70S
Vervolg LANDBOUWBEGROTING 1962
DE BEWARING VAN
EETAARDAPPELEN
Korte wenken
ONZEKERHEID OVER DE ONTWIKKELING VAN HET
AGRARISCH HANDELSVERKEER IN DE E. E. G.
TUINBOUW.
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
tvorden met een bescheiden verdere uitbouw van
enkele instituten, die nog in een beginstadium van
opbouw verkeren. Voor de landbouwvoorlichting
stelt de minister een verbetering van de uitrusting
van het apparaat in uitzicht.
Overeenkomstig de beslissing van het vorige jaar
voor 19611963 is het niveau van de uitgaven voor
de uitvoering van cultuurtechnische werken bij een
stemmingsprogramma van 40.000 ha per jaar, ge
lijk gebleven.
WET VERVREEMDING
LANDBOUWGRONDEN EN MESTSTOFFEN
WET ENZ.
|\E adviezen van de Sociaal-Economische Raad
en van het Landbouwschap omtrent het
vraagstuk van de vervreemding van landbouw
DIJ de beoordeling van de ontwikkeling van de
positie van de landbouw in de E. E. G. aldus
de minister blijkt dat de groei van het handels
verkeer in landbouwprodukten tussen de landen
van de Gemeenschap weliswaar een gunstig beeld
heeft vertoond, maar er bestaat twijfel aan de
duurzaamheid van deze ontwikkeling. Met name
in de zuivelsector kan veeleer worden gesproken
van een stagnatie dan van een verruiming van het
verkeer. In 1961 is in de handel in landbouwproduk
ten met de E. E. G.-partners ten opzichte van 1960
een daling van 10 procent opgetreden. De toepas
sing der verdragsregels geeft in dit opzicht aan
leiding tot bezorgdheid. Het terugdringen van de
autonomie der lid-staten op het gebied van het
invoerregiem en de nationale beschermende maat
regelen is eigenlijk nog maar nauwelijks begon
nen. Circa 40 procent van de Nederlandse land-
bouwexport naar de E. E. G.-parrners valt onder
een of andere bijzondere invoerregeling of berust
niet op een duidelijke grondslag van het verdrag.
Deze situatie, concludeert minister Marijnen, bergt
een grote mate van onzekerheid voor de toekomst
in zich.
URGENT EN BELANGRIJK
TEGEN deze achtergrond is liet duidelijk, zo
betoogt de minister van Landbouw en Visserij,
dat het- op gang komen van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid belangrijk en urgent is. De rege
ring houdt vast aan een evenwichtige uitvoering
van het E. E. G.-verdrag. Het beleid van de minister
van Landbouw blijft or derhalve op gericht de
achterstanden, die ontstaan zijn in de uitvoering
van het verdrag t.a.v. de landbouw ongedaan te
maken. Dit betekent derhalve, dat er vóór het
einde van 1961 waarborgen worden geschapen
voor de verdere ontwikkeling van de landbouw-
integratie binnen een redelijk tijdsbestek, terwijl
er tevens besluiten moeten worden genomen, die
WANNEER men de bedrijven beziet, zijn er de
volgende uitersten: Aan de ene zijde de on
dernemers van formaat met grote en intensieve
bedrijven en een moderne toerusting. Deze be
drijven zijn zeer kapitaal-intensief en hun onder
nemers sterk dynamisch. Vergroten, verder inten
siveren, automatische verbeteringen hebben hun
voortdurende aandacht. Aan de andere zijde tuin
bouwers, die merendeels grovere .tuinbouwpr-oduk-
ten voortbrengen en die hun bedrjjfsuitrusting en
produktensortiment onvoldoende hebben aangepast
aan de eisen van deze tijd. De aard van de voorlich
ting in de genoemde uitersten loopt sterk uiteen.
