De Wet Vervreemding Landbouwgronden Algemene Vergadering Zeeuwse Landbouw Maatschappij ZATERDAG 3 JUNI 1961 Pr. Ir. W. II. UBBINK No. 2583 Frankering bij abonnement: Terneuzen 49e Jaargang zeeuws IahObouwbiaö |*E doelstelling waarvoor deze wet indertijd in het leven is geroepen was de prijsbeheersing. Reeds bij de totstandkoming van de wet waren de meningen over de wenselijkheid van een prijsbeheersing verdeeld. Hierom werd de werkingsduur van deze wet dan ook beperkt tot vijf jaar, welke termijn later met vier jaar is verlengd tot 1 januari 19(53. DE PRIJSBEHEERSING Een groot deel van de voor- en tegenstanders van de prijsbeheersing heeft' een vrij overtuigende mening. Omdat de prijsbeheersing de kern van de wet vormt mag dan ook verwacht worden dat het al of niet verlengen van de wet niet zonder politieke strijd zal verlopen. Kort samengevat en zeer globaal volgen hier de belangrijkste argumenten vóór en tegen prijsbeheersing. Voor prijsbeheersing: a. de wanverhouding tussen aanbod van en vraag naar land zal leiden tot onverantwoord hoge prijzen; b. te hoge koopprijzen zullen het goed functioneren van de pachtprijsbeheer- sing bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken; c. bij vrije koopprijzen zal weer het gevaar bestaan zij het wellicht minder dan vroeger van cyclische op- en neergang met zijn in het bijzonder voor de agrariërs zo ongunstige gevolgen. Tegen prijsbeheersing: a. de beheersing van koopprijzen is moeilijk effectief te maken. De algemeen voorkomende prijsontduiking heeft veel schaduwzijden; b. de prijsbeheersing zou mede een van de beletselen zijn voor een integratie van de landbouw in Europees verband; c. de prijsbeheersing vormt een zekere belemmering voor de overgang van grond naar meer productieve gebruiksvormen bijv. overgang naar tuin bouw, van klein naar groot bedrijf enz. Bovendien zouden investeringen in grond en gebouwen door de lage grondprijzen worden belemmerd; cl. de agrarische bevolkingsdruk is sterk verminderd waarmede de belang, rijkste aanleiding tot prijsbeheersing is vervallen. In dit korte bestek is het niet mogelijk al deze argumenten nader te ont leden. Daarom eerst een poging om eens te bezien wat er ongeveer verwacht mag worden wanneer de prijsbeheersing zou verdwijnen. De agrarische bevolkingsdruk is geringer geworden en uit dien hoofde is de vraag verminderd. Daartegenover mag men niet vergeten dat vele agra riërs, verdreven door stadsuitbreiding, een vervangend bedrijf zoeken. Boven dien zien we reeds de ontwikkeling dat vele bedrijven trachten een ander bedrijf te verwerven ter vergroting van het eigen bedrijf. Hoe dan ook, om het geringe aanbod van vrije bedrijven zal gevochten worden door drie groepen: agrariërs die een bedrijf willen beginnen, gedupeerde agrariërs die een be vangend bedrijf zoeken en gevestigde agrariërs die naar vergroting streven. Het aanbod van vrije bedrijven zal bij hogere prijzen zeker iets toenemen. Deze vergroting van het aanbod komt in hoofdzaak van twee categorieën: de oudere landgebruikers zonder opvolgers die eerder hun bedrijf zullen ver laten en de landgebruikers die minder gehecht aan hun beroep of minder tevreden met het bereikte bedrijfsresultaat aan een andere bestaansbron de voorkeur gaan geven. De grotere doorstroming hiervan het gevolg, is voor de landbouw als een positief goed te beschouwen, natuurlijk zolang het binnen zekere perken bijlft. Omtrent de zeer grote vraag naar los land ter vergroting van bestaande bedrijven behoeft, zeker hier in Zeeland, niet veel meer gezegd te worden. In een groot deel van Nederland ligt dit overigens niet veel anders. De toe stand van vroeger dat los land duurder was dan het behuisde land (van de grotere bedrijven) zal zich snel herstellen. Bij de kleinere bedrijven zullen zeer globaal gezien de prijzen neigen naar die van het losse land, welke dus een zeer hoog niveau zullen bereiken. De vraag naar grond voor bedrijfs- vergroting, die de prijzen voor los land opdrijven tot boven die voor het behuisde land maakt dat veel investeringen in gebouwen in de toekomst wei nig rendabel zullen blijken te zijn. UOOR verpachte objecten ligt de situatie geheel anders. Afgezien van de regeling van het voorkeursrecht van de pachter, welke regeling ook van invloed zal zijn op de prijs van verpacht land, is toch in het algemeen te stellen dat het aantal gegadigden voor verpacht land geringer zal zijn dan voor niet-verpacht land. De prijs van verpacht land zal dan ook in het alge meen lager liggen. Voor los land zal dit nriisversohil waarschijnlijk geringer op donderdag 22 juni 1961. te 14 uur in de grote consumptietent op ihet terrein van de Landbouwtentoonstelling te Kamperland. Agenda: 1. Openingsrede door de Algemeen Voorzitter. 