een voldoende bedryfs-economisch inzicht zal ólj het afwegen van deze factoren naar de mening van de commis sie van doorslaggevende betekenis zijn, waarbij het bijhouden van bedrüfs-economische boekhoudingen en het opstellen van be drijf sbegrotingen noodzakelijk zullen zijn. SAMENVATTING I. KOSTPRIJSBEREKENINGEN, GARANTIE- EN LANDBOUWBELEID Voor het voeren van een gericht landbouwbeleid zijn kostprijs-berekeningen met vaste afspraken nodig. Het bedrijfsleven dient bij de keuze van de kostprijsbedrijven en het vast stellen van uitgangspunten volledig mee te spelen. Het geen rekening houden met een of meerdere bedrijven bij het bepalen van het gemiddelde, omdót men achteraf meent dat de bedrijfsvoering niet juist was, moet niet mogelijk zijn. Door steeds meer vaste uitgangspunten en het uitgaan van genormaliseerde omstandigheden komt men verder van de werkelijkheid af, wat niet juist is. Met reserveringen, welke noodzakelijk zijn om een snelle aanpassi.ig van het bedrijf mogelijk te maken, wordt in de kostprijsberekeningen on voldoende rekening gehouden. De boerenstand zelf dient meer gebruik te maken van de financierings- mogelijkheden, die èr zijn. Overwogen dient te worden welke mogelijkheden er zijn het gegarandeerde vlak te vergroten (koolzaad als gegarandeerd produkt, mengpercentage tarwe verhogen). Kwantumbeperking van gegarandeerde produkten brengt de akkerbouw in een aanzienlijk slechtere positie. II. 1. AFZET VAN AKKERBOUWPRODUKTEN Ten aanzien van de afzet van produkten bevindt de boer zich in een ongunstige positie. Het is de hoogste tijd dat een zo groot mogelijke samenwerking bij de afzet ttft stand komt, als tegenwicht tegen de steeds toenemende concen tratie bij de afnemers. Door samenwerking kan beter een constante kwaliteit worden aangeboden, wat de kopers aantrekt. Het is noodzakelijk dat de boeren in samenwerking hun produkt verder óp de weg naar de consument volgen. Grote prusfluctuaties schrikken de kopers af. Het verdient aanbeveling na te gaan of in het buitenland gevolgde systemen (b.v. de „boards" in Engeland) voor ons land betekenis kunnen hebben, De topcoöperaties, die zich met de afzet bemoeien, hebben in het bijzonder een taak bij het tot stand komen van samenwerking. Gestreefd moet worden naar een gebundelde afzet van minstens 60 75 van de geproduceerde hoeveelheid. II. 2. VERWERKING VAN AKKERBOUWPRODUKTEN Het vinden van nieuwe wegen bij het verwerken en bewerken van akker bouwprodukten kan bijdragen tot de oplossing van overproduktie en/of een hogere producentenprijs ten gevolge hebben» Via telersverenigingen en d.ergejijke bereikt men meeval niet volledig het gesteldedqeL r"

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1961 | | pagina 14