De voorlichting aan tuinbouwers, die de ontwik
keling van de tuinbouw niet hebben bijgehouden,
dient gericht te zijn op het ontwikkelen van be
drijfsleiders- en ondernemerseigenschappen bij
hen of hun opvolgers. Door het bijbrengen van be
drijfseconomisch inzicht en technische kennis moet
voor hen de weg geopend worden naar een aanpas
sing aan de huidige situatie.
TEN einde aan de vraag naar voorlichting van
de vooruitstrevende ondernemers te kunnen
voldoen, is een voortgezette specialisatie op een
steeds hoger niveau van een gedeelte van het voor-
lichtingspersoneel noodzakelijk.
gronden, zijn momenteel in studie. In de loop van
het nieuwe parlementaire jaar zullen voorstellen
aan de Staten-Generaal worden gedaan. Zoals be
kend, had minister Marijnen adviezen gevraagd
over eventuele voorzieningen in verband met de
vervaldatum van de wet op de vervreemding van
landbouwgronden op 1 januari 1963.
Op het terrein van de agrarische wetgeving is
verder de voorbereiding voor een nieuwe Mest
stoffenwet, die aan de Bestrijdingsmiddelenwet zal
worden aangepast, ter hand genomen. Voorts zal
zoals reeds ten tijde van de behandeling van de
Landbouwwet 1957 in uitzicht werd gesteld, ook
het ontwerp van een Noodwet Voedselvoorziening
net als b.v. de Vorderingswet en het ontwerp-
Vervoersnoodwet een zgn. bevoegdhedenwet,
geldende voor buitengewone omstandigheden, even
eens spoedig de Tweede Kamer bereiken.
de ontwikkeling van het gemeenschappelijk land
bouwbeleid inleiden en redelijke garanties geven
voor de opheffing van de nog resterende handels
belemmeringen en voor het in belangrijke mate
beperken c.q. doen verdwijnen van de ontsnap
pingsmaatregelen in de landbouw.
De minister is van mening, dat de moeilijkheden
op het gebied van de handelsverruiming in land
bouwprodukten in de E. E. G. vooral opgelost kun
nen worden door de ontwikkeling van het ge
meenschappelijk landbouwbeleid. Zijn beleid blijft
er mede daarom op gericht de doorvoering van de
gemeenschappelijke landbouwpolitiek krachtig te
bevorderen.
UITBREIDING E. E. G.
HE regering stelt zich op het standpunt, dat aan
landen, die tot de E. E. G. wensen toe te tre
den, op het gebied van de landbouw in het algemeen
geen uitzonderingsposities gegeven kunnen wor
den. Zij baseert deze opvatting o.m. op de over
weging, dat de positie van de landbouw in de adspi-
rant-lid-staten fundamenteel weinig verschilt van
die binnen de E. E. G., zodat ervan dient te wor
den uitgegaan, dat de toetredende landen dezelfde
verplichtingen op zich kunnen nemen als de huidige
lid-staten van de E. E. G. Dit geldt evenzeer voor
het Verenigd Koninkrijk.
Naar de bewindsman verwacht, zullen de
- komende maanden van bijzóndere betekenis
worden voor de positie, welke de landbouw in
de gemeenschappelijke markt inneemt. In het
bijzonder zal daarbij beslist moeten worden over
de vraag, op welke wijze de landbouw in de
gemeenschappelijke markt moet worden opge
nomen. Hij is voorts van mening, dat een goed
functionerend heffingenstelsel een bruikbaar
instrument kan vormen.
Voor het personeel van de dienst betekent het
dat meer tijd wordt besteed aan vormings- en na
scholingscursussen, o.a. in voorlichtingsmethodiek,
economie, publiceren en diverse technische specia
lisaties.
