Meten met twee maten!
Spanningen nemen toe
ZATERDAG 29 JULI 1961
No. 2591 Frankering bij abonnement: Terneuzen
49e Jaargang
Zeeuws
lahobouwbia.0
Ir C. S. KNOTTNERUS.
VERLEDEN najaar heeft de Belgische regering wederom een premie ingesteld voor de verwerking
van vlas. De Nederlandse vlassers hebben toen samen met het Landbouwschap bij de Neder
landse regering aangedrongen om eenzelfde regeling ook in Nederland weer in te stellen. Nadat in
eerste instantie deze zaak zich vrij gunstig liet aanzien, bleek hoe langer hoe meer, dat de regering
geneigd was de beslissing uit te stellen en onlangs heeft de Minister van Landbouw meegedeeld, dat
geen regeling voor 1961 was te verwachten. Dit is bijzonder teleurstellend. Niet alleen het feit van de
afwijzing zelf maar vooral het feit, dat de regering niet bereid is voor het Nederlandse bedrijfsleven
ongunstige regelingen van andere landen op te vangen. Het lijkt bijzonder onlogisch, dat een regering
welke op het economisch terrein een sterke industrialisatiepolitiek voert en dus meent dat het nood
zakelijk is, dat uit algemene middelen gelden worden besteed aan het doen ontstaan van een gunstig
klimaat voor industrialisatie en zelfs sommige bedrijven met garanties of invoerrechten wil bescher
men tegen normale concurrentie, aan de andere kant niets doet om abnormale concurrentie voor
een ander deel van zijn onderdanen af te wentelen.
HET LIJKT ERG OP
METEN MET TWEE MATEN
DE motivering welke voor het afwijzen wordt
aangevoerd doet dan ook wat eigenaardig
aan. In de eerste plaats stelt de regering dat de
prijsverhoudingen van strovlas en vlaslint niet zo
slecht zijn als tijdens de Russische dumping. Dit
is inderdaad een feit. Maar als dit zou moeten
suggereren dat er daarom geen subsidie nodig is
is dit een misleidend argument. Immers de prijs
verhouding was ten tijde van de Russische dum
ping zó slecht dat hieraan ongeveer de helft van
de Nederlandse vlassers is gesneuveld. Hierdoor
is de verwerkingscapaciteit teruggelopen en komen
nu ook de telers veel meer in het gedrang. Een
betere prijsverhouding wil overigens nog niet
zeggen, dat nu winst wordt gemaakt, integendeel
het verlies is iets minder dan toen.
HET tweede argument dat wordt aangevoerd is
het feit dat de premie alleen wordt betaald
voor in België geteeld vlas waardoor de Neder
landse vlassers dus niet worden benadeeld.
In theorie is dit voor de vlassers juist. Een Bel
gische vlasser zal voor Nederlands vlas minder
kunnen betalen dan voor Belgisch vlas en de
Nederlandse vlasser hoeft dus niet tegen de Bel
gische prijs te concurreren. Logischerwijze volgt
hier echter uit dat de Nederlandse teler een slech
tere prijs krijgt dan de Belgische en dat dus hij
het verlies mag opvangen. Voor de Minister van
Economische Zaken is dit argument misschien wel
juist, maar de Minister van Landbouw had hier
tegen moeten protesteren. Misschien vindt men
aan het departement van Landbouw het verlies
van het vlas in ons bouwplan niet zo belangrijk,
maar ik vraag mij af hoe deze zelfde Minister kan
spreken van een betere valorisatie van het Neder
landse product en de boer wil wijzen op het feit,
dat er nog andere dan gegarandeerde producten
zijn als hij deze producten één voor één aan de
concurrentievervalsende maatregelen van buiten
landse overheden gaat uitleveren.
Is men op het departement wel op de hoogte
van het feit, dat de zgn. vrije producten het laatste
jaar geen van alle een lonende prijs hebben opge
leverd en dat de voergranen bij lange na niet de
garantieprijs hebben gehaald? Men gaat er wel
eens aan twijfelen.
UET 3de argument slaat alle records en dat is
n.l. dat in de bedrijfstak vlasserij zich grote
veranderingen voor doen en nog zullen voordoen.
Onder die omstandigheden dient een regering zich
van inmenging te onthouden. M.a.w. als het bui
tenland maar op het juiste tijdstip funeste maat
regelen neemt, dan behoeft de Nederlandse over
heid daar niets tegen te doen en laat zij deze be
drijfstak rustig door het buitenland uitmoorden,
vooral als er voor de werknemers in die bedrijfs
tak voIod gelegenheid is ander werk te vinden.
Moet men hieruit afleiden dat de Nederlandse
regering ook een dergelijke politiek ten opzichte
van de hele Nederlandse landbouw voert?
Deze is toch ook aan grote veranderingen onder
hevig en het zou bepaald verklaren, de geweldige
tegenzin die de regering ten toon spreidt bij het
voeren van een actieve landbouwpolitiek.
Is deze politiek te rijmen met de politiek van
zelfwerkzaamheid waarover van overheidswege zo
dikwijls wordt gesproken. Het wil mij voorkomen
dat stimulering van de zelfwerkzaamheid inhoudt,
dat men er op moet kunnen rekenen door de over
heid niet op het kritieke moment in de steek te
worden gelaten.
