ZATERDAG 25 NOVEMBER 1961
S
Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan het opnemen van het kool
zaad onder de gegarandeerde produkten. De bezwaren hiertegen kunnen naai
de mening van de commissie niet doorslaggevend geacht worden, daar de
margarineprijs door een vaste koolzaadgarantieprijs praktisch niet beïnvloed
wordt.
Bovendien meent de commissie dat, wat betreft de tarwe, verhoging van
het mengpercentage mogelijk is, waardoor meer inlandse tarwe van betere
kwaliteit verwerkt kan worden. Het kweken van bétere tarwerassen zal
men met meer kracht moeten bevorderen, maar aan de andere kant zal ook
de methode van het bakken de volle aandacht moeten krijgen. Meer variatie
in het aangeboden assortiment van broodjes zal volgens de comrv'-.-i aan
beveling verdienen.
II. AFZET VAN AKKERBOUWPRODUKTEN
TNOOR het soms tijdelijk te groot aanbod van: bepaalde
akkerbouwprodukten liggen de prijzen voor de producent in
vele gevallen aan de lage kant.
Ten aanzien van de afzet van produkten verkeert de boer in het
algemeen in een ongunstige positie. Er zijn altijd vele produ
centen die hun produkt aanbieden tegenover meestal maar enkele
of in ieder geval een aanzienlijk kleiner aantal kopers.
In de rest van het bedrijfsleven, waartoe ook de kopers van land
bouwprodukten behoren, zien we steeds sterkere concentratie op
treden. Op zichzelf grote bedrijven menen in dergelijke gevallen
dikwijls alleen door een fusie hun belangen het, beste te kunnen
behartigen.
Daar tegenover treedt de boer nog in vele gevallen als eenling op.
Door een zeker gedeelte van de boeren wordt wat betreft Je afzet
van landbouwprodukten samengewerkt. Deze samenwerking is
echter veelal nog tot een te klein aantal beperkt, terwijl deze
samenwerking voor een aantal een te weinig permanent karakter
draagt.
De commissie is van mening dat, gezien de positie van de boer bij
de afzet van zijn produkten, met het oog op de steeds grotere
machtsvorming in het gehele bedrijfsleven, het de hoogste tijd is
dat een zo volledig mogelijke samenbundeling van de individuele
belangenbehartiging door middel van samenwerking tot stand
komt. Eén van de hoofdoorzaken dat deze samenwerking tot nu toe
niet volledig is te verwezenlijken, ligt wel hierin dat direct gelde
lijk voordeel door de vele individuele ondernemers in de landbouw
belangrijker wordt geacht dan het door samenwerking tot stand
brengen van een zeker tegenwicht tegenover afnemers, wat van
niet te onderschatten betekenis is op langere termijn gezien.
Bovendien is het naast het bovenstaande mogelijk gezamenlijk
meer extra zorg te besteden aan de kwaliteit, waardoor vaak de
kopers worden aangetrokken. Zowel het bieden van constante kwa
liteit gedurende langere tijd, als het aanbieden van een groot
kwantum van een en dezelfde kwaliteit kan hierbij van zeer groot
belang zijn.
In het algemeen is de ontwikkeling bij de afzet zo geweest dat er
geen of een uiterst geringe relatie bestaat tussen producent en
consument, mede waardoor veelal grote verschillen tussen boeren-
prijs en consumentenprijs worden veroorzaakt (b.v. bij aadappelen).
Het is dan ook noodzakelijk bij afzet en verwerking veel meer het
produkt op zijn weg naar de consument te volgen.
II. 1. TUINBOUW
T\E commissie wil wat de afzet van de produkten betreft wijzen op hetgeen
de tuinbouwsector tot stand heeft gebracht. In deze sector heeft men
via veilplicht, minimumprijzen en teeltregelingen een zodanige regeling van
de afzet tot stand gebracht dat men zonder overheidsbemoeiingen de eigen
zaken heeft geregeld. Niettemin zijn ook onze tuinbouwprodukten voor een
belangrijk gedeelte voor de export bestemd, waarbij kwaliteit en consumptie
belangrijke factoren zijn.
Ons systeem van export heeft eveneens ten gevolge dat zeer grote fluc
tuaties in de prijzen kunnen optreden. Bij een sterke wisseling der prijzen
wordt de afnemer terughoudend.
De commissie vindt dat het van groot belang is de systemen, die in andere
landen gevolgd worden, nader te onderzoeken. Hoewel het landbouwbeleid in
Engeland geheel anders van opzet is dan in Nederland, kan hier gewezen
worden op de regelingen voor een produkt waarvoor op zekere hoogte een
volledige zelfvoorziening kan worden bereikt, n.l. de aardappelen. Via een
zgn. „potato board" bereikt men via teeltbeperking en vaste prijzen een voor
de consument aanvaardbaar prijsniveau.