Ook bij het opstellen van de onderzoekprogram
ma's en bij het beleid, dat ten aanzien van het on
derzoek wordt gevoerd, wordt rekening gehouden
met de zich in de tuinbouw voordoende ontwikkelin
gen. Alle krachten worden ingespannen om de
mogelijkheden te benutten, die de afzetmarkten
bieden voor kwaliteitsprodukten in perioden, waar
in deze tot dusverre niet geproduceerd konden
worden. Dit vergt een nauwkeurige kennis van de
gewassen en een beheersing van de groei-omstan-
digheden. Het onderzoek naar teeltmethoden en
cultuurzorgen heeft mede dank zij de mogelijk
heden die de ontwikkeling van de technische fy
siologische wetenschappen bieden, reeds treffende
resultaten opgeleverd.
IN samenwerking tussen de O. E. E. S. en de
Economie Commission for Europe werden be
langrijke vorderingen gemaakt op het gebied van
de standaardisatie van kwaliteitsnormen voor
groenten en fruit. Het ligt dan ook in de bedoeling,
dat in de loop van 1962 een aantal van deze nor
men in diverse landen, waaronder ook Nederland,
zal worden ingevoerd.
De standaardisatie van verpakkingsmiddelen
voor groenten en fruit maakt eveneens goede vor
deringen. Invoering hiervan zal echter wel een
overgangstijd vergen.
De aanzienlijke uitbreidingen en moderniseringen
in de tuinbouw gingen uiteraard gepaard met grote
investeringen. Ook het Bcrgstellingsfonds voor de
Landbouw heeft hieraan een bijdrage geleverd door
in 1960 voor 1200 gevallen borgstelling te ver
lenen. Hieronder bevonden zich bijna 550 garanties
(d.w.z. 45 procent), waarbij tevens een waarborg -
instituut als borg optrad. Het totale borgstellings-
bedrag bedroeg in 1960 voor de tuinbouw 16,5
miljoen. Daar in de tuinbouw de borgstellingen
van het Borgstellingsfonds zich als regel beperken
tot maximaal 50 procent van het te financieren
bedrag, zullen de investeringen, waarbij het Borg
stellingsfonds in 1960 betrokken is geweest, om
streeks 35 miljoen hebben bedragen. Dit bedrag
is voor een belangrijk deel geïnvesteerd in de glas
sector, waardoor op deze wijze een glasuitbreiding
van 60 a 70 ha kon worden gerealiseerd.
IN verband met het kleinere areaal aardappelen
(20.000 ha minder dan in voorgaande jaren)
wees dr. ir. D. E. v. d. Zaag, Rijkslandbouwconsu-
lenfc voor aardappelen, er onlangs in een artikel op,
dat het voor de aardappelteler zaak is veel zorg aan
zijn aardappelen te besteden. Bij een normale oogst
met een netto-opbrengt van 20 ton per ha, betekent
de teruggang in areaal 400.000 ton aardappelen
minder.
Om, indien nodig, alle aardappelen ook voor
consumptie geschikt te doen zijn, moet terdege
gelet worden op een goede bewaring.
OOK in Zeeland worden nog veel aardappe
len in kuilen opgeslagen. Er zijn gevallen waar
dit de enige oplossing is. Vaak is er echter in de
schuur of in een bijgebouw wel plaats voor de
aardappelen. Daaraan moet men dan zeker de voor
keur geven. Met behulp van een verplaatsbare ven
tilator met verdeelsysteem is het dan mogelijk
de aardappelen op zeer moderne wijze te bewaren.
Ook door per m2 een verticaal luchtkokertje te
maken met een groep ruiterstokken, kan een
zekere natuurlijke ventilatie worden verkregen, die
bij een storthoogte van IV22 m goede resultaten
kan geven. Betrouwbaar is echter de kunstmatige
ventilatie met ventilator. Bovendien kan men hier
bij de aardappelen 3 m hoog storten.
De voordelen van bewaring van aardappelen
onder dak met een zekere ventilatie zijn zo duide
lijk, dat nog veel meer telers hiertoe moeten over
gaan.
