De werktuigenkaart
De teelt van een tweede gewas
DOOR het P. A. W. te Wageningen werd
een werktuigenkaart voor landbouw
bedrijven ontworpen waarop gebruik en
kosten van een werktuig kunnen worden ge
noteerd. Gezien het belang van het kennen
van deze kosten hebben zowel de Werk
groep voor Bedrijfseconomie van de Vereni
ging voor Bedrijfsvoorlichting Oost Zuid-
Beveland als West Zuid-Beveland gemeend
door een circulaire aan hun leden hierop de
aandacht te moeten vestigen. Wij ontlenen
daaraan deze gegevens.
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
IIET gebruik en de kosten van de aanwezige werktuigen worden door weinig boeren opgeschreven.
"Alleen het doelmatige gebruik van een bepaald werktuig geeft echter onvoldoende zekerheid
dat de exploitatie voordeel brengt voor het bedrijf. Er moet gesteld worden, dat naast een goed ge
bruik de kosten van het werktuig van belang zijn. Ook de invloed van de organisatie van het bedrijf
moet in het oog worden gehouden. Aanschaffing van een werktuig grijpt namelijk in het gehele be
drijf in. Het bedrijfsplan kan er door veranderen.
De kosten die een werktuig veroorzaakt moeten bekend zijn om na te gaan of exploitatie verant
woord is. Zoals reeds gemeld is er weinig bekend omtrent de kosten per werktuig. Veelal wordt voor
kostenberekeningen een bepaald percentage van de aankoopprijs van het werktuig als kosten aange
nomen. Om een zo goed mogelijke vergelijking te kunnen maken tussen exploitatie van eigen werk
tuigen en andere mogelijkheden van werktuigenexploitatie is het kennen van de werkelijke kosten-
cljffers nodig.
kosten van elk werktuig verschillen per beirijf. Het is nodig dat de boer weet welke werktui-
gen voor hem in eigen exploitatie te duur zijn en welke werktuigen een kosten- of een groot
nevenvoordeel geven door eigen bezit. Hij moet niet altijd die werktuigen kiezen die het grootste ver
schil in kosten geven tussen eigen exploitatie en een andere vorm van gebruik. Het gehele bedrijfs-
gebeuren moet in aanmerking worden genomen.
Bij het kiezen van de exploitatievorm voor de te gebruiken werktuigen moet altijd die vraag wor
den gesteldwat is voor mij het voordeligst. Dit kan zijn een werktuig zelf exploiteren, werken met
betaalde burenhulp, mot een combinatie, met een coöperatie of met een loonwerker. Iemands per
soonlijke instelling ten opzichte van genoemde vormen van exploitatie speelt bij de keuze een grote
rol.
BIJ de keuze moet men bedenken, dat de vormen van samenwerking van de boer ook minder in
vesteringen vragen en de organisatie van het werk vaak verlichten. Zeker geldt dit voor de hulp
door de loonwerker; deze verzorgt immers de exploitatie en de financiering van het werktuig. Dit
laatste punt, de financiering, is van groot belang. Er worden steeds grotere investeringen gedaan in
de bedrijfsgebouwen, bijv. stalverbouw, aardappelbewaarplaats, graandroog- en bewaarinrichting. Als
gevolg hiervan kan het voorkomen dat er niet meer voldoende vermogen beschikbaar kan komen om
de benodigde werktuigen alleen aan te schaffen. Ook een tekort aan beschikbare arbeidskrachten
kan aanleiding zijn tot (soms aanvankelijk minder gewenste) vormen van gemeenschappelijke werk
tuigenexploitatie.
DE WERKTUIGENKAART
DE werktuigenkaart kan voor de boer een lei
draad zijn bij het bepalen van de kosten per
werktuig en mede daardoor bij zijn beslissing over
de vorm van werktuigenexploitatie. Een werktui
genkaart wordt per werktuig bijgehouden. Er wor
den op vermeldhet wferktuig, aankoopprijs, merk
en type, bijzonderheden, datum ingebruikneming,
geschatte en werkelijke gebruiksduur, verkoop
prijs en de eenheid van afschrijving. Op de kaart
worden verder aangegeven het gebruik dat van
het werktuig werd gemaakt en de daarmee ge
paard gaande kosten.
GEBRUIK
HET gebruik dient te worden gesplitst per
werkzaamheid. Het kan voorkomen dat men
diverse werkzaamheden doet met één werktuig,
bijv. erwtendorsen van de ruiter en gerst maai-
dorsen van de stam. Deze werkmogelijkheden
moeten zo mogelijk in dezelfde eenheden worden
uitgedrukt, dus in uren, ha of kg. De kosten van
onderhoud, afschrijving en rente moeten n.l. over
deze eenheden worden verdeeld. Notering van het
gebruik heeft vooral zin om de kosten per eenheid
te kunnen bepalen. Ook het gebruik gedurende
het jaar arbeidstoppenen gedurende de levens
duur van het werktuig blijken daaruit. Er kan dus
worden nagegaan na hoeveel werk het werktuig
versleten is. Ter bepaling van de arbeidstoppen is
het gewenst erbij te vermelden of men het werk
gemakkelijk of nauwelijks meer aan kon. Er kan
ook bij worden aangetekend hoeveel arbeidskrach
ten er nodig zijn voor het werk en hoeveel trek
kers.