2. Notulen van de Algemene Vergadering van 19 december 1960. 3. Mededelingen en ingekomen stukken. 4. Verslag van de Financiële Commissie over het nazien van de rekening en verantwoording over het jaar 1960. 5. Rekening eil verantwoording over het jaar 1960. 6. Rondvraag. 7. Rede door Zijne Excellentie de Minister van Verkeer en Water-* staat Drs. H. A. Korthals. 8. Gedachtenwisseling. 9. Sluiting. Namens het Hoofdbestuur der Z. L. M. M. A. GEUZE, voorzitter. J. F. G. SCHLINGEMANN, secretaris. zijn dan voor gehele bedrijven. Dit prijsverschil zal wel sterk bepaald worden door de mogelijkheid het verpachte object pachtvrij te krijgen. Zal de prijs voor verpacht land dus minder stijgen dan voor niet-verpacht land, een belangrijke stijging moet toch ook hier verwacht worden, met als gevolg een aanzien lijke daling van het rendement voor de belegger. Het vaststellen van da „verkeerswaarde" van verpachte objecten zal ge zien het bovenstaande, een bijzonder moeilijke opdracht vormen. Een vaste regel of formule lijkt hier vrijwel mdenkbaar. De werkelijke waarde als verkeerswaarde zal worden bepaald door vele factoren zoals de grootte van het object, of het los of behuisd land betreft, voor hoe lang het verpacht is en hoe groot de kans op verlenging geoordeeld moet worden, de ligging ten opzichte van tuinbouv/centra of tuinbouwveiling, mogelijkheden van niet- agrarische bestemmingen, streeksgewijze verschillen in intensiteit van de vraag, ligging bij de grens enz. Bij de bepaling van deze verkeerswaarde zal de streekkennis weer een grotere rol moeten spelen. Een aspect waaraan te weinig aandacht wordt geschonken is het volgenden- Zoals de pachtprijsbeheersing evenals trouwen/; de gehele pachtwetgeving voor een groot deel een sociaal oogmerk heeft: bescherming van de pachter die als zodanig bij de hier heersende omstandigheden in een ongelijke onder, handelingspositie tegenover do verpachter staat, zo heeft ook de koopprijs- beheersing belangrijke sociale aspecten. Zo zal bij vrije grondprijzen de kleine boer op aanzienlijk hogere lasten per ha komen dan zijn grotere collega van wege de hogere grondprijzen voor de kleine objecten. Een interessante vraag die niet onbesproken mag blijven is de volgende. Bij de prijsbeheersing zoals we die nu kennen zou de kwaliteit van de grond en de toestand ten aanzien van waterbeheersing, ontsluiting en verkaveling onvoldoende in de prijzen tot uitdrukking komen. Het doen van investeringen die op de genoemde punten verbetering brengen, zou hierdoor worden afge remd, ten nadele van een gezonde ontwikkeling van de landbouw. Vrije prij zen zouden tot meer spreiding leiden en indirect de genoemde investeringen dus kunnen bevorderen. Dit lijkt echter niet geheel juist gesteld. De „vragers"' naar land zullen in het algemeen zeker verschil in kwaliteit van de grond of verschil in toestand van de externe produktiefactoren weten te waarderen maar uiteindelijk wordt de vrije biedprijs mede bepaald door in dit verband irrationele factoren waarbij in het bijzonder de verhouding van vraag en aan bod. Met het vorenstaande zijn, zoals gezegd, slechts enkele aspecten van de prijs beheersing belicht. Een strakke koopprijsbeheersing, die sterk afwijkt van de prijzen die bij een vrii verkeer tot stand zouden komen, is moeilijk te effec tueren. Wat meer ruimte voor de maatschappelijke krachten, welke op de grondprijzen invloed uitoefening, lijkt nuttig, al was het alleen maar om beter? geïnformeerd te zijn ten aanzien van de sterkte van die krachten. Een koop prijsbeheersing kan, anders dan een prijsbeheersing, waarschijnlijk slechts effectief zijn wanneer slechts beperkte correcties op de verkeerswaarden worden nagestreefd. Welke keus men tenslotte ook zal doen: beëindiging, voortzetting of wijzi ging van de prijsbeheersing, liet komt ons voor dat er geen enkele regeling is met uitsluitend lichtkanten. Van het allergrootste belang is echter, dat op dit terrein een doelbewust en bekwaam beleid wordt gevoerd, gericht op de lange termijn. Zo ergens op het gebied van de landbouwpolitiek, dan is hier stabiliteit en geleidelijkheid noodzakelijk.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1961 | | pagina 1