De Wet op de Vervreemding
van Landbouwgronden
415
Hoofdbestuur K.N.L.C. besprak:
ANTI-HONGERACTIE
Wist U dat
ZATERDAG 2 7 MEI 1 9 fi 1
GARANTIEREGELING VOOR KOOLZAAD
NAAR de mening van het hoofdbestuur dient
geen gelegenheid onbenut te worden gelaten
om by de overheid met kracht aan te dringen op
wederinvoering van een garantieregeling voor
koolzaad.
Deze maatregel zal bijdragen tot een evenwich
tiger bouwplan op de akkerbouwbedrijven en tot
de zo noodzakelijk te achten versterking van de
positie van het akkerbouwbedrijf. De verwerking
van de opbrengst van een behoorlijk areaal kool
zaad tegen een redelijke prijs heeft maar weinig
consequenties voor de margarineprijs. Als het kool
zaad bovendien andere gegarandeerde produkten
in het bou wplan gaat vervangen, zal daar een voor
deel voor de schatkist of de consument bij andere
produkten tegenover staan.
OVERNAMEPRIJZEN POÖTAARDAPPELEN
OOGST 1961
AAARNE heeft het hoofdbestuur zich verenigd
U met het voorstel door de pootaardappelcon-
tactcommissie aan de beide betrokken bedrijfs-
schappcn gedaan om de overnameprijzen voor
pootaardappelen van oogst 1981 te verhogen, n.l.
met 1,50 per 100 kg voor de klassen 5 t/m A en
1,voor de klasse 15. Gezien de sterk gestegen
produktiekosten van pootaardappelen is daarvoor
naar zijn oordeel alle reden.
SUBSIDIE VOOR DE VLASSECTOR
Mü België en Frankrijk weer zijn overgegaan
U tot het steunen van de vlasteelt en -verwer
king, dient naar de mening van het hoofdbestuur
ook in Nederland zo spoedig mogeiyk weer een
subsidieregeling ten behoeve van de viiassector, die
zich in grote moeilijkheden bevindt, in het leven te
worden gèroepen,
VOORSCHOTUITKERING
MELKPRIJSGARANTIE
|YE situatie op de veehouderijbedrijven maakt
het volgens het hoofdbestuur noodzakelijk om,
nu van de te verwachten melkopbrengstprijs in
het lopende jaar voldoende bekend is, zo spoedig
mogelijk te besluiten de voorschotuitkering uit het
L. E. F. op grond van de melkprijsgarantie 1960/
1961 met 1 cent per kg melk te verhogen.
REORGANISATIE COMMISSIE
LANDBOUWHUISHOUDONDERWIJS
IN dezelfde zin als enige tijd geleden geschiedde
met de connnissie voor het land- en tuin-
bouwonderwijs heeft het hoofdbestuur thans be
sloten de huidige commissie voor het landbouw»
huishou donder wijs te vervangen door twee andere,
t.w. een beleidscommissie, waarin vertegenwoor
digers van leden-organisaties zitting hebben, en
een technische commissie van specifieke onder-
wysdeskundigen.
Dr. Ir. W. H. UBBINK.
ANZE lezers hebben vermoedelijk door de radio
wel gehoord van de actie die Unicef onder
neemt om de hongerende kinderen in de onder
ontwikkelde gebieden te helpen. Daarbij is ook ge
sproken over een actie onder de veehouders om
door vrijwillige inhouding van een deel van het
melkgeld, fondsen bijeen te brengen voor het aan
kopen van melkpoeder voor deze kinderen.
Wij komen in een volgend nummer nader op deze
actie terug.
DEZE wet vervalt op 1 januari 1963. Wat moet er nu gebeuren? Er zijn allerlei mogelijkheden:
men kan de wet verlengen of zonder meer doen vervallen met nog diverse oplossingen tussen deze
beide uitersten in.
De wet'kent drie doelstellingen: de prijsbelieersing, de landbouwkundige toetsing en liet voorkeurs
recht van de pachter. Daarvan was de prysbeheersing het belangrijkst. De landbouwkundige toetsing
ondervond de meeste belangstelling bij de behandeling van de wet in de^hveede Kamer. En nu, bij de
vraag of de wet geheel of gedeeltelijk moet vervallen, lijkt men wel de meeste aandacht te besteden
aan het voorkeursrecht van de pachter.