Naar de mening van de commissie dienen we ons wel bewust te zijn
dat, wanneer we verbetering van de huidige situatie zouden willen bereiken
door deze zaak van onderaf op te bouwen, resultaten moeilijk te bereiken zijn.
Veelal zal men pas bereid zijn tot samenwerking, wanneer de nood dwingt. Op
dat moment zal men in menig geval echter te laat zijn om nog invloed op
de ontwikkeling uit te oefenen. In de eerste plaats zal hier dan ook een
taak liggen voor de top van zich op de afzet toeleggende instellingen.
Uiteindelijk zal het er om gaan de individuele boer zover te krijgen dat
hij in vrijheid bereid gevonden wordt tot concentratie van afzet van daarvoor
in aanmerking komende produkten. Naar de mening van de commissie zou
een gebundelde afzet van 60 75°/# van de geproduceerde hoeveelheid aan
het gestelde doel beantwoorden. Jammer genoeg moet worden vastgesteld dat
dit voor nog niet één produkt is gelukt.
n. 2. VERWERKING VAN AKKERBOUWPRODUKTEN
TTITGAANDË van het feit dat we te kampen hebben met overschotten en
v lage producentenprijzen, hangt direct met de afzet de verwerking van
onze landbouwprodukten samen. In wezen is dit dus ook een afzetprobleem,
in dien zin dat dient te worden nagegaan of de afzet kan worden bevorderd
door nieuwe wegen in te slaan bij de verwerking van akkerbouw-produkten.
Wanneer men in de opzet zou slagen, zouden de overschotten geheel of ge
deeltelijk kunnen worden geruimd en/of hogere prijzen worden bereikt.
Vastgesteld kan worden dat dit geen nieuw probleem is en dat door de
bestaande verwerkingscoöperaties reeds de nodige stappen op dit terrein zijn
gezet Bij deze instellingen is het namelijk de opzet door middel van inte
gratie van de verwerking in de totale produktie de positie van de boer op de
afzetmarkt te versterken.
AJs voorbeeld kan men wijzen op de verwerking van de melk tot yoghurt, vla,
koffiemelk e.d- in de Zuivelindustrie.
In feite is het probleem.dat hierbij aan de orde is, de mogelijkheden eiï
de noodzaak na te gaan om het produkt, verder dan tot nu toe het geval wa^
te volgen op de weg van producent naar consument.
De commissie is van mening dat in het algemeen de positie van de boer
op de afzetmarkt sterker wordt naarmate de integratie van de produktie
verder is voortgeschreden, met andere woorden, naarmate het produkt dichter
by de consument wordt gebracht. Het is gebleken dat de telersverenigingen
en afzetverenigingen dikwijls minder effectief werken dan het gezamenlijk
ter hand nemen van de verwerking. In de suikerindustrie heeft men bij.;
voorbeeld ook eerst geprobeerd telersverenigingen tot stand te brengen. Nadat
echter de eerste verwerkingscoöperaties waren opgericht, bleek meer bereikt
te kunnen worden.
De pogingen om bij de teelt van erwten voor ae conservenmdustrie vla'
telersverenigingen en het opstellen van algemene contractvoorwaarden de
positie van de boer te versterken zijn tot nu toe zonder veel resultaat ge
bleven.
Ondanks concentratie van een belangrijk gedeelte van de afzet van brouw-
gerst zijn ook daar de gestelde doelen niet voldoende bereikt. De commissie
heeft de vraag of er mogelijkheden zijn in een verdergaande integratie, be
vestigend beantwoord.
Mede gezien het feit dat voor de akkerbouwprodukten ook steeds meer op.
de kwaliteit wordt gelet, heeft de akkerbouw naar de méning van de com
missie groot belang bij het volgen van zijn produkt op de weg naar-de
consument. Het is bekend dat de consumptiegewoonten zich op verschillend
gebied sterk wijzigen, waarbij een grote mate van vertrouwen wat betreft de
kwaliteit van doorslaggevende betekenis kan zijn. De commissie denkt hierbij'
aan de kleinverpakking van aardappelen. De technische mogelijkheden en de
bereikte mate van welvaart bieden grote kansen aan nieuwe verwerkings
methoden. Gedacht wordt aan de conservering van groenten en fruit, aan diep
vries en het aanbieden van aardappelen in bewerkte vorm.
