Van allerlei en overal
Verplichte bijmenging inlandse tarwe
Prijsbeleid oogst 1962
De Westduitse brouwgerstvoorziening
Verdere daling aantal werkkrachten in de landbouw in Denemarken
's Zondags één keer melken
Korte wenken
ÜITKOMSTEN VAN
WERKTUÏGENCOOPERATIES
ZATERDAG 2 8 OKTOBER 19-3 1
SOI
IN de op 2 november a.s. te houden openbare vergadering van het Produktschap voor Granen.
Zaden en Peulvruchten zal aan de hand van een nota van het secretariaat aan het Bestuur de
kwestie van bijmenging van inlandse tarwe wederom ter sprake komen. In deze nota wordt o.m. op
gemerkt dat de gemiddelde opbrengst van de wintertarwe, naar uit de voorlopige oogstraming blijkt,
circa 20 lager bedraagt dan de vorige oogst. Een gemiddelde opbrengst van 4.023 kg/ha wordt
geraamd. De raming voor de zomertarwe is gunstiger dan verwacht wordt en wordt getaxeerd op
3-799 kg/ha.
Vervolgens wordt de volgende opstelling gegeven van de verwachte produktie en bestemming van
de inlandse tarwe oogst 1961wintertarwe 158.389 ton. zomertarwe 315.985 ton; totaal afgerond 475.000
ton. Voor zaaidoeleinden (20.000 ton), eigen verbruik (20.000 ton) en vermaling boven de verplichte
bijmenging (35.000 ton) wordt geraamd dat in totaal 75000 ton nodig zal zijn. De verplichte bijmen
ging van 35 °o periode 27/8/61—19/11/61 zou een hoeveelheid van 80.000 ton vragen.
Voor verplichte bijmenging- na 12 november 1961 en eventueel voor veevoeder resteert dan 320.000
ton.
Rekening houdende met genoemde hoeveelheid en met de kwaliteit van de inlandse tarwe van
oogst 1961 en uitgaande van het uitganspunt dat de inlandse tarwe primair voor consumptiedoel
einden dient te worden aangewend, doch met een zodange beperking dat de door de consumen
ten gevraagde kwaliteit van het brood niet slechter zal worden als gevolg van de verplichte bijmen
ging. zou de verplichte bijmenging van inlandse tarwe met ingang van 19 november 1961 vastgesteld
kunnen worden op 40 °o.
Dit zou dan inhouden, dat gedurende de periode 19 november 1961 tot 25 augustus 1962 voor de ver
plichte bijmenging nog een hoeveelheid nodig is van 300 000 ton en dat buiten het eigen behoud op de
telersbedrijven dit oogstjaar een kwantum van 20.000 ton voor veevoeder bestemd zou moeten wor
den, waafvoor grotendeels denaturatietoeslag verstrekt zal moeten worden.
maakt (meer gebaseerd op kwantiteits- dan op kwtijdens het met hen gevoerde overleg bezwaren ge-
De organisaties van de meelfabrikanten hebben aliteitso ver wegingen) tegen een verhoging van de
verplichte bijmenging tot 40 Po. De organisatie van de molenaars daarentegen maakt hier geen be
zwaren tegen. De beslissing van het bestuur wordt gevraagd om de verplichte bijmenging van in
landse tarwe met ingang van 19 november 1961 vast te stellen op 40 Po. Over het gehele oogstjaar ge
rekend, zou de verplichte bijmenging dan evenais in 1959/1960 het geval is geweest, gemiddeld circa
38 bedragen. Teneinde een verhoging van de meel- en bloemprijzen als gevolg van een hogere ver
plichte bijmenging van inlandse tarwe te voorkomen, wordt tevens voorgesteld met ingang van deze
datum de heffing van 0,50 per 100 kg over alle vermalen tarwe in te trekken.
DE Hoofdafdeling Akkerbouw van het Landbouwschap heeft zich in de op vrijdag 27 oktober ge
houden vergadering onder meer beraden omtrent het voor oogst 1962 te voeren prijsbeleid. Met
de Minister is afgesproken dat er naar gestreefd zal worden vóór 1 januari a.s. de prijzen voor akker-
bouwprodukten vast te stellen en te publiceren. Teneinde tot weloverwogen en goed gemotiveerde voor
stellen te komen heeft het secretariaat van de Hoofdafdeling in een tweetal nota's een aantal punten
naar voren gebracht die bij het formuleren van de prijsvoorstellen overwogen dienen te worden.
In de loop der tijden is door de Hoofdafdeling reeds op een aantal aspekten gewezen- Hiermede is
tot nu toe geen of onvoldoende rekening gehouden. Onder meer betreft dit het vochtgehalte der gra
nen. De door het L. E. I. berekende produktiekosten gelden ,.af boerderij". Dit betekent dat de be
taalde vracht- en drogingskosten niet in deze produktiekosten zijn begrepen. Tevens dient er rekening
mee gehouden te worden dat (zoals in 1960 duidelijk is gebleken) tarwe, welke niet consumptiewaar
dig is, niet voor de garantie in aanmerking komt. Partijen met meer dan 15 P o schot kwamen niet
voor denaturatie in aanmerking en het betreft hier 4' j a 5°o van de totale Nederlandse tarweoogst.
