LANDBOUWBEGROTING 1962
Uitwerking garantiebeleid in twee etappes:
november 1961 (melkprijs) en januari 1962 (overige regelingen)
Opzet van het markt- en prijzenbeleid in de landbouw
blijft ongewijzigd
No. 2598 Frankering bij abonnement: Terneuzen ZATERDAG 23 SEPTEMBER 1961
49e Jaargang
Zeeuws
jAHÓBOUWBLAÓ
/ERDIEPÏNG van het inzicht in de te verwachten toekomstige
ontwikkeling is van grote betekenis voor de landbouw, die voort
durend wordt geplaatst tegenover nieuwe veranderingen in
technisch en economisch opzicht. Bovendien dient rekening ge
houden te worden met ingrijpende wijzigingen, die de positie
van het platteland in ons sterk industrialiserende land ondergaat.
Aldus een samenvatting van de zienswijze van de Minister van
Landbouw en Visserij, blijkens de memorie van toelichting bij de
Landbouwbegroting 1962 op de situatie van de Nederlandse
landbouw.
TEN aanzien van de akker- en-weide bouw merkt Minister Marijnen onder meer op dat zich op dit
gebied een zeer snelle ontwikkeling voordoet. Degenen, die tot taak hebben om de landbouw zijn.
weg te helpen vinden, worden daardoor voor grote en ingewikkelde problemen geplaatst.
Zowel het produktie-apparaat als geheel als de af zonderlijke landbouwbedrijven zullen zich aan de
veranderende omstandigheden en mogelijkheden moeten aanpassen. Wanneer het loonpeil blijft stijgen
en het algemene welvaartsniveau blijft toenemen, zullen ook in de akker- en weidebouw deze hogere
lonen moeten en ook moeten kunnen worden betaald. Men zal met de produktiefaetor arbeid niet alleen
zeer efficiënt moeten werken, maar deze ook in steeds grotere mate dienen te vervangen door de goed
kopere produktiefaetor kapitaal. Steeds meer machines zullen in het produktieproces moeten worden
gebruikt; een verdere mechanisatie van de landbouw is onvermijdelijk. Ten aanzien van de gebouwen
zal naar een eenvoudige opzet moeten worden gestreefd, waarbij vooral op arbeidsbesparing zal dienen
te worden gelet.
De noodzaak tot vergroting van de arbeidspro-
duktiviteit brengt mede. dat de omvang van de
afzonderlijke produktietakken groter moet worden.
Dit betekent een ontwikkeling in de richting van
respectievelijk bedrijfsvereenvoudiging, speciali
satie, oppervlaktevergroting of intensivering. De
noodzaak van deze ontwikkeling valt overal waar
te nemen en dringt steeds meer in de praktijk door.
In de akkerbouw zullen de bouwplannen eenvou
diger inoefen worden; op de gemengde bedrijven
zullen minder produktietakken moeten worden uit
geoefend. Uitdrukkelijk kan worden gesteld, dat
dit niet behoeft tet leiden tot een volledige ont
menging van deze gemengde bedrijven; hieraan
zijn ook vele bezwaren verbonden. Ook het gezins
bedrijf kan men blijven zien als een doelmatige
produktie-eenheid; wel zullen ook op deze bedrij
ven de noodzakelijke ontwikkelingen moeten wor
den gevolgd en de nodige aanpassingen moeten
plaatsvinden.
HE stijging van de welvaart leidt tot een wijzi-
ging in de vraag naar landbouwprodukten,
hetgeen belangrijke consequenties heeft voor dé
produktie en de produktierichting. Door de ver
bruikers worden in verschillende opzichten hogere
eisën gesteld waarvoor men kan en ook wil be
talen. Men zal meer en meer produkten gaan vra
gen van een betere maar ook van zoveel mogelijk
constante kwaliteit; met deze kwaliteit als uit
gangspunt zou dan een verantwoorde reclame kun
nen worden gevoerd. Dit stelt eisen aan onderzoek
en voorlichting op dit gebiedaan onderzoek om
de kwaliteitseisen zo objectief mogelijk te kunnen
vastleggen; aan voorlichting, omdat hierbij veelal
de cost voor de baet uitgaat en hoeveel de voor
delen niet direct merkbaar zijn, toch in deze rich
ting verder moet worden gegaan.
Ook een verdere be- en verwerking wordt van
steeds groter betekenis: de verbruiker vraagt meer
produkten, die met weinig werk op tafel kunnen
worden gebracht. Deze bewerkte produkten stel
len vaak andere en eigen eisen aan kwaliteit en
produktiemethode. De produktie zal zich zo goed
mogelijk moeten richten op de te verwachten toe
komstige vraag en dus op de wénsen van de af
nemers
il/ANNEER de landbouw in het gehele maat-
schappelijke leven wat de welstand betreft
niet achter wil blijven, dan zal, zoals reeds werd
opgemerkt, een voortdurende sterke stijging van
de arbeidsproduktiviteit noodzakelijk zijn. In het
jongste verleden kwam deze tot uiting ten gevolge
van een vermindering van het aantal in de land
bouw werkzame personen enerzijds en een pro
ductieverhoging anderzijds. Vermindering van het
aantal in de landbouw werkzame personen is be
vorderd door de goede werkgelegenheid elders,
door de toenemende industraiisatic, in het bijzon
der door de regionale industralisatie.
