Hernieuwd vertrouwen nodig VAKANTIE! ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1961 OVERZICHT In verband met vakantie op de drukkerij en het secretariaat zal het Zeeuws Landbouwblad op zaterdag 12 AUGUSTUS niet verschijnen No. 2592 Frankering bij abonnement: Terneuzen 49e Jaargang Zeeuws lAHÖBOQWBlAÖ MOG ruim een maand scheiden ons van de derde dinsdag van september, wanneer deze regering haar begroting voor het jaar 1962 indient. Dan zal ook Minister Marijnen zijn landbouwbeleid weer bekend maken. Men kan niet ontkennen, dat het optreden van deze bewindsman tot nu toe in zekere zin teleurstel lend is geweest. En dan bedoelen wij niet in de eerste plaats het prijsbeleid, hetwelk in de laatste twee jaren, wat betreft de garantieprijzen, een afbrokkelend beeld heeft vertoond. Natuurlijk is dit op zich zelve voor de werkende boer onaangenaam. Het spreekt te meer in een tijd, waarin de inkomenspositie van een groot deel van het Nederlandse volk behoorlijk is verbeterd, terwijl voor velen de werktijd ver kort is. VAN deze voordelen, als men het tenminste zo noemen wil, heeft de boerenstand niet ge profiteerd. Relatief is daardoor de positie van de ondernemers in de landbouw verslechterd. Maar meer nog dan door zijn prijsbeleid heeft de Minister van Landbouw een weinig vertrouwen- gevende indruk gemaakt, omdat er zo weinig van hem uitgaat. In ieder geval heeft hij bij de boeren en de landbouw niet de indruk gevestigd, dat hij in en buiten de Ministerraad voor hun belangen op de bres staat. Een indruk, die bijvoorbeeld iemand als Dr. Mansholt steeds wèl gaf. Daarbij komt, dat de landbouw zeker een ruggesteun zou kunnen ge bruiken. Want zonder te beweren, dat regering en overheidsinstanties de landbouw slecht gezind zijn, is een onafwendbaar gevolg van de hoogconjunc tuur, waarin onze vaderlandse economie zich reeds geruime tijd bevindt, dat de belangstelling voor een bedrijfstak, waarvan overschotten met verlies moeten worden weggewerkt, niet groot is en men diegenen, die de belangen van deze bedrijfstak be hartigen maar al te gaarne het succes van anderen voorhoudt. Aan goede raad, al of niet in vriende lijke vorm, ontbreekt het in zo'n tijd niet, waarbij de raadgevers meestentijds twee dingen vergeten. In de eerste plaats, dat verbetering, modernisering en sanering van een bedrijfstak met enige hon derdduizenden ondernemers, die bovendien zeer afhankelijk zijn van de natuur, een langzaam pro ces is. In de tweede plaats, dat deze periode van hoog conjunctuur ook niet altijd voortduurt. Maar die dit durft te zeggen, wordt natuurlijk voor een pessimist uitgekreten. LANDBOUW BLIJFT ONMISBARE BEDRIJFSTAK UOOR ons staat vast, dat ook Nederland een bloeiende landbouw, waaronder wij vanzelf sprekend veeteelt en tuinbouw mede begrijpen, niet kan missen om vele redenen. Wij schreven hierover reeds vele malen, maar willen toch nog wel eens enkele punten noemen. Een van de weinige grondstoffenbronnen van ons kleine land is de grond. Op deze grond heeft de Nederlandse boer en tuinder kans gezien, dahr- bij gesteund door overheid, zijn organisaties en coöperaties, een land- en tuinbouw op te bouwen, die de vergelijking in de wereld glansrijk kan doorstaan, ja, waardoor wij in een groeiende Europese gemeenschap door onze partnerlanden gevreesd worden. Deze land- en tuinbouw zorgt zelfs in deze industrialisatietijd via zijn directe en verwerkte produkten nog voor ongeveer 30 van onze totale uitvoer. In dit opzicht is het beangstigend, dat de uit breiding van onze noodzakelijke industrie en van onze steden voor een flink deel geschiedt op de beste gronden, wat de kwaliteit betreft. De honger naar deze goede grond neemt ernstige vormen aan, hetgeen onzes inziens een gevaarlijk beleid is. De indruk bestaat, dat de landbouwbelangen steeds moeten wijken voor de andere en dat een juist evenwicht en een juist afwegen van de verschil lende belangen, zeker op langere termijn, ont breekt. Op dit terrein zou steun van een Minister van Landbouw zeker nodig zijn. Door krachtig streven en werken van de landbouworganisaties wordt nog zoveel mogelijk getracht de schade te beperken, maar het lijkt dikwijls op een wel erg ongelijke strijd. Men begrijpe ons nu niet verkeerd. Industriali satie en recreatie met alles wat eraan vast zit zijn uiterst belangrijk. Maar of dit nu juist altijd op de beste cultuurgrond moet geschieden, is een vraag, waarop wij bepaald ontkennend antwoor den. Bij het maken van de plannen dient zeker het belang van de landbouw als bedrijfstak voor ons land een belangrijke rol mee te spelen en hiervoor dient een Minister van Landbouw