De L. E. I.-berekeningen worden gebruikt voor de vaststelling van de garantieprijs van consumptie-
tarwe, zodat een aftrek voor deze niet voor de garantie in aanmerking komende hoeveelheid toegepast
zou moeten worden. Eveneens van belang zijn de belangrijke risico s die gelopen worden indien de
prijzen niet gerealiseerd kunnen worden. Zo werd in 1960 voor de voergranen 30 miljoen minder
ontvangen dan het geval geweest zou zijn, indien de marktprijzen gemiddeld hadden gelegen op het
door de Overheid in het vooruitzicht gestelde niveau.
De ongunstige financiële resultaten bij de teelt van de vrije produkten leiden er toe dat het bouw
plan steeds meer verschuift naar de verbouw van produkten dis wèl onder het garantiebeleid vallen.
De vraag kan dan ook gesteld worden of het geen aanbeveling verdient het aantal basisprodukten uit
te breiden (vlas, koolzaad).
In Nederland gaat de bescherming van de landbouw veel mindsr ver dan bijvoorbeeld in Duits
land, België, Frankrijk en Engeland. Het buitenland weert daardoor onze betrekkelijk goedkope pro
dukten, waarvan echter de Nederlandse consument profiteert.
Met al deze en vele andere faktoren zal de Hoofdafdeling Akkerbouw bij het bepalen van het
standpunt t.a.v. het te voeren prijsbeleid rekening moeten houden om uiteindelijk te kunnen beslissen
of het verantwoord is t.z.t. voor een herziening en/of verhoging van de garantieprijzen voor akker-
bouwprodukten te pleiten.
ERNaHRUNGSDIENST van 12-10-'61 meldt dat in een bespreking van het Westduitse Ministerie
van Landbouw met belanghebbenden overeenstemming bereikt werd over het tijdstip waarop
een begin met de invoer dient te worden gemaakt en over de hoeveelheden brouwgerst, waarin ter
voorziening van de behoefte in het nieuwe brouwjaar moet worden voorzien. Een invoer van 450.000
a 550.000 ton brouwgerst wordt noodzakelijk geacht. Algemeen was men van mening, dat de invoer
indien mogelijk begin november dient te beginnen.
JANDBOUWWERELDNNIEUWS geeft naar aanleiding van de onlangs bekend geworden resul-
taten van de onlangs gehouden landbouwtelling een indruk van de onverminderde evolutie in
de Deense landbouw. Het aantal werkkrachten in de landbouw is wederom gedaald, hetgeen vooral
tot uiting komt bij de in Denemarken zo belangrijke categorie ongehuwde vaste krachten, waarvan
het aantal is verminderd van 113.000 in 1954 tot 65.000 in 1960 en 55.000 in 1961. In deze groep, die een
zeer heterogene samenstelling heeft, zijn in de eerste plaats te noemen de boerenzoons die op een
ander dan het ouderlijk bedrijf werken en waarvan dus velen deze bedrijfstak verlaten. De toe
nemende mechanisatie in Denemarken blijkt uit de volgende cijfers: aantal trekkers 1960: 111.000 en
1961: 128-000; maaidorsers 1960: 8.900 en 1961: 11.500; landbouwpaarden 1960; 170.000 tegen slechts
125.000 in 1961.
IN het Noord-Brabants Landbouwblad schrijft de heer C. v. d. Ouweland in een hoofdartikel over
een nieuwe werkwijze van 13 keer melken per week, een systeem dat nu al op 10 a 12 hem be
kende bedrijven wordt toegepast. De ervaring heeft geleerd dat met het op zondag slechts éénmaal
melken, de beste resultaten worden bereikt als de koeien omstreeks de middag worden gemolken. Er
zijn dan twee lange tijdsintervallen van ieder 18 uur. waarbij eventueel de zaterdagnamiddag-melk
tijd een uur later kan worden gesteld.
De vragen die ondermeer opkomen zijnblijft de produktie op peil, kunnen de koeien de produk
tie wel aan en blijven de uiers gezond?
Uit waarneming op een aantal bedrijven blijkt dat alles normaal verloopt, de produktie normaal
op peil blijft en geen extra verliezen aan melkopbrengst te verwachten zijn. Ook de kwaliteit van de
geleverde melk, reductaxproef, gaf geen slecht beeld.
Het voeren van het melkvee werd bij de éénmalige zondagse melktijd aangepast: zaterdags wat
extra hooi, zondagsmorgens laat saprijk voer met daarna wat extra hooi, om tot maandagmorgen vol
doende te hebben.
Gezien de nog steeds lange werktijden in de melkveehouderij en de mogelijkheid voor de melk(st)er
om met dit systeem er ook zondags eens op uit te kunnen trekken zou een nauwkeurig onderzoek op
de mogelijkheid van deze verschuiving zeer zeker op zijn plaats zijn.