Bij de boer als ondernemer komen de draden van
het produktieproces samen; zijn invloed op de
resultaten hiervan, tot uiting komend o.a. in het
financiële bedrijfsresultaat, is dan ook zeer groot.
Aan de invloed van de boer als bedrijfsleider moet
dan ook een betekenis worden toegekend, welke
belangrijk groter is dan men veelal geneigd is aan
te nemen. Door de stroomversnelling, waarin de
landbouw thans verkeert, wordt een zeer zware
druk op de ondernemer uitgeoefend om zijn bedrijf
zo snel mogelijk aan de veranderende omstandig
heden aan te passen. Het verlenen van hulp aan
de ondernemer door een goede voorlichting, die
op haar beurt gebaseerd is op de uitkomsten van
het onderzoek, is dan ook van zeer grote betekenis
te achten. Men kan bij vergelijking met het bui
tenland duidelijk constateren dat de arbeid, be
steed aan de ontwikkeling van onderzoek en voor
lichting, uitstekende resultaten heeft opgeleverd.
Niet alleen aan de bedrijfsleiding, maar evenzeer
aan de andere werkzaamheden in de landbouw wor
den steeds hogere eisen gesteld. Bij de voorlichting
wordt dan ook steeds meer aandacht besteed aan
alle in de landbouw werkzame personen, in het
bijzonder ook aan de landbouwvakarbeiders.
(Zie verder pagina 707.)
LANDBOUWBEGROTING
WEINIG OPWINDEND
Prinsjesdag 1961 is weer voorbij. Onze
Koningin, vergezeld van Prins Bernhard en
Haar drie oudste dochters, heeft de troon
rede uitgesproken.
Het koffertje waaruit de begrotingsstuk
ken voor het dienstjaar 1962 dooi- de Minister
van Financiën z(jn gehaald om deze aan de
Staten-Generaal aan te bieden, is weer voor
een jaar opgeborgen.
In de Memorie van Toelichting op liet
hoofdstuk van de Rijksbegroting, dat betrek
king heeft op het Ministerie van Landbouw
staat niet veel nieuws. Het komt erop neer,
dat Minister Marijnen zich voorstelt zijn be
leid voort te zetten. Een hoge prioriteit kenfc
hij toe aan de ontwikkeling van het land
bouwonderwijs. Dat is in deze tijd van zware
concurrentie en van snelle vooruitgang op
het gebied van wetenschap en techniek een
verheugende uitspraak. Een verbetering van
de uitrusting van het apparaat van de Land
bouwvoorlichting stelt de bewindsman in het
vooruitzicht.
Voor het landbouwkundig onderzoek wor
den hogere bedragen uitgetrokken. In liet
'algemeen kan gesteld worden, dat de vier
hoofdpeilers, waarop de technische bemoeie
nis van de Overheid met de landbouw berust,
namelijk Onderwijs, Onderzoek, Voorlichting
en Cultuurtechniek, een bevredigende aan
dacht krijgen.
Over de paragraaf, die de economische
bemoeienis tot onderwerp heeft, zijn wij
minder te spreken. Het melkprijSbelekl
1961/62 zal omstreeks 1 november worden
vastgesteld en de overige regelingen (tarwe,
suikerbieten en voergranen vóór 1 januari
1962. Hierbij passen voorlopig twee opmer
kingen. Deze wijze van werken, namelijk een
zekere spreiding om het overleg tussen
Minister en Landbouwschap beter tot zijn
recht te laten komen, is slechts aanvaard
baar, wanneer onze volksvertegenwoordiging,
en met name de Tweede Kamer, de volle
gelegenheid krijgt, hetzij bij de behandeling
van het Begrotingshoofdstuk Landbouw,
hetzij daarna dit prijsbeleid in zijn geheel te
bespreken, te beeritiseren, te amenderen of
wat zij er verder mee doen wil. In de tweede
plaats komt een vaststelling van de tarwe-
prijs na oktober te Iaat, want liet lijkt ons
niet meer dan normaal, wanneer de bóer van
te voren weet. waar hij aan toe is.
Tenslotte willen wij nog opmerken en
hiermede sluiten wij dan deze voorlopige
beschouwing af dat in de Memorie van
Toelichting veel aandacht besteed wordt aan
de stand van zaken in de Europese Economi
sche Gemeenschap (E. E. G.). Deze gaat,
zoals wij reeds eerder schreven, een steeds
belangrijker rol spelen bij de bepaling van
het eigen, nationale landbouwbeleid.
Het viel ons op, dat Minister Marijnen, wat
betreft de eventuele toetreding van Engeland
tot de E. E. G. het standpunt verkondigt, dat
er geen reden is aan de Engelse landbouw
een uitzonderingspositie te verschaffen, ter
wijl daarentegen Minister Luns in zijn Me
morie van Toelichting voor Buitenlandse
Zaken schrijft, dat er rekening gehouden
moet worden met de wensen van de Engelse
landbouw. Nu behoeft hier nog geen tegen
spraak in te zitten, maar helemaal duidelijk
is het niet. Wij scharen ons in dezen achter
het standpunt, zoals dit door de Minister van
Landbouw is geformuleerd.
Al met al is de Memorie van Toelichting
op de Landbouwbegroting dit jaar een wei
nig opwindend stuk, mede door het ontbreken
van nadere gegevens inzake het prijsbeleid.
S.