Garantieprijs-melk 1961-'62
Het moet op een koopje
DE C. E. A. VERGADERDE IN
B ADEN-BADEN
ZATERDAG 4 NOVEMBER 1 9l
817
VEE Ei\ VLEES
Aan het vee- en vleesbeleid ontbreken de financiële mogelijkheden
IN deze tijd van vaststelling: van het garantiebeleid voor de landbouw, de marktproblemen van
varkenshouderij en pluimveehouderij, is het niet eenvoudig enige afstand te nemen van de dage
lijkse gang van zaken. Toch is het wel eens goed een poging hiertoe te ondernemen met het doel het
beleid t.a.v. de veehouderij enigermate te kunnen beoordelen.
DE VEEHOUDERMPOS1TIE
OE totale produktiewaarde af bedrijf van ak
kerbouw, Veehouderij en tuinbouw beloopt
(volgens de cijfers in 1C59) ruim 6500 miljoen gul
den. Tuinbouw en fruitteelt 1100 miljoen gulden,
akkerbouw 1200 miljoen gulden en veehouderij
4200 miljoen gulden. Tweederde van de landbouw
produktiewaarde is dus van de grote en kleine
veehouderijbedrijven afkomstig. Deze cijfers zijn
exclusief subsidies en dergelijke.
Wanneer we van deze veehouderijproduktie de
pluimveehouderij, vee-exp^ort e.d. buiten beschou
wing laten is ca. 1600 miljoen afkomstig van vee
dat geslacht werd en op 20 miljoen na evenveel
van de levering van melk, boerenboter en boeren
kaas. Met andere woorden: één vierde gedeelte
van de gehele Nederlandse agrarische produktie
waarde af bedrijf is melk en eveneens één vierde
van de gehele agrarische produktiewaarde is vlees.
Melk en vlees is dus in waarde uitgedrukt de helft
van al wat groeit en bloeit in ons lieve vaderland.
EEN GOEDKOOP BELEID
Nu doet de hele wereld net of de inkomsten van
de boer en speciaal van de veehouderij drijft op
de ruim 300 miljoen gulden die de regering bij de
melk legt en de schamele 10 miljoen die men aan
het varkensvlees kwijt wil (met nog eens 10 mil
joen wanneer de varkens geruime tijd op geen
stukken na de kostprijs halen).
Zo liggen de zaken.
Slechts 10 0 w van de veehouderij in melk- en
vleessector inkomen wordt gevormd door garan
tiebijslag en marktondersteuning. Hierbij nog bui
ten beschouwing gelaten de pluimveesector waar
aan in de marktordening totaal niets ten koste
word gelegd
Alles bij elkaar is van de 4200 miljoen de ruim
310 miljoen slechts een procent of 7' van hetgeen
de veehouderij als inkomsten boekt.
(De restitutie van de monopolieheffing staat
hier buiten daar dit de Staatsbegroting onberoerd
laat.)
Natuurlijk kunnen we de garantiebijslag en het
geld voor de marktordening niet missen maar het
is duidelijk dat de veehouderij niet boert op de
rug van de belastingbetaler en overmatige be
scherming geniet zoals consumenten-bonders be
weren,
HET VLEESBELEID
Het rundvlees brengt nog evenveel op als 'n jaar
of vijf terug. Alle prijzen stegen, echter niet de
p i's van 't slachtrund dat de boer verkoopt, al is
de biefstuk nogal wat duurder geworden voor de
consument. De animo om koeien te mesten is dan
ook afnemend. Dit is speciaal te constateren op de
gemengde- en akkerbouw bedrijven wat ook nog
gestimuleerd wordt door de krappe arbeidsmarkt
en de 5-daagse werkweek.
Zien we naar de varkensmarkt dan moeten we
constateren dat de biggen en de voerprijs er van
daag de dag niet meer uitkomen. Het zit goed fout
en er is nog weinig kijk op dat het spoedig ver
betert. Tenzij er iets bijzonders gebeurt, b.v. dat
de andere landen zich volledig aan de E.E.G.-af-
spraken gaan houden.
Het is nu wel goed duidelijk dat er middelen
te over zijn om de marktprijs voor varkens naar
beneden te drukken met heffingen en beperkingen
bij export. Dit beleefden we een paar maanden
terug toen de prijs 2,40 was. Nu we weer eens
op ƒ2,zitten kan men maar weinig doen om de
zaak wat op te vrolijken.
De regering is allerminst genegen een slagvaar
dig beleid te voeren. Onder de hand wordt het
zout in de pap niet meer aan de varkenshouderij
verdient. Men stelde in het PVV dat van prijsaan
passing in de slagerswinkels na de grote daling
van de varkensprijs weinig of niets tè merken is.