DE LANDBOUWKUNDIGE TOETSING
UET effect van de bij de Wet vervreemding landbouwgronden (W.V. L.) geregelde landbouwkundige
toetsing is zó gering geweest, dat het begrijpelijk is dat er nu bij de discussie wat er
met de wet moet gebeuren weinig over te horen valt. Het lijkt zelf s'vanzelfsprekendvan een rege
ling, in het bijzonder door toedoen van de Tweede Kamer zeer minitieus tot stand gebracht en bij voor
baat krachteloos gemaakt, was geen resultaat te verwachten. Dat dit resultaat uitbleef verwonder
de dan ook vrijwel niemand. Het werd zelfs rjiet de moeite waard geacht nauwkeurige cijfers te ver
zamelen over het effect van de landbouwkundige toetsing.
Het oordeel over deze regeling is met het bovenstaande welhaast geveld.
AAN de, zoals gezegd, schaarse discussie over de landbouwkundige toetsing zijn echter nog enkele
zakelijke feiten toe te voegen.
Contra de toetsing hoort men de argumenten: de toetsing heeft geen resultaat geboekt; het bedrijfs
economische inzicht bij de agrariërs in de betekenis van een goede verkavelingstoestand en een gun
stige bedrijfsomvang is zeer toegenomen; de agrarische bevolkingsdruk zou verminderd zijn. Daarbij
komt dan nog het argument, dat zelfs een gewijzigde regeling van de toetsing die wèl resultaat zou
opleveren, altijd nog eem gebrekkig instrument is, omdat vererving, boedelscheiding en overdracht
binnen zekere familieverhoudingen buiten iedere toetsing vallen.
Nu zou het zeer nuttig kunnen zijn naast al deze beweringen een aantal feiten te kunnen stellen.
Helaas moéten we constateren, dat op dit terrein het onderzoek zeer nalatig is gebleven. Het enige
gepubliceerde onderzoek op dit terrein (de Pacht mei 1960) betreft een onderzoek op Walcheren.
Kort samengevat komt het hierop neer: bij alle veranderingen/ inhet grondgebruik, die o.a. het ge
volg kunnen zijn van verpachting of vervreemding, kunnen twee ontwikkelingen tegenover elkaar
worden gesteld.
Zo zien we naast de bedrijfsvergroting de bedrijfsverkleining, naast verbetering in de verka
velingstoestand ook achteruitgang van deze toestand. En van een bijzonder belang bleek nu te
zijn, dat de laatste ontwikkeling, welke dus leidt tot een achteruitgang van de verkavelingstoe-
stand, bijzonder sterk was. Een conclusie, die gesteiuul wordt door een nieuw onderzoek, is deze,
dat de drang tot bedrijfsvergroting momenteel zó sterk is, dat de bedrijfsvergroting het wint
van de bedrijf sverkleining, die het gevolg is van de nog steeds aanwezige agrarische bevol
kingsdruk.
STREEKSGEWIJS liggen deze verhoudingen natuurlijk zeer verschillend. De drang tot bedrijfsver
groting blijkt bovendien zó sterk, dat men grond verwerft op grote afstand. De daaraan ver
bonden bezwaren voor de beoordeling waarvan niet veel inzicht nodig is! worden door vele
ondernemers kennelijk lager aangeslagen dan het voordeel van de bedrijfsvergroting.
De drang tot bedrijfsvergroting, die in hel algemeen slechts zal kunnen toenemen, zal nog lange
tijd de agrarische bevolkingsdruk tegenover zich vinden. Voor de verkavelingstoestand èn voor de prij
zen, die men voor de bedrijfsvergroting moet betalen, zal dit zijn gevolgen hebben.
SAMENVATTING
SAMENVATTEND zou het volgende gesteld kurien worden. De landbouwkundige toetsing t.a.v. de
bedrijfsgrootte is deels inderdaad niet meer van belang n.l. ten aanzien van het gebruik van
land voor neveninkomsten, anders dan voor zelfvoorziening en is anderdeels in de praktijk vrijwel on
uitvoerbaar. Slechts aan de hand van nauwkeurige richtlijnen zoals gebleken isbij de toetsing
naar bedrijfsgrootte in het kader van de herverkavelingen in Zeeland zou deze toetsing zijn uit
te voeren, maar een dergelijke werkwijze lijkt voor een klein land, als Nederland, beslist onmogelijk.