KOSTEN
HET bepaicn van de kosten is van groot belang.
Zowel de toale kosten als de kosten per werk
zaamheid.
Op de kaart komen de kosten van onderhoud,
zowel betaalde (aan materialen en arbeidsloon),
als berekende voor zelf gedane onderhoud (aan
de hand van het aantal manuren en het daarvoor
geldende loon). Dit loon kan in de winterperiode
minder per uur zijn dan in het drukke seizoen.
Verder worden de uren voor bediening met het
bedrag daarvoor vermeld en tevens ds trekkracht-
uren en het bedrag daarvoor. In een kolom diver
sen worden de kosten voor afschrijving, rente, ver
zekering, brandstof, persdraad e.d. aangegeven.
r[ de kostenberekening per werkzaamheid
mogelijk te maken is een splitsing van de
bediening, trekkracht en enige diverse-kosten per
werkzaamheid nodig. De kosten van onderhoud en
reparatie worden niet per werkzaamheid ge
noteerd. Hetzelfde geldt voor rente, afschrijving
en verzekering. Deze kosten zal men over alle
werk aan de hand van de genoteerde werkzaam
heden moeten verdelen. De kosten voor rente, af
schrijving en verzekering worden eenmaal per jaar
geboekt. Daarbij wordt zowel de rente van eigen
als van vreemd vermogen als kosten opgenomen.
Voor het gebruik is een eenvoudige kaart van
groot belang. Alle gebruikseenheden worden even
redig met de kosten voor rente, afschrijving en
verzekering belast. Ook de kostenverdeling moet
eenvoudig blijven. Bij de kostenbepaling kan van
de gewerkte uren uitgegaan worden van de werke
lijke uurlonen. Bij de trekkrachtkosten wordt een
bedrag per uur vermeld voor trekker en chauf
feur samen. Dit kan gebaseerd zijn op de gegevens
van het voorgaande jaar.
CONCLUSIE
MET behulp van een werktuigenkaart kun
nen de kosten van de verschillende werk
zaamheden worden bepaald. Mede aan de hand
hiervan is een basis aanwezig om uit kosten-
oogpunt te benaderen welk werk beter door een
loonwerker kan geschieden, of welk werk beter
met een door een combinatie of een coöperatie
aangeschaft werktuig kan plaats vinden.
De kaart is zeker geschikt om de kosten per
werkzaamheid te bepalen voor een combinatie
of een coöperatie.
Het is zeker niet de bedoeling dat men voor
ieder op het bedrijf aanwezig werktuig een
werktuigenkaart aanlegt. Wel kan dit gewenst
zijn voor de duurdere werktuigen, waarvan zon
der over juiste cijfers te beschikken, moeilijk
iets te zeggen is over de rentabiliteit.
Het begroten van de kosten van een bepaald
werktuig werd tot nog toe bemoeilijkt door het
ontbreken van kostencijfers. Het verkrijgen van
dit materiaal is een bedrijfsbelang. De werktui
genkaart is een hulpmiddel. Bij juist gebruik
zal deze leiden tot een betere basis voor onder
zoek en voorlichting betreffende de koster^-yan
de mechanisatie.
Belangstellenden kunnen de kaarten aanvragen
bij 't Rijkslandbouwconsulentschap, Grote Markt
24, Goes.
I\OOR de intrede van gewassen die vroeg het
veld ruimen we denken hierbij in de eerste
plaats aan de teelt van spinazie voor de conserven-
industrie en aan de teelt van conservendoperwten
komt de vraag vaak naar voren of het mogelijk
is een tweede gewas te verbouwen.
Fabrieksspinazie ruimt in de tweede helft van
mei het veld. Een groot gedeelte van het groei
seizoen kan dan nog worden benut. Het land, dat
vrij gekomen is, is vooral bij nat weer door het
gebruik van zwaar materiaal bij de oogst, nogal
stuk gereden. Dit geldt ook voor percelen waarop
conservendoperwten hebben gestaan.
De eerste zorg zal zijn een vlak en zo goed moge
lijk zaaibed te verkrijgen. Met niet al te diep ploe
gen (10 cm) en direct daarna zoveel mogelijk
eggen voordat de kluiten hard kunnen worden,
kan al heel veel bereikt worden. Mocht het zaaibed
nog niet fijn genoeg zijn, dan kan een lichte be
werking met een frees waarschijnlijk nog enige
verbetering brengen, waarbij men niet uit het oog
moet verliezen, dat lang niet elke grond een be
handeling met de frees verdraagt.
WELK GEWAS?
