Ongerustheid en onzekerheid ten bate van Brabants welzijn 587 Een vooraanstaande opleiding en belangrijke mogelijkheden door middel van de Hogere Landbouwschool te Dordrecht Vierde algemeen verslag over de werkzaamheden van de E. E. G. Wist U dat ZATERDAG 2 2 JULI 1961 Deze indruk kregen we bij het doorlezen van het onderwijsprogramma van de Hogere Landbouw school te Dordrecht, een school waar we in ons gewest met sterke banden mee zijn verbonden, alleen al door de bcdrijfsgenoten en anderen in onze provincie die daar hun landbouwopleiding hebben ontvangen. Banden die naar aller waar schijnlijkheid in de toekomst, in het organisatori sche vlak nog verder zullen worden versterkt. Naast een belangrijk aantal afgestudeerden die het landbouwbedrijf trouw blijft (of trouw kan blij ven) vinden talrijke oud-leerlingen van de Hogere Landbouwschool te Dordrecht, een plaats in be drijven en instellingen die nauw met de landbouw verwant zijn zoals Cultuurtechnische Dienst, Grontmij, Landbouwproefstations, YVageningse in stituten, Voorlichtingsdiensten, stamboeken, enz. Het diploma van de Hogere Landbouwschool geeft verder recht op toelating tot de Landbouw hogeschool te VVa.geningen en de Diergeneeskundi ge Faculteit te Utrecht, mogelijkheden waarvan door verschillenden gebruik wordt gemaakt. De gehele opleiding duurt 2/z jaar. Om tot de Hogere Landbouwschool te worden toegelaten moet men in het bezit zijn van: een bewijs van overgang naar de 4e klas van een H. B. S.; een bewijs van overgang naar de 5e klas van een Gymnasium of een einddiploma Mulo-B. Zij die in het bezit zijn van een einddiploma H. B S.-B of Gymnasium-B worden tot de 2e klas toegelaten. Voor de toekomstige Zeeuwse boer liggen hier mogelijkheden tot een vooraanstaande opleiding. Voor hen die het buiten het landbouwbedrijf moe ten zoeken biedt deze opleiding in de directe sfeer van de landbouw talrijke kansen. Voor nadere inlichtingen kan men zich wenden tot de Hogere Landbouwschool, Oranjelaan 261, Dordrecht (1850—1974). IN de inleiding van het 4e algemeen verslag over de periode mei '60april '61 van de werk zaamheden van de Gemeenschap komt de com missie onder meer tot de conclusie dat de weer standen tegen het E. E, G.-verdrag, welke onder vonden werden, naarmate de toepassing van het verdrag meer ingrijpende maatregelen vergden, geenszins te onderschatten zijn. Het feit dat de meeste besluiten van de Raad nog met eenparig heid van stemmen genomen moeten worden, maakte het overwinnen van deze weerstanden soms extra moeilijk. Het is niet verwonderlijk, aldus de inleiding, dat zich een dergelijke ontwikkeling voordoet nu de problemen, verband houdende met de aanpas sing van het nationale beleid en de nationale be stuurspraktijk aan de eisen welke de Europese Gemeenschap stelt, steeds duidelijker naar voren treden. Deze problemen kunnen slechts tot een oplossing worden gebracht indien men het belang van de Gemeenschap voortdurend voor ogen houdt. De Commissie doet in dit verband een beroep op de lid-staten om zich bij de beslissingen die van dag tot dag genomen moeten worden dit be lang te realiseren, om de eigen moeilijkheden zo mogelijk minder zwaar te laten wegen en om meer begrip op te brengen voor de moeilijkheden van de partnerlanden, om in het kader van 'ie Gemeenschap een oplossing na te streven voor gemeenschappelijke problemen. De Commissie is ervan overtuigd dat een derge lijke houding in overeenstemming is met de wen sen van onze volkeren. Zij kent de kracht van de Europese instellingen en haar vastbeslotenheid om trouw te blijven aan de politieke en institutio nele beginselen, met de toepassing waarvan zij be last zijn. De Commissie spreekt dan ook de hoop uit dat de Gemeenschappen, welke ontwikkelingen zich in de toekomst ook mogen voordoen, erin zullen sla gen om, zoals Robert Schuman het in zijn verkla ring van 9 mei 1950 formuleerde, „de concrete grondslag te leggen voor een Europese Federatie, waarvan de totstandkoming voor het behoud van de vrede noodzakelijk is". DAT de landbouwkringen in Oost Zuid-Beveland met verontrusting kennis hebben genomen van do plannen van de provincie Noord-$krabant inzake het Kreekrakplan is begrijpelijk. Wie kennis heeft genomen van de mededelingen welke door de Commissaris der Koningin in Cs Provinciale Staten van Noord-Brabant zijn gedaan, en bovendien het boekje „Brabant in het nieuwe Westen" gelezen heeft, kan niet aan de indruk ontkomen dat de uitvoering van de eerste fase van het Kreekrakplan in feite een Zeeuwse aangelegenheid is omdat zij beperkt blijft tot Zeeuws grondgebied. Nu zijn wij er ons als boeren terdege van bewust dat de industrialisatie dient te worden bevorderd ten bate van onze nationale economie. Wij zijn ons ei óók van bewust dat daartoe wellicht ook goede kleigrond moet worden opgeofferd, echter met de restrictie dat deze oppervlakte zo gering mogelijk dient te zijn. ^OCH meen ik dat wij ons af mogen