ALWEER UIEN
Deze keer iets
OP deze vraag meende de eerste inleider Dr. O. Banga een zeer duidelijk positief antwoord te kun
nen geven. Technisch kan Nederland zonder twijfel een prima ui telen.
Kan Nederland een goed transporteerbare ui leveren?
ANDERTUSSEN is de methode van de droge-
stofbepaling voor het selectiewerk niet zo ge
schikt, omdat bij deze bepaling de desbetreffende
uit verloren gaat, en dus niet meer voor verder
selectiewerk gebruikt kan worden.
Het Instituut voor de Veredeling van Tuinbouw
gewassen (I. V. T.) gebruikt daarom nu het soor
telijk gewicht (s.g.) als maatstaf voor de vastheid
Door menging van water met alcohol kunnen
vloeistoffen met verschillend s.g. worden samen
gesteld en kunnen de te onderzoeken uien snel op
s.g. worden onderzocht en in groepen ingedeeld.
Van Primeur van de oogst 1954 had bijvoorbeeld
slechts 05 een s.g. groter dan 0.93. Een Hon
gaarse ui bracht het tot 47 en van Australian
Brown en de tuindersselectie van de heer Van der
Steen hadden 80 a 90 van <de uien een s.g. van
minstens 0.93.
Na deze bepalingen van het s.g. zijn rassen met
Met deze 3 typen manlijk steriele uien wordt op het I. V. T. gewerkt»
een hoog s.g. onderling gekruisd evenals rassen
met een laag s.g. enz. Hieruit bleek dat men door
kruising met rassen die een hoog s.g. bezitten of
ook al door selectie in onze gewone rassen ver
hoging van het s.g. kan bereiken. Dr. Banga was
ervan overtuigd dat met veredeling in de richting
van een hoger soortelijk gewicht heel veel te be
reiken is. Deze selectie kan, zoals reeds gezegd,
evenwel gemakkelijk leiden tot een kleinere ui
en daarmee tot een lagere opbrengst. Dit nadeel
kan misschien opgevangen worden door het kwe_
ken van hybriderassen. Deze bezitten nl. als regel
een grotere vitaliteit en groeikracht, en kunnen
daardoor een hogere opbrengst geven. Er moet
echter nog veel veredelingswerk worden gedaan
om de beste combinaties en de beste hybriden te
vinden. Zowel de commerciële selectiebedrijven als
het I. V. T. zijn hiermede bezig. Bovendien onder
zoekt het I. V. T. voortdurend buitenlandse rassen
op hun geschiktheid
voor de teelt in Neder
land, en wordt in deze
rassen geselecteerd.
DE HUID
HE huid beschermt de
ui tegen verwon
dingen, tegen het indrin
gen van ziekteveroorza
kers eTl tegen uitdrogen.
Naarmate de huid lan
ger en beter intact blijft,
des te beter blijft de ui
in conditie. Ook hierop
worden Nederlandse en
buitenlandse rassen on
derzocht. Nadat de uien
na de winter gedurende
6 uur bij 30° C gedroogd
zijn worden ze over een
gesloten aardappelsor
teermachine geschud, en
het aantal onbeschadig
de uien per ras of selec
tie geteld.
Er zijn zo bleek bij dit
onderzoek nog geen se
lecties met een regelma
tig en definitief betere
huid. Daarom worden
Op 9 mei l.l. werd te Rotterdam door de
Nederlandse Uienfederatie een uienmiddag
gehouden. Hieronder geven wij een samen
vatting -van de inleidingen van dr. O. Banga,
directeur van het Instituut voor de Verede
ling van Tuinbouwgewassen te Wageningen
en zijn medewerker de heer J. Petiet.
Er is in dit blad de laatste tijd veel ge
schreven over uien en over de Uienfederatie.
Het leek ons daarom goed nu ook iets op te
nemen over het werk achter de schermen.
Werk waarover misschien wel eens te weinig
wordt geschreven en gesproken, waardoor
de indruk wordt gewekt alsof er niets ge
beurd. Dat het tegendeel het geval is blijkt
overduidelijk uit het volgende verslag van
de beide lezingen en de daarop volgende dis
cussie.
Na kruising worden de bloemen ingchuld om ongewenst bestuiving te voorkomen.
De bewaar- en transportkwaliteit van een ui worden in hoge mate bepaald door zijn vastheid, z'n
huid en de mate van aantasting door koprot.
De vastheid van een ui kan tot op zekere hoogte met de hand worden gevoeld, maar voor het ras-
senonderzoek en het veredelingswerk is behoefte aan een methode die scherper en tevens registreer-
baar het eventueel verschil vastlegt.
