Landbouw, Platteland en Gemeentekiassifikatie ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1961 IN DIT NUMMER HULPFONDS AGRARISCHE NOODGEVALLEN 49e Jaargang Zeeuws lAHÖBOUWBlAÖ REGELMATIG wordt er in allerlei bladen geschreven en op diverse plaatsen gesproken over de ge meenteklassificatie. Er bestaat een globale overeenstemming in Nederland over de wenselijkheid van opheffing van deze Massificatie, zonder dat dit tot dusverre geleid heeft tot daadwerkelijke pogin gen in die richting. Wat is eigenlijk gemeenteklassificatie? Zij is het best te omschrijven als het verschil m c. a. o.-basis- lonen voor gelijke arbeid in dezelfde bedrijfstakken tussen de diverse gemeenten. Zij speelt zich af in de industrie en de dienstensector; de landbouw kent ook wel geografische toonverschillen, maar die zijn niet op de klassificatie gebaseerd. Ogenschijnlijk is daardoor de betekenis ervan voor de land bouw niet zo groot, maar dat is slechts schijn. In feite is de gemeenteklassificatie voor landbouw en platteland zeker belangrijk, zodat er alle aanleiding is er in dit blad nog eens aandacht aan te besteden. ACHTERGROND If OOR een goed begrip is het gewenst een stukje geschiedenis op te halen. Ver hoeven we niet terug te gaan, omdat de laatste wereldoorlog ook op dit punt een ommekeer heeft veroorzaakt, die systeem bracht in de daarvoor heersende chaos. Na de oorlog, toen alle kracht in Nederland was gericht op het herstel, gold als belangrijkste doel van het loonbeleid: evenwicht tussen lonen en prij zen en handhaving van een redelijke, minimale levensstandaard. Dit betekende, dat met het loon voor gelijksoortige arbeid overal in Nederland een gelijke levensstandaard moest kunnen worden be reikt. Omdat men er van uitging dat de kosten van het levensonderhoud daalden naarmate de woongemeente kleiner was, volgde hieruit ook een loon dat lager was in kleinere dan in grote ge meenten. Over de omvang van het verschil in de kosten van levensonderhoud tussen de gemeenten liepen de meningen uiteen. De Sociaal-Economische Raad bleek in 1951 van mening te zijn dat het gering was en slechts overeenkwam met een toonverschil van 3 a 4 cent per uur tussen de hoogste en dé laagste gemeenteklasse, nog afgezien van de hogere kosten van vervoer voor leerlingen van en naar school op het platteland. Weliswaar waren de huren op het platteland lager, maar hoger waren er de kosten van vervoer en die van openbare nutsvoorzieningen (gas, water en electriciteit) Over dit laatste kunnen we ook in Zeeland mee praten! De S. E. R. meende op grond van de geringe en afnemende kostenverschillen al in 1951, dat de Massificatie moest worden opgeheven. En terecht. Want de kostenverschillen tussen platteland en stad zijn zeer gering, als zij nog bestaan. Er is nog altijd een klein huurverschil (tussen woningen van gelijke kwaliteit), maar daartegenover staan hoge en door de ontsluiting van het platteland stijgen de reiskosten; kostbare openbare nutsvoorziening; en vaak hogere prijzen voor allerlei produkten ten gevolge van transportkosten en de structuur van de middenstand op het platteland. Bovendien past de klassificatie (die ondanks ad viezen en feiten is gehandhaafd in meestal vijf klassen met een beloningsverschil van circa tien cent per uur) helemaal niet méér i» de huidige loonpolitiek, die op prestatie en produktiviteit is gebaseerd. Bijzonderheden over de jaarlijks terug kerende prijsvraag ter gelegenheid van de 29e Nationale Tentoonstelling van „Het Nederlandsche Trekpaard" „WIE WORDT KAMPIOEN?" vindt U op pag. 648 en 649 QP de centrale stortingsrekening „Hulp fonds Agrarische Noodgevallen" bij de Coöp. Boerenleenbank te Goes Is nu gestort een bedrag van ƒ11.000, Voor degenen die een bijdrage voor dit fonds willen overmaken vermelden we het gironummer van de Coöp. Boerenleenbank te Goes nr. 64539. Gaarne bij de storting vermelden t.g.v. Hulpfonds Agrarische Nood gevallen. Het is dan ook duidelijk, dat dc gemeenteklas sificatie moet verdwijnen. LANDBOUW EN PLATTELAND MAAR er zijn nog meer en voor ons belangrijker redenen die pleiten voor afschaffing van de gemeenteklassificatie en die tegelijk aangeven waarom zij een ongunstige invloed uitoefent. Deze redenen zijn de ongunstige gevolgen van de klas sificatie voor landbouw en platteland. In de landbouw waren na de oorlog aanvankelijk de lonen gebaseerd op die van ongeschoolde ar beid in eerst één (de bouwnijverheid), later enkele bedrijfstakken op het platteland. Nog later werd deze band verlaten, maar stilzwijgend bleef de bin ding met de gemeenteklassificatie bestaan, omdat nu eenmaal de landbouw op het platteland wordt uitgeoefend. Gelukkig is geleidelijk aan erkend dat de landarbeid niet tot de ongeschoolde moet wor den gerekend, maar onder meer de klassificatie behoudt een drukkende invloed op de