Wanneer men naar de mening van de commissie deze nieuwe verwerk ings-
mogelijkheden niet in een vroeg stadium gezamenlijk ter hand neemt, be
staat een grote kans dat anderen dit wèl doen, waardoor de boerenstand de
boot mist. Hierbij is niet alleen de directe relatie tussen producent en consu
ment niet meer mogelijk, maar bovendien wordt men als teler van akkerbouw
produkten geheel afhankelijk van veelal zeer machtige concerns.
Op het gebied van de kleinverpakking en het aanbieden in bewerkte vorm
van aardappelen is het gevaar van de boot missen naar de mening van de
commissie zeer reëel, evenals bij de verwerking van doperwten. Zelfs in de
tuinbouw zien we het gevaar van het verliezen van terrein o.a. bij het ver
strekken van vergunningen voor de teelt van voor de conservenindustrie be
stemde groenten. Individuele telers krijgen deze vergunningen niet of moeilijk,
terwijl de industrieën hierover kunnen beschikken, waardoor het gevaar van
het verloren gaan van het geconcentreerde aanbod via de veilingen niet denk
beeldig is.
De commissie wil hierbij" nog wijzen op de gang van zaken bij het nieuwe
novivlasprocédé, waarbij het patent in handen van de particuliere industrie
is overgegaan. Hoewel bekend is dat de financiering en fabriekmatige toe
passing van deze nieuwe verwerkingsmethode voor de belanghebbende telers
bijzonder moeilijk lag, moet toch worden betreurd dat een overeenkomst voor
een gebundeld aanbod van grondstof, of een deelname op een zekere basis niet
tot stand is gekomen.
Verder wil zij wijzen op de pogingen, die enige jaren geleden werden
ondernomen tot het stichten van een strocellulosefabriek voor het zuidwesten
van Nederland. Ook dit is niet gelukt.
TITANNEER wij gezamenlijk voor deze verwerking geen oplossing vinden,
is de commissie dan ook van mening dat de boer steeds meer afhankelijk
zal worden van de grote verwerkingsindustrieën.
De mogelijkheden om onze marktpositie te versterken door op de afzet
en verwerking gemeenschappelijk invloed uit te oefenen, zijn volgens de com
missie reëel aanwezig. De commissie ziet hierbij verschillende mogelijkheden;
a. Het versterken van bestaande verwerkingscoöperaties door het aantrekken
van meer leden.
Hierbij is naar de mening van de commissie een straffe binding van de
leden en eventueel de ledenverenigingen ten aanzien van de verplichting
dé eigen produkten aari de coöperatie te leveren, noodzakelijk.
b. Het stichten van nieuwe verwerkingscoöperaties.
De commissie wil hierbij wijzen op het verschijnsel dat de boeren tot nu
toe meestal eerst door het ontplooien van particuliere initiatieven in het
defensief werden gedrongen, alvorens gedacht werd aan gezamenlijke ver
werking.
Hoewel de gang van zaken wel verklaarbaar is, meent de commissie juist
omdat de particuliere initiatieven veelal van de zijde van de grote bedrijven
komen, dat het gevaar steeds groter wordt dat eenmaal verloren gegaan
terrein nooit meer terug gewonnen kon worden. De commissie meent dat de
slagvaardigheid op dit gebied vergroot dient te worden en dat de initiatieven
dienen genomen te worden in een eerder stadium dan wanneer het water
aan de lippen staat. Het zal hiervoor nodig zijn de grote coöperatieve in
stellingen deze initiatieven nemen. Men moet verwachten dat, wanneer men
een en ander zou opbouwen op de goedkeuring van alle individuele leden, dit
pas zou gebeuren, wanneer de nood zeer hoog is. j
De grotere coöperatieve instellingen behartigen tot nu toe
slechts hun eigen zaak. Wellicht is het mogelijk dat deze
instellingen tezamen nieuwe coöperaties of/en N.V.'s
stichten, samen met een groep belangstellende individuele
hoeren.
De interne structuur van de coöperatieve instellingen zelve, zal dan hier
voor op bepaalde punten gewijzigd dienen te worden. De moeilijkheden dicj
hierbij zijn te overwinnen, bijv. wanneer via statuten het werkterrein sterk
afgebakend is, zijn, zo wilde de commissie wel bekennen, niet gering te achten.
Er zal tijdig voorlichting moeten worden gegeven om de gewenste mentaliteits
verandering te bewerkstelligen. Er is nog wel „boerenkapitaal" aanwezig, dat
op lange termijn gezien, beter gebruikt kan worden dan tot nu toe vaak het
geval is.