Blijft nog de toetsing t.a.v. de verkavelingstoestand. Een toetsing zou hier en dan met behulp
van een normenstelsel zeker niet onmogelijk zijn.
EÉN opmerking is hierbij nog noodzakelijk. De achteruitgang in verkavelingstoestand beperkt zich
vrijwel tot de punten: vergroting van de afstand tussen land en gebouwen en toeneming van
het aantal kavels. De zo belangrijke verbeteringen tot stand gebracht door ruil- en herverkaveling
op het gebied van ontsluiting, waterbeheersing, verbetering van kavelvorm, egalisatie enz. worden,
met uitzondering van de genoemde punten en afgezien van investeringen in gebouwen, in het geheel
niet aangetast.
Los van de toetsing: staat het feit, dat een zekere mate van onderzoek naar de veranderin
gen, die er plaats vinden op het terrein van het agrarisch grondgebruik, noodzakelijk lijkt niet
alleen teneinde de feiten te kennen, doch in het bijzonder om inzicht te verkrygen in de krach
ten die op dit terrein werkzaam zijn.
In i960 in ons land flink is gespaard?
In het jaarverslag van de Nederlandsche Bank deelt de president mede dat het bespaarde deel van
ons nationale inkomen ruim 23'/z bedraagt. Over 1959 was dit 22vz Dit zijn op zichzelf verheu
gende cijfers. Dr. Holtrop spreekt echter als zijn mening uit dat dit hoge percentage in de komende
jaren vermoedelijk niet te handhaven zal zijn.
Nu ïs men nogal eens gewend om terecht of ten onrechte de overheid te critiseren, in die zin dat
deze veel te gemakkelijk geld uitgeeft. Wellicht is die critiek in menig geval terecht, maar als we nu
het jaarverslag eens goed lezendan blijkt toch ook wel duidelijk dat de Friese minister van Financiën
prof. Zijlstra, toch de koorden van de staatsbeurs aardig vast weet te houden en het is met zekere
provinciale trots dat we hier neerschrijven, dat de minister hierin wel een zeer grote steun zal hebben
aan de Zeeuwse staatssecretaris van Financiën, dr. v. d. Berge
De president van de Nederlandsche Bank schrijft n.l. dat de stijgende besparingen voornamelijk
te danken zijn aan besparingen van de overheid.
NU is het uit den aard der zaak niet zo eenvoudig om het cijfermateriaal uit genoemd jaarverslag
goed te verstaan. Het gaat over zeer grote bedragen. Ons bruto nationaal inkomen bedroeg over
1960 n.l. 42'/2 miljard gulden, in cijfers geschreven 42.500.000.000 gulden. Voor boer en tuinder en ook
voor een boekhouder vrijwel onvoorstelbaar groot. En als dan van dit sommetje ruim 23la wordt
bespaard is dit meer dan 10 miljard gulden. Nu moeten onze lezers niet menen dat dit bedrag geheel
bij onze Boerenleenbanken en andere spaar instelling en terecht is gekomen. De besteding hiervan is
zeer gevariëerd. Hieraan willen we hier verder geen aandacht schenken, maar wel willen we nog een
opmerking uit het verslag hier citeren.
DE president schrijft: „De overheid heeft onder invloed van de gunstige gang van zaken haar aan
deel in het nationale inkomen zien stijgen''. Ja, dat is nu wellicht gunstig maar toch SijmentP
bedenk daarbij dat de belasting schroef geheel andere dan prettige gewaarwordingen oproept.
Maar dan volgt: „De consumptieve uitgaven vertoonden een vermeerde 'vg die bij de stijging van
het nationale inkomen ten achter bleef", en zie ie, dat doet het zuinig Z-. hnrt van schrijver dezes
goed, want in zijn jeugd kreeg hij reeds vele malen de wijze les, „zet de ig near de nering
MEIJERS,