loonshoogte, waardoor de uurlonen bij die in de industrie ten achter blijven. Dit is niet alleen onrechtvaardig, het verslechtert ook de concurrentiepositie van de landbouw op de arbeidsmarkt. De landbouw heeft nu al, en nog sterker in de toekomst, goede ar beidskrachten nodig en het is in de laatste jaren wel duidelijk geworden, dat de concurrentie vanuit andere bedrijfstakken, ook van buiten eigen streek, groot is. Voorzover in de garantieprijzen de beloning van de bedrijfshoofden op die van de landarbeider is gebaseerd, heeft de gemeenteklas sificatie ook daarop indirect invloed. Voor het gehele platteland leidt de gemeente klassificatie tot een lage beloning. Daardoor is de koopkracht er lager en wordt het vertrek van het platteland bevorderd. Vooral het aantrekken en behouden van kaderpersoneel blijkt vaak bijzon der moeilijk te zijn. Het onderwijs vormt hiervoor een sprekend voorbeeld. De Stichting Zeeland voor Maatschappelijk en Cultureel Werk heeft al eens voorgesteld de onderwijzers op het platteland, voor wie de kosten van levensonderhoud vaak hoger zijn dan gemiddeld, een toeslag te geven op het salaris in plaats van een korting, zoals de ge meenteklassificatie doet! In dit verband kan er ook op gewezen worden, dat de industrialisatie van het platteland en daar door van geheel Zeeland door de klassificatie niet wordt bevorderd. Vooral voor het kader- en ge schoolde personeel in de industrie gelden dezelfde problemen als hierboven genoemd: het is vaak moeilijk het aan te werven en te behouden. Natuur lijk zijn er andere faktoren, die op de industriali satie een grotere invloed hebben, maar het is tekenend, dat in Zeeland de industrie zelf om wijziging van de gemeenteklassificatie verzoekt, waarbij hier en daar resultaat wordt geboekt. BETEKENIS f\AT dit alles de laatste tijd in Zeeland sterk spreekt, is het gevolg van de zich wijzigende situatie op de arbeidsmarkt. Deze markt is geogra fisch veel ruimer geworden, wat uit de wervings- akties en de pendel over lange afstand duidelijk blijkt. In feite is er in Nederland geen plaats meer voor officiële loonverschillen en zeker vormt Zee land langzamerhand één arbeidsmarkt met West- Brabant en het gebied rond de Nieuwe Waterweg. Het verschil tussen de gemeenteklassen, dat voor het gehele platteland nadelig werkt, past niet meer in deze tijd. Dit wil niet zeggen, dat opheffing van de ge meenteklassificatie alle geografische loonverschil len zou doen verdwijnen. Dat geldt wel in grote mate in de dienstensector, zoals bij de overheid, maar niet in de industrie. Daarin vormt door al lerlei oorzaken de klassificatie maar rond 40 9fo van de waar te nemen beloningsverschillen. Maar wel is zeker, dat de gemeenteklassificatie het be langrijkste onderdeel van de totale loonverschillen tussen stad en platteland vormt. En even duidelijk is het, dat deze klassificatie door haar inpassing in de officiële loonpolitiek een extra groot ge wicht krijgt. Daardoor is er namelijk naast de feitelijke in vloed één in het psychologische vlak. De gemeente klassificatie krijgt het karakter van een onrecht vaardige achterstelling van het platteland, waartoe vrijwel heel Zeeland behoort. OPHEFFING TR is dus alle reden tot opheffing van de ge- meenteklassificatie. In de praktijk blijkt dit echter moeilijk te zijn, omdat enerzijds loonsver hogingen moeten komen uit de „economische ruimte" die door produktiviteitsontwikkeling wordt bereikt, anderzijds weinig animo bij de betrokken partijen blijkt te bestaan deze ruimte hieraan te besteden. Vandaar de weinige vorderingen op dit punt, ondanks de vrij algemene overtuiging van de noodzaak. De opheffing van de gemeenteklassificatie (die in totaal rond ƒ250,miljoen vergt), zal, gezien deze feitelijke toestand, geleidelijk moeten plaats vinden eventueel aangevuld met incidentele aan passingen, zoals die in Zierikzee en de Zeeuws- vlaamse Kanaalzone onlangs zijn tot stand ge bracht. Vanuit het platteland, en zeker vanuit Zee land, is het van belang zich er achter te stellen. Het is jammer, dat in het rapport van het land bouwschap „Landbouwpolitiek op langere termijn" hieraan geen aandacht is geschonken; wel heeft het landbouwschap zich op andere plaatsen posi tief uitgelaten. Het zou goed zijn, als de agrarische en plattelandsorganisaties zich in dit opzicht ge zamenlijk duidelijk zouden uitspreken. Wat de Z. L. M. betreft is dit nog onlangs ge beurd in de nota over het plattelandsbeleid. Daar in staat te lezen; „Het bestuur meent dan ook met klem te moeten aandringen op afschaffen van de gemeenteklassificatie". Het waarom van deze uit spraak is hierboven belicht. De zaak blijft actueel en het is te verwachten, dat de betekenis ervan in de naaste toekomst nog zal toenemen. C. DE GALAN.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1961 | | pagina 1