Het Instituut voor de Veredeling van Tuinbouwgewassen is daarom reeds in 1954 begonnen het
drogestofgehalte te bepalen van een flink aantal rassen en selecties. Hierbij bleken er duidelijke
verschillen te bestaan.. Zo kon o.a. worden vastgesteld dat het drogestofgehalte van 14 Rijnsburger
selecties tussen 8,& en 10,3 lag, van drie selecties van Noordhollandse Strogele tussen 10,4 en
10,7%, van Oranje was het drogestofgehalte 10,7%, van een Stuttgarter selectie 11,4 en van een
Hongaarse ui 13,5 Van een ui van de tuinder Van der Steen uit Utrecht lag het drogestofgehalte
zelfs tussen 12 en 14
In het algemeen kan gesteld worden dat kleine uien meestal een hoger drogestofgehalte hebben dan
grote uien maar er komen ook uitzonderingen voor en deze geven hoop dat het mogelijk is een ui te
kweken die naast een hoog drogestofgehalte voldoende produktievermogen heeft.
thans ook weer buitenlandse uien onderzocht in de
hoop iets te vinden dat b,eter is dan wat we ge-*
wend zijn. De indruk is verkregen dat een bruingele
huid sterker is dan een erg blanke huid, maar meer:
dan een indruk is dit nog niet.
KOPROT
AOK wordt gezocht naar rassen die resistent
zijn tegen koprot. Teneinde de kans op infec
tie te vergroten werden kisten met aangetaste,
half verrotte uien op het proefveld tussen de te
onderzoeken rassen en selecties gestrooid. Boven
dien is het veld 5 x bespoten met sporen van Bo-
trytis allii, de schimmel die de koprot veroorzaakt.
Is het weer te droog voor het massaal optreden,
van koprot dan staat een regeninstallatie klaar om
het de koprotschimmel wat gemakkelijker te ma
ken. Op deze manier werden 131 nummers onder-;
zocht op gevoeligheid voor koprot. Van 9 nummers
bleef een groot deel der uien geheel gezond, een
verheugend verschijnsel. Hiermee is het probleem
nog niet opgelost, maar er kan verder mee gewerkt
worden. De heer J. Petiet, assistent van Dr. O.
Banga had vorig jaar in Perzië aan de Kaspische
Zee een ui gevonden die geen last van koprot had,
terwijl deze ziekte daar wel voorkwam. Ook dit zal
nader onderzocht moeten worden, omdat in het
algemeen uien die vroeg in het seizoen hun groei
afsluiten dikwijls minder door koprot worden aan*
getast.
CONCLUSIE
IYE heer Banga hoopte aangetoond te hebben
dat het technisch mogelijk is een goede
Nederlandse transportui te produceren. Langs
de weg der veredeling moet dit probleem bin
nen enkele jaren opgelost kunnen worden,
maarde technische oplossing zal tot vruch
teloosheid gedoemd zijn zolang de handels-
methodiek zich niet wijzigt. Tot heden worden
de uien per kilo betaald en zolang dat zo blijft
worden kilo's geleverd. Hierin aldus Dr.
Banga schuilt de remmende factor en ner
gens anders.
Het is vermakelijk hoe verschillende personen
die nadeel ondervinden van een nat jaar hiervoor
de schuld willen laden op de uienfederatie. Dit is
uitermate ondoelmatig.
Ik kan uitdrukkelijk verklaren dat wij misschien,
nauwelijks een instantie kennen die zo goed voor
zijn taak is berekend als de S. N. Ui. F. èn door zijn
brede en efficiënte leiding èn door de bekwaam.,
heid van zijn personeel èn door zijn loyale samen
werking met andere instellingen. Het is beter om
met de Uienfederatie te zoeken naar de werkelijke
oorzaak, volgens mij ligt deze in het gebruikelijke
handelssysteem. De Uienfederatie kan hierin geen
verandering brengen, dat kan alleen de handel zelf.
Een ui met betere transportkwaliteiten moet
beter worden betaald anders is het voor de telers
niet aantrekkelijk dat ras te telen. En om een ui
met transportkwaliteiten beter te kunnen betalen
moet hij als zodanig te herkennen zijn. Ook hier
aan wordt door het Instituut voor de Veredeling
van Tuinbouwgewassen aandacht besteed.
Het moet zover komen dat de handel koopt op
transportkwaliteit, uitgedrukt in bijvoorbeeld dro
gestofgehalte of soortelijk gewicht en/of in sterkte
vau huid. Wij van onze kant, aldus besloot Dr,
Banga zijn inleiding, zullen ons best doen het uien-
sortiment meer te differentiëren in hoge opbrengst
uien enerzijds en transportuien anderzijds, en dit
ook in de Rassenlijst voor Groentegewassen tot
uitdrukking te brengen.