DE R. L.V. D. ADVISEERT
STROOI in het weiland of langs de dijken
geen grotere hoeveelheden bietekoppen
dan het vee aankan. Zorg dat er zo weinig
mogelijk achter blijft aan koppen en blad
als 't vee het weiland verlaat.
J-J ET is nu tijd om de'pootaardappelen die vol-
gend jaar weer voor pootgoedteelt zijn be
stemd te ontsmetten tegen rhizoctonia. Ontsmetten
verhoogt de opbrengst en de kwaliteit van het poot-
goed. Het selecteren gaat gemakkelijker, omdat er.
geen „knijpers" in het gewas voorkomen. Bij het
ontsmetten van pootgoed .kunt U kiezen uit twee
mogelijkheden., n.l. nat ontsmetten en ontsmetten
met een gasbom. Volg vooral de gebruiksaanwijzing
op de verpakking goed op, anders valt het resultaat
altijd tegen. Bij de behandeling mogen poters niet
gekiemd zijn. Aanklevende grond dient vooraf ver
wijderd te worden.
EGROEIING uit sloten dient thans verwijderd
te worden, zodat het water snel weg
kan. Door een goede ontwatering blijft het land in
de herfst langer berijdbaar en is in het voorjaar
eerder droog.
T AAT U niet door de overvloedige grasgroei
verleiden om de kalveren beneden het jaar
nu nog buiten te laten. De kans, dat ze longworm-
infectie oplopen is nu wel zeer groot. Met long-
wormen besmette dieren gaan snel in conditie
achteruit en het kost veel extra voer om ze weer
aan het groeien te krijgen.
OOK dit jaar blijkt het machinaal oogsten van
suikerbieten op verschillende percelen weer
te stagneren door een te nauwe rij-afstand van de
bieten. Houd er volgend voorjaar bij het zaaien
van de bieten reeds rekening mee, dat U in de herfst
toch machinaal moet oogsten. Geen enkele bieten-
rooimachine kan goed werk leveren als de rij
afstand minder dan 44 cm bedraagt.
GOED gereedschap verlicht het werk in belang
rijke mate. Dit geldt ook voor het klein ge
reedschap, dat U gebruikt bij de veeverzorging.
Koop daarom niet zo maar een schop of een riek,
maar neem daarvoor een model waarmee U ge
makkelijk kunt werken. Aluminium stalschoppen
zijn duurzaam en hebben een veel lager gewicht dan
andere.
OOK het rundvee heeft recht op een goede
klauw ver zorging. Laat de koeien geen hele
stalperiode met pijnlijke klauwen staan. Een goede
verzorging daarvan bevordert een betere been
stand en verhoogt de rnelkproduktie.
MELKKOEIEN hebben ivel geen baard, maar
moeten toch geschoren worsten. Sch. er het
achterstel en de uier direct als de dieren voor goed
op stal komen. Is het baarkleed eenmaal door
transpiratie en aanklevende mest samengekoekt,
dan is scheren haast niet meer uitvoerbaar en moet
U voor ieder dier het mesje in de tondeuse ver
wisselen.
IN de jaren 1947 t/m 1950 zijn 480 coöperatieve
werktuigenverenigingen opgericht met ge
bruikmaking van de z.g. ..Premieregeling" van de
Dienst voor de Kleine-Boerenbedrijven. Krachtens
deze regeling ontvingen deze coöperaties, die ruim
6,7 miljoen gulden in werktuigen investeerden, ge
zamenlijk een premie van ruim 1,6 miljoen gulden-
Bij de premieverlening was bepaald dat de coöpe
raties de premie als eigendom mochten beschou
wen indien ze, naar het oordeel van de Minister
van Landbouw, 10 jaar lang op financieel gezonde
wijze hadden gewerkt. Voor de eerst gepremieerde
coöperaties was deze periode van 10 jaar in 1958
afgelopen. In mei 1959 hadden 50 coöperaties de
vereiste goedkeuring van hun financieel beleid ver
kregen, zodat de premie werd vrijgegeven.
Ten einde het Ministerie van Landbouw in de
gelegenheid te stellen de ontwikkeling van deze
coöperaties te volgen, waren ze verplicht jaarlijks
financiële overzichten aan het Ministerie in te
zenden. Het L.E.I. heeft thans deze overzichten
kunnen gebruiken om een proefonderzoek in te
stellen naar de bedrijfsresultaten van werktuigen
coöperaties in de jaren 1948 t/m 1957. De gegevens
van 10 van de 50 verenigingen, n.l. die verenigin
gen die voor een bedrag van meer dan 30.000,—
machines aangekocht hadden, zijn daartoe door het
L.E.I. verwerkt. De resultaten van dit onderzoek
zijn neergelegd in het L. E. I.-rapport No. 378: ..Uit
komsten van werktuigencoöperaties". Belangstel
lenden kunnen dit rapport bestellen door overschrij
ving van 5,op postrekening No. 412235 t.n.v.
het L. E. I., Den Haag.