Na de ontgoocheling voor de melkprijs van het
afgelopen jaar hebben wij nu een reeks van symp
tomen die alle duiden in de richting dat de over
heid zijn verplichtingen wil verkleinen. Ik heb hier
het oog op de steunregeling voor de kool, het wei
geren van enige hulp aan de koolzaadteelt waarbij
het argument van duurdere margarine werd ge
bruikt terwijl kort daarop de margarineprijs werd
verlaagd en nu weer deze beslissing omtrent een
vlasregeling.
IK weet niet of de Minister van Landbouw de
indruk heeft, dat de boerenstand niettegen
staande dit alles toch nog wel enig vertrouwen in
hem heeft. Het lijkt mij toe, dat hij dan wel erg
optimistisch is. Of moeten wij aannemen dat hij
daar ook niet zoveel prijs op stelt.
Het lijkt niij gewenst dat de Minister eens
een duidelijke uitspraak wil doen of hij mèt of
zónder de georganiseerde landbouw wil rege
ren.
Alleen in dat eerste geval heeft het zin om
aan het aanstaand gesprek over de garantie
prijzen te beginnen. Vooral zal men het dan
echter wel eens moeten zijn wat men met deze
garantieprijzen denkt te bereiken.
Wanneer dat niet meer is dan een minimum
inkomen voor de boer ten tijde van de huidige
enorme welvaart rondom hem dan dient men
wel te beseffen, dat men daarmee de landbouw
en de voedselvoorziening van het Nederlandse
volk in de waagschaal stelt.
PR wordt hard gewerkt in de landbouw om de oogst binnen te halen. Veel tijd om over van allerlei
en nog wat na te denken, heeft de boer in deze zomerperiode niet. Nu werden de maanden juli
en augustus wel eens, wat het nieuws betreft, de komkommermaanden genoemd, omdat er dan zo
weinig gebeurde en de kranten nauwelijks wisten, waar zij over moesten schrijven.
Maar dit jaar is het wel anders. Wij hebben zelfs sterk het gevoel, dat wij in een uiterst gespannen
wereld leven. Het is niet moeilijk een hele rij gebeurtenissen op te noemen, die de wereld of delen van
de wereld in spanning houden. Daar is allereerst het vraagstuk Berlijn. Zal dit deze herfst tot een
uitbarsting leiden? Wij lezen van de sterk gestegen vluchtelingenstroom uit Oost-Duitsland, waar
langzamerhand het economische leven bez.ig is in te storten. De vorig jaar gecollectiveerde landbouw
bedrijven verkeren nu reeds in een droevige staat. De niet meer in deze bedrijven geïnteresseerde
boeren plegen reeds openlijk lijdelijk verzet en de voedselvoorziening van deze communistische satel
liet is geheel in het honderd gelopen, waardoor de ontevredenheid onder de nog niet naar het Westen
gevluchte arbeiders met de dag groter wordt.
WIJ lezen over de moeilijkheden van een van onze E. E. G.-partners, Frankrijk, die in Noord-
Afrika maar niet tot bevredigende oplossingen kan komen. Dagelijks ontploffen er in Frank
rijk zelve en in Algiers bommen, neergelegd door veelal onvindbare ondergrondse strijders, die geen
van allen hetzelfde willen.
Een soort boerenopstand is er zopas geëindigd, nadat de Franse regering een aantal toezeggingen
heeft moeten doen aan de boerenleiders, die met de regering om de ronde tafel zijn gaan onderhan
delen. De boerenstand voelt er zich ongerust over de prijzen, over de marges van de vele tussenhan
delaren, kortom over de bestaansmogelijkheid op het betrekkelijk kleine familiebedrijf. Er heerst een
algemeen gevoel van onbehagen, zoals een dezer leiders ons persoonlijk tijdens de Z. L. M.-excursie
door Bretagne, mededeelde.
IN West-Duitsland heeft er op de boerendag van de Duitse landbouworganisatie in Ravensburg een
twistgesprek plaats gehad tussen de voorzitter, Edmund Rehvvinkel en Adenauer over het land
bouwbeleid na de grote Duitse verkiezingen op 17 september a.s. Ook de Duitse boeren zijn niet ge
rust, dat hun in onze ogen hoge graanprijzen stand zullen houden, terwijl ook hun kosten steeds stij
gen en hun arbeidsvoorziening steeds moeilijker wordt.
In Engeland is de economische toestand verre van fraai. Over het al of niet toetreden van dit land
tot de Euromarkt, kan men elke dag iets anders lezen. Vast staat wel, dat Engeland om onderhan
delingen zal verzoeken. Maar dan komt het in de E. E. G. toch al zo moeilijke landbouwvraagstuk
nog sterker op de voorgrond, daar de Engelsen een totaal ander landbouwbeleid volgen dan de zes
landen van de Euromarkt. Over een begin van een gemeenschappelijk landbouwbeleid in de E. E. G.
zullen binnen enkele maanden belangrijke beslissingen genomen moeten worden. De door de Europese
Commissie gedane voorstellen voor heffingstelsels voor verschillende produkten worden druk bestu
deerd en besproken.
VERMELDEN wij tenslotte nog de teleurstelling en ergernis in eigen land over het afwijzen door
Minister Marijnen van voorstellen voor koolzaad en vlas, waarover de Voorzitter van het K. N.
L. C. hierboven schrijft, dan ziet men dat het in de landbouwsector in onze naaste omgeving zeker
geen komkommertijd is-. En dan hebben wij nog over zoveel andere zaken gezwegen!
S.