op de bres te staan. Daarnaast bedenke men, dat hoewel het direct in de landbouw werkzaam zijnde aantal mensen dalende is, er indirect zeer vele mensen hun be staan aan deze bedrijfstak te danken hebben. Wij noemen maar het vervoer, de verwerking en de im- en export. Tenslotte willen wij het aspect van de bevol kingsopbouw noemen en de noodzakelijkheid, dat ook het platteland zijn bestaansvorm behoudt. HEEFT DE LANDBOUW 'S MINISTERS HART? PEN ander terrein, waarop steun van een be- windsman gewenst zou zijn, is het fiscale. Vele malen is door de georganiseerde landbouw, waarbij onze eigen organisatie zich niet onbetuigd heeft gelaten, gewezen op de onbillijke werking van de Wet Inkomstenbelasting voor het landbouw bedrijf. De progressie van deze belasting werkt in bedrij ven met sterk wisselende inkomsten hoogst on billijk en belet reservevorming. Er is gepleit voor een middeling van inkomsten over meerdere jaren. Wij voelen nog meer voor een belastingvrije reser ve, waardoor onzes inziens een versterking van de positie van de bedrijven bereikt wordt. In-een positief landbouwbeleid zouden deze pun ten dienen te zijn opgenomen. Te meer, omdat, zoals boven reeds gezegd, de landbouw weinig profiteert van de gestegen welvaart en van de verkorte arbeidstijd. In plaats van hiervoor le ijveren, hebben wij de indruk dat Minister Ma- rijnen zich nauwelijks of niet verzet heeft tegen de nieuwe belastingvoorstellen van de Minister van Financiën, welke enkele zeer ongunstige bepalin gen inhouden voor de landbouwsector. Het kan natuurlijk zijn, dat wij ons vergissen, want wij weten niet, wat er in een Ministerraad besproken wordt. Maar dan geeft de bewindsman van Land bouw er toch weinig blijk van. Om tenslotte nog een voorbeeld te noemen, wij zen'wij op de nu reeds lang slepende situatie bij de Voorlichtingsdienst. Deze houdt verband met een eventuele reorganisatie op het departement zelve. Het is geen geheim, dat de stemming onder de Voorlichtingsambtenaren niet zo is, als zij zou kunnen zijn. Onzekerheid over de status van de dienst, inkrimping en het niet vervullen van vaca tures, waardoor een zekere onderbezetting dreigt te ontstaan, zijn geen factoren, die de animo-be vorderen. Plannen tot reorganisatie van een dienst verwekken altijd enige onrust. Het tijdsverloop tussen de plannen en de realisering moet dan ook kort zijn. In het genoemde geval lijkt het meer op een slepende ziekte, waar geneesheer Marijnen maar liever niet te veel aan denkt. NAAST EIGEN TAAK OOK REC HT OP BELANGSTELLING OVERHEID UOEGEN wij bij dit alles de tamelijk botte af wijzing ten aanzien van de gevraagde steun voor het vlas en de garantieprijs voor koolzaad, waarover de voorzitter van het K. N. L. C. verleden week in ons blad schreef, dan is het beeld zovyat compleet. Dat de landbouw zelf ook voor nieuwe taken en een nieuwe aanpak staat, is bekend. In het door het Landbouwschap opgestelde rapport, dat enige weken geleden in ons blad werd gepubliceerd en waarover de landbouworganisaties zich nog moe ten uitspreken, staan verschillende punten, waar bijzondere aandacht aan besteed moet worden. Wij noemen alleen maar de kwestie van de afzet on de verwerking van de landbouwprodukten. De wereld is nu eenmaal steeds in beweging en stil stand betekent achteruitgang. Er liggen zeker gro te taken voor organisatie er. coöperatie in het ver schiet, waarbij wij als een van de belangrijkste zien een sterkere concentratie en samenwerking. Het is goed als men zich hiervan bewust wordt. Maar dat neemt niet weg, dat er zeker de taak voor de overheid ligt een zo belangrijke bedrijfstak als de landbouw te steunen en deze de indruk te geven, dat er met de belangen rekening wordt gehouden. Een belangenafweging, wanneer het gaat om de bevordering van andere bedrijfstakken is op zijn minst noodzakelijk. De Minister van Landbouw is de man, die zich op het hoogste niveau hiervoor met alle kracht van zijn persoonlijkheid dient in te zetten. Wanneer de boerenstand die indruk van hem heeft, dan kan en moet zij anderzijds ook be grijpen, dat er vele belangen zijn, waarmede een regering rekening heeft te houden. De boerenstand heeft dat begrip in het verleden ook steeds kunnen opbrengen. Wanneer dit vertrouwen in de hoogste belangenbehartiger van de landbouwtaken gaat ontbreken, dan verdwijnt ook het begrip ander zijds. Voorbeeld hoe het dan gaat levert Frankrijk op. Moge het landbouwbeleid, dat Minister Marijnen straks in zijn begrotingshoofdstuk uitstippelt, het vertrouwen weer doen terugkeren. Het zal nodig zijn. S.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1961 | | pagina 1