T J heeft nog wel volop de tijd, maar dikwijls
is de tijd van tarwe zaaien er eerder dan
u denkt en dan moet plotseling het lang nog wor
den klaargemaakt. Begin daarom zo spoedig mo
gelijk het land, dat voor tarwe bestemd is te be
werken, dan ligt het gereed als de tijd van zaaien
aangebroken is.
y?ORG, dat uw zware kleigrond zo vroeg mo-
gelijk op wintervoor geploegd moordt.
Daardoor bevordert u de natuurlijke verwering,
terwijl het land ook droog omgeploegd wordt. Der
gelijk droog en vroeg geploegd land is ook in het
voorjaar eerder droog en bewerkbaar. Komt er
eventueel opslag van onkruid, dan kan dat een
voudig bestreden worden door bij nachtvorst met
de kromtand of kultivator de grond licht te be
werken.
ANNEER u meent, dat u in de herfst van
1 ha bietenloof drie koeien kunt mesten,
dan is de rundveemesterij op uw bedrijf weinig
rendabel. In een mestperiode van 80 dagen krijgen
de dieren dan 150 kg bietenblad per dag. Boven
dien vertrappen de koeien veel voer, terwijl het
grasland sterk lijdt. Zou u f 80,winst per dier
maken, dan is alleen het bietenloof nog slecht be
taald en kunt u het beter maar verkopen.
ZAL ik droge of natte pulp aankopen is
een vraag, die vele boeren zich elk jaar
stellen. Droge pulp heeft belangrijke voordelen
boven natte pulp en ook de bewaring is veel ge
makkelijker. 1 kg droge pulp bevat evenveel voe-
derwaarde als 10 kg natte pulp. Uw rayonassistent
kan u precies inlichten over alle voor- en nadelen
en de prijsverhoudingen van droge en natte pulp.
Ep EN gtaszaadstoppel moet direct na de oogst
en ook daarna nog verschillende keren
worden bewerkt. Bij het wintervoorploegen hebt u
dan reeds goed verteerde stoppel- en wortelresten
en in het voorjaar een goed en ook vroeg zaaibed.
Verschillende verbouwers laten het Westerwolds
raaigras eerst nog eens in het zaad komen alvorens
de percelen te gaan bewerken. Zij zorgen daardoor
voor een lastige opslag in het volgend jaar.
|i\ de memorie van toelichting bij de Landbouwbegroting 1962 deelt minister Marijnen onder meer
het volgende over de tuinbouw mede.
De krachtige ontwikkeling van de tuinbouw in de laatste tien jaren heeft tot een snelle en veelal
ingrijpende wijziging van de bedrijfsvoering geleid. Hierdoor worden de tuinbouwers voor vele nieuwe
problemen gesteld, welke in toenemende mate mede van bedrijfseconomische aard zijn. De vergroting
van de technische kennis inzake geheel nieuwe mogelijkheden, mede ontwikkeld door actieve toe
leveringsbedrijven op het gebied van de kassenbouw, verwarming, belichting, automatisering, bere
gening, mechanisatie, ziektebestrijding, chemische onkruidbestrijding e.d. vraagt veel van het techniscn
en bedrijfseconomisch inzicht van de ondernemer.
Dientengevolge aient de voorlichting in de tuinbouw zich op dergelijke problemen van steeds hoger
niveau in te stellen. De tuinbouwer zal beter bedrijfseconomisch geschoold dienen te worden, terwijl
voor de voorlichting ook de hulpmiddelen aanwezig dienen te zijn om desgevraagd „in de economische
situatie en de structuur van het individuele tuinbouwbedrijf te kunnen doordringen. De aanwezigheid
van bedrijfseconomische boekhoudingen, het verzamelen van kengetallen voor de bedrijfsbeoordeling,
het ontwikkelen en ontwerpen van methodieken voor het bepalen van de juiste bedrijfsstructuur, nader
inzicht in de financieringseisen. zijn hiertoe noodzakelijke voorwaarden, naast verdere vorming en ont
wikkeling van voorlichtende .deskundigen op elk niveau.