en móéten vragen, naar aanleiding van de mededelingen ge daan door de Commissaris der Koningin van de provincie Noord-Brabant, Ie. Is het beslist noodzakelijk dat Noord-Brabant voor het realiseren van een industriegebied zoals in het Kreekrakplan wordt voorzien, voor 100 goede kleigrond nodig heeft, terwijl de aangren zende zandgronden ongemoeid worden gelaten. Oe. Is de thans geprojecteerde toegang tot het kanaal welke veel westelijker ligt en daardoor nóg meer goede kleigrond onttrekt, zóveel beter dan de oorspronkelijk geprojecteerde toegang, dat daardoor het meerdere verlies aan grond wordt gecompenseerd? Oe. Waarom is de eerste oppervlakte bestemd voor industrievestiging geprojecteeerd op Zeeuws ge bied, terwijl over de totale realisering van liet Kreekrakdam met een aansluiting op een eventueel Beneluxkanaal geen enkele zekerheid bestaat? ^e. Is het onmogelijk een veel groter deel van de buitendijks liggende gronden te bestemmen voor industrievestiging? WIJ kunnen geen enkel Zeeuws belang zien in het Kreekrakplan. Dit in tegenstelling tot het Sloe- plan en de industrievestigingen in de kerngemeentes die voor Zeeland van zeer grote importan tie zijn. Als Midden-Zeeland al in staat zal zijn een voldoende aantal werkkrachten voor bovengenoemde Zeeuwse belangen te leveren, zal het zeker niet nog een Kreekrakplan behoeven. Alleen de gemeente Rilland-Bath kan daardoor met een X-aantal inwoners groeien, daarmee ook weer goede kleigrond aan de landbouw onttrekkend. We mogen als goede buren onze buurman de toegang tot zijn woning via ons erf niet ontzeggen. Dat hij echter een deel van dat erf in beslag neemt om zijn woning tot hogere waarde te brengen, kunnen wij maar matig appreciëren in de Noord-Brabantse plannen. DE onzekerheden die voor de betrokken boeren thans zijn ontstaan, zijn bijzonder groot. Afgezien van het feit dat men niet precies weet wat onttrokken zal worden, en men zich afvraagt waar een nieuw bestaan gevonden zal worden, komen vele vragen naar voren als: Is het nog verantwoord te investeren in machines en gebouwen? Is het nog verantwoord grondverbeteringen en drainages uit te voeren? Is het nog verantwoord een nodige reiniging van drainage te doen? Is het nog verantwoord kali en super te strooien tot het op peil houden van de in de grond aan- aanwezige voorraad? Is het nog verantwoord verbeteringen aan waterlopen en waterkeringen uit te voeren... enz. enz.? Het is de taak van de bestuurlijke organen deze onzekerheden en vragen zo ènel mogelijk tot klaar heid te brengen. Als bij de schadeloosstelling van de betrokkenen hetzelfde enthousiasme tot uiting komt, als in de vergadering van de Provinciale Staten van Noord-Brabant waar alle fracties, hij het bekend worden van de uitvoering der eerste fase van het Kreekrakplan, dit met applaus begroetten, dan zal misschien enige compensatie worden verkregen voor de grote offers die voor BRABANTS WELZIJN, door Zeeuwse boeren moeten worden gebracht. C. J. v. d. WERFF. Ei,'» "••''•r :r 'hH4 ®E directeur van het Boekhoudbureau van de Z. L. M. kortgeleden een middagwandeling op de Hompelvoet heeft gemaakt? Neen, U kent de gedragingen van die Z. L. AL-functionaris niet precies en bovendien, weet U de Hompelvoet wel? Nu dat is een tamelijk grote zandbank in de Greve- lingen. Mogelijk stichten we daar later wel eens een filiaal, maar voorlopig beperken we ons tot een vluchtig bezoek op een mooie vakantiedag. De voorzitter van het Zeeuwse Visserijbestuur had ons uitgenodigd voor een boottocht helemaal rond het eiland Schouwen en Duiveland en we hebben die dag echt genoten. Weet U waarom ik dit nu vertel? Heel eenvoudig, van mijn werk heb ik al zo vaak geschreven laat ik het nu ook eens doen van mijn rust. rr\AAR valt heel wat te zien bij zo een rondvaart. Landelijke rust in de blauwe oneindigheid van een mooie zomerdag, zomaar op een zandplaat midden in het water en luttele kilometers verder de wonderen van de techniek, de Grevelingendam in aanbouw. Midden in de Grevelingen op een mijn- steeneiland een machtige bulldozer, geëscorteerd door machtige zandzuigers. Wat is de techniek mooi. Bijna spijt van het feit boekhouder te zijn, maar voor een zwaai in technische richting te oud. r^CVERIGENS zijn er ook om al die werken heen, genoeg problemen, ook voor een boekhouder. Wij zouden hier voor onze bedrijfseconomische afdeling ook wel enkele dagen werk vinden, als we eens begonnen over het kostenvraagstuk van dit werk. We willen echter wachten tot de reis naar de Grevelingen dan wat korter is. Nog even en we „rijden" van Colijnsplaat naar Zierikzee. (De brug over de Oosterschelde is vanzelf alleen maar een kwestie van tijd). Laten we hopen dat die tijd wat kort zal zijn. Ministers struikelen soms over allerlei dingen en dat bespoedigt de gang van zaken meestal niet. Dat wist U, want dat staat in de krant. MEIJERS

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1961 | | pagina 3