HIERBIJ moet in de eerste plaats gedacht wor
den aan gewassen, die: le tot laat in het sei
zoen doorgroeien; 2e een korte groeiperiode heb
ben; 3e bij afrijping en oogst geen uitgesproken
droog weer behoeven. Hiervoor komen in aanmer
king:
Stambonen. Men moet er rekening mee houden,
dat het gewas laat (te laat) af zal rijpen als aan
het eerste gewas veel stikstof is gegeven. In natte
jaren blijft het een riskante teelt. Oogstrisico's zijn
te verkleinen door kunstmatig drogen in het stro.
Zomergerst. Dit gewas zou uiterlijk eind mei nog
gezaaid kunnen worden. Verwacht mag dan wor
den, dat de opbrengst zal liggen tussen de 50 en
75 van een normale opbrengst aan zomergerst.
Ook dient men er rekening mee te houden, dat
het gewas slap zal blijven en dat dus gemakkelijk
legering op zal treden. Gele mosterd. Hiervan wordt
wel gezegd, dat dit als noodgewas nog mogelijk
heden biedt. Men dient er echter rekening mee te
houden dat de opbrengst minder dan de helft zal
bedragen van een normale gewasopbrengst en dat
dan bovendien de kwaliteit van het geoogste zaad
zodanig slechter zal zijn, dat de prijs per kg 25 a
30 ct lager zal liggen. Groentegewassen. Deze zou
den in principe ook nog mogelijkheden kunnen
bieden. Gedacht wordt wel eens aan een tweede
gewas spinazie, stamslabonen, stamsnijbonen, kool.
soorten etc. Voedergewassen. Hierbij is het aantal
mogelijkheden weer groter. Gedacht kan worden
aan snijmais, Westerwolds of Italiaans raaigras,
mogelijk ook nog Alexandrijnse klaver, alsmede
een aantal bladkoolsoorten en mergkool. Ook met
de zaai van koolrapen kan nog een behoorlijk
gewas verkrègen worden. Groenbemesters. Met de
(eelt van een voedergewas gaat vaak de teelt van
een groenbemester samen. De stoppels van klavers
of grassen in de herfst ondergeploegd, helpen het
organische stofgehalte van de grond op peil te
houden.
TWEE OF MEERJARIGE GEWASSEN.
NA de teelt van een gewas, dat het land vroeg
vrij maakt, kan ook in overweging genomen
worden een gewas te zaaien, dat het jaar daarop
blijft liggen. Hierbij kan gedacht worden aan
kar wij, koolzaad, de grote groep van graszaadge
wassen, luzerne en klavers, alsmede enkele tuin-
bouwzadem, met name de koolsoorten.
Kar wij. Kan ook in open land gezaaid worden en
dan vóór de winter nog een voldoende ontwikke
ling krijgen. Zaaien vóór eind juni is dan wel nood
zakelijk. Koolzaad XKoolsoorten). Te zaaien in de
tweede helft van augustus. Graszaad. Ook in open
land te zaaien. Stelt wel speciale eisen aan het
zaaibed. Biedt veel mogelijkheden om het pjnkruid
chemisch te bestrijden.
ALGEMENE OPMERKINGEN.
DOORDAT in het zomerseizoen gezaaid wordt,
is de kans niet denkbeeldig, dat in een periode
van droogte de beginontwikkeling traag en onregel
matig is. Voorts dient men bij éénjarige gewassen
te bedenken, dat door de late zaai lagere opbreng
sten zullen worden verkregen en dat door het late
oogsttijdstip rekening gehouden moet worden met
een achteruitgang van de kwaliteit van het te
oogsten produkt.
Voor de meerjarige gewassen geldt, dat tussen
de oogst van het eerste gewas en het tijdstip van
zaaien vaak een ruime tijd ligt om via stoppelbe
werkingen een groot deel van het onkruid te doden.
In de gewassen zelf kan ook nog langs mechani
sche en/of chemische weg heel wat bereikt worden.
Vooral de graszaden bieden veel mogelijkheden
voor chemische onkruidbestrijding.
Mocht men tenslotte besluiten de hier aange
geven mogelijkheden niet te benutten, dan verdient
het aanbeveling het land in de zomer braak te
laten liggen en er daarbij zoveel mogelijk toe bij
te dragen dat de aanwezige onkruidzaden en de
onkruiden vernietigd worden alvorens ze zelf tot
zaadvorming overgaan. In de herfst zal dan het
perceel veel van zijn onkruid kwijt zijn en zal een
wintergewas vroeg gezaaid kunnen worden in een
grond met goede structuur.
N.B. Daar de teelt van een tweede gewas, inci
dentele gevallen uitgezonderd, een nieuw
verschijnsel in de Nederlandse akkerbouw
is, alsmede het feit dat dit probleem in
belangrijkheid zal toenemen, houden wij
ons voor ideeën en ervaringen aanbevolen.
D. A. W.
W.ageningen.
Ir. P. A. M. KROMWIJK