De vertegenwoordiger der slagers maakte zich er
van af door te zeggen dat de slagers zich niet aan
de hoge prijzen hadden aangepast van 2,40 voor
de slagersvarkens, in de afgelopen zomer, en zich
dus ook nu niet behoefden aan te passen aan de
lage prijzen.
HET KIND VAN DE REKENING
Duidelijk is dat de veehouder in de klem zit.
Enerzijds een overheidsbeleid dat op een koopje
moet, wel prijsbewaking bij oplopende prijzen
maar geen of onvoldoende middelen bij dalende
prijzen. Anderzijds de vleeshandel, slagers en con-
servenfabrieken, de zgn. be- en verwerkers, en uit
eindelijk de consument.
De hele ontwikkeling in de laatste jaren laat nu
zien dat het aandeel van de boer in de prijs die
de consument uiteindelijk betaalt steeds geringer
wordt. De arbeids- en andere kosten, die gemoeid
zijn met b.v. het vlees te verhandelen en verwer
ken, nemen toe. Iedereen wil deel hebben aan de
stijgende welvaart. Het koelen, conserveren en
verkopen vraagt daarnaast steeds meer aandacht
en brengt meer kosten met zich mede. Het mo
derniseren en vernieuwen van slagerijen kost dui
zenden guldens, ondanks dit gebeurt dit aan de
lopende band.
Het aandeel van de boer in de consumentenprijs
neemt dus af maar zodoende ook de invloed van
een prijsval op de consumentenprijs, temeer ook
daar een prijsdaling zeer vertraagd of niet door
werkt. De concurrentie is veel minder meedogen
loos wanneer iedereen met een splinternieuwe
.slagersinventaris zit die afgeschreven moet wor
den. Zodoende is de positie van de veehouder aan
een regelmatige verzwakking onderhevig. Meer
dan ooit is een slagvaardig beleid nodig, wil de
veehouder als grondstoffenleverancier van de
be- en verwerkers, en eigenlijk de kip voor deze
categorie de gouden eieren legt, niet afgeslacht
worden. Het weigeren van een actief vleesbeleid
en de nodige middelen die hiervoor nodig zijn,
omdat het op een koopje moet. zou onredelijk zijn
en niet in verhouding staan tot het belang van de
nationale vleesproduktie. D.
HOOR de 13e maal kwam de Alff. Vergadering
van de C. A. bijeen n.l. van 2328 oktober
in Baden-Baden. In een 6-tal speciale commissies
zijn aan de hand van de door deskundigen opge
stelde rapporten de verschillende onderwerpen be
sproken. Verschillende commissies kwamen met
resoluties. In het volgend nummer wordt hierop
nader ingegaan. Van de onderwerpen die in de
commissies aan de orde kwamen noemen wij: de
verbetering van de landbouw in ontwikkelingsge
bieden binnen de C. E. A.-landen en over „Land
bouwstructuur en regionale economische jiolitiek".'
Een ander belangrijk onderwerp had betrekking oji
het instandhouden van economisch verantwoorde
bedrijven door het treffen van de meest geschikte
regelingen op het terrein van erfrecht.
De 2e Commissie (Landbouwtechniek) behan
delde onder leiding van haar, dit jaar aftredende,
voorzitter ir. Geuze, de wetenschappelijke grond
slagen van de plantenteelt en «le mogelijkheden van
teeltverbetering ter verhoging van kwantiteit en
kwaliteit alsmede «le huidige stand van «le laml-
bouwmeehanisatle.
De taak «Ier landbouwcoöperaties op het terrein
van de afzet kwam o.m. in de 3e commissie aan «le
orde. Terwijl in de 6e commissie (groenten en
fruit) «le verbetering vande marktorganisatie, be
vordering afzet van groenten en fruit in de E.
landen en het vaststellen van normen voor de ml-,
nimumprij'/en op basis van pr«>duktiekostenber«'ke-
niug«'ii «mi «ie gevolgen van nieuwe afzetmethoden
aan de orde kwamen (rapport dr. Kemmers).
En tenslotte: van «le nieuwe vice-presidenten zal
de komende 3 jaren ir. Knottnerus als zodanig voor
NederlantI optreden.
IN een schrijven aan «le Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft Minister Marijncn «le nieuwe
1 regelingen bekend gemaakt voor do melk veehouderij melkprijsjaar 1961-1962. In het overleg met
het Landbouwschap werd tot de volgende regeling besloten:
De minimumgarantieprijs voor melk is op grond van de door het L. E. I. berekende kostprijzen
voor het melkprijsjaar 1961-1962 vastgesteld op/ 28,10 per 1(H) kg met 3,7 vet. Deze garantieprijs
zal gelden voor een gegarandeerd produktiekwan turn van 5,1 miljard kg. De nabetaling zal, evenals jn
het vooraf gaande melkprijsjaar, voor 50% op melkvet en voor 50% op de melkplas worden ge
baseerd.
De verrekenprjjs voor de melk die wordt bestemd voor de bereiding van consumptiemelk en aan
verwante produkten blyft gehandhaafd op 29,40 per 100 kg met 3,7 vet.
Daarnaast heeft de regering besloten een bedrag van 10 miljoen beschikbaar te stellen voor uit
breiding van op verbetering van de produktiviteit gerichte activiteiten in de zandgebieden.
In een afzonderlijke nota waarin tevens de alsnog vast te stellen garantieregelingen voor de akker-
bouwsector worden opgenomen zullen deze regelingen door de Minister nader worden toegelicht.
HET LANDBOUWSCHAP TEKENT HIERBIJ HET VOLGENDE AAN
IJET overleg tussen de Minister en het Landbouwschap over het voor het melkprijsjaar 1961-1962
te voeren melkprijsbeleid had een ander karakter dan in voorgaande jaren. In het verleden moest
het Landbouwschap zich veelal bepalen tot het indienen en verdedigen van een voorstel bij de Minister
van Landbouw en Visserij. Van de zijde van de Minister werd dan weliswaar een eerste commentaar
geleverd op dit voorstel, doch werd niet op voorhand in concreto aangegeven, binnen welk kader de
beslissing van de regering zou worden genomen. Met betrekking tot het voor het melkprijsjaar 1961-
1962 te voeren melkprijsbeleid was dit wel het geval.
Bij het overleg werd uitgegaan van een te garanderen hoeveelheid melk van 5,3 miljard kg. Daarnaast
achtte het Landbouwschap de beschikbaarstelling van een aanvullend bedrag voor de duurstwerken-
de gebieden, i.e. de zandgebieden, noodzakelijk. Bezwaren, dat dit bedrag niet zou worden aangewend
in de vorm van bijvoorbeeld een extra toeslag op de granen in de zandgebieden, maar voor verbetering
van produktie-omstandigheden in deze gebieden, bestonden niet. De regering wenste de te garanderen
hoeveelheid melk voor het komende prijsjaar te handhaven op 5,1 miljard kg en was van dit stand
punt niet af te brengen. Na de mededeling van de Minister, dat deze hoeveelheid voor de toekomst geen
onveranderlijk gegeven zou vormen waarmede de Minister nogmaals bevestigde hetgeen hij reeds
vorig jaar bij de behandeling van het melkprijsbeleid 1960-1961 had gesteld verklaarde het Land
bouwschap, dat hei slechts bereid was om voor het melkprijsjaar 1961—1962 een gegarandeerde hoe
veelheid van 5,1 miljard kg melk te aanvaarden, indien voor dit lagere kwantum een daarbij passende
prijs zou worden vastgesteld. Daarnaast achtte het Landbouwschap het noodzakelijk, dat een bedrag
van 10 miljoen zou worden beschikbaar gesteld voor de verbetering van produktie-omstandigheden
in de duurstwerkende gebieden.
JN het overleg bracht het Landbouwschap naar voren, dat met de volgende factoren moest worden
rekening gehouden.
In de eerste plaats zou de garantieprijs moeten vergoeden de landelijk gemiddelde kostprijs voor
melk, berekend op basis van de kostprijsberekeningen van het L. E. I.
Voorts zou de prijs zodanig moeten worden vastgesteld, dat de op basis van de L. E. I.-gegevens te
bepalen produktiviteitsruiiftte voor de melkveehouderij behouden zou blijven, en er met de beperking
van het gegarandeerde kwantum melk rekening zou worden gehouden en op basis van deze factoren
bepleitte het Landbouwschap een garantieprijs voor de melk ten bedrage van f28,10 per 100 k«*
met 3,7 vet.
Hoewel betreurd wordt dat de regering het aanvankelijke voorstel van het Landbouwschap - een
verhoging van het te garanderen kwantum melk niet heeft willen volgen, wordt wel de voldoening
uitgesproken dat er uiteindelijk, zij het op andere basis, overeenstemming kon worden bereikt.
Een vergelijking geeft de volgende cijfers te zien:
1960-1961
Beslissing regering
Beslissing regering na overleg met
Tweede Kamer der Staten-Gen.
1961-1962
Beslissing regering
Prijs in gld. per 100 kg
melk met 3,70 vet
28,30 (kostprijs)
28,50 (kostprijs 0,20)
Gegarandeerde
hoeveelheid
5.0 miljard
5.1 miljard
5,1 miljard
Bijzondere
voorzieningen
zandgebieden
6 min gld
6 min gld
28,10 (kostprijs -f 0,60)
Dat de regering de verrekenprijs voor de consumptiemelk handhaaft op 29,40
3,70 vet stemt eveneens tot voldoening. Met de regering is het Landbouwschap van oordeel dat dit
geheel past in het door de regering in de Troonrede aangekondigde valorisatiebeleid.
10 min gld
per 100 kg melk