Wetenswaardigheden over (13)
de Veehouderij
De aardappelziekte steekt reeds de kop op
40S
OT
Controle op het eiwitgehalte van de melk
H
Garantieprijs suikeroogst 1961
vastgesteld
Hogere arbeidsproductiviteit
voor de landbouw noodzakelijk
Bewuste plattelandspolitiek
is nodig
Rationalisatie
suikerbietenteelt.
ZATERDAG 20 MEI 1961
CEDERT een paar jaar staat bij de melkcontróle ook het onderzoek op eiwitgehalte in de belang-
v stelling. In de noordelijke en oostelijke provincies van ons land heeft de melkcontróle, mede oo
eiwitgehalte een zeer snelle ontwikkeling doorgemaakt. In Nederland worden thans reeds meer dan
300.000 koeien ook naar deze maatstaf gecontroleerd. Deze voorspoedige uitbreiding is in de hand
gewerkt doordat in het noorden van het land de meeste zuivelfabrieken de melk mede op grond van het
eiwitgehalte uitbetalen. In het zuiden en westen van ons land is dit nog niet het geval. Voor de fabrieken
die vooral melk en melkprodukten voor consumptie afleveren en voorts boter bereiden heeft deze nieuwe
vorm van uitbetaling van de geleverde melk nog niet veel zin.
Niettemin wordt de waarde van het eiwit uit de melk als een der belangrijkste voedingsstoffen voor
de mens steeds meer erkend. Het is zeker te verwachten dat ook de melkinrichtingen die veel consump-
tiemelk afleveren over enkele jaren de hoeveelheid geleverd eiwit mede in de melkprijs tot uitdrukking
zullen brengen.
Zolang dit niet het geval is heeft de controle op het eiwitgehalte alleen foktechnische waarde. Deze
is echter belangrijk genoeg. Inmiddels zijn de kosten voor het onderzoek op eiwit sterk gedaald. Voor
Zeeland komt de controle op eiwitgehalte thans nog op ca 6. per koe per jaar.
WANNEER rundveefokkers er hun schouders onder zetten mag verwacht worden dat de veiiioging
van het eiwitgehalte in de melk vrij snel zal kunnen gaan. De stijging van het vetgehalte in de
melk is de laatste jaren ongeveer 0,02 per jaar. Voor het eiwit is dit ook mogelijk. Allereerst zal de
uitstoot van koeien met een laag eiwitgehalte in de melk het gemiddelde eiwitgehalte doen toenemen.
Daarnaast biedt het fokken op een hoger eiwitgehalte in de melk goede vooruitzichten.
OEWEL de gegevens hierover nog schaars afkomen en zeker nog niet zo gefundeerd zijn als
omtrent het vetgehalte blijkt toch al dat de invloed van de stieren op het eiwitgehalte in de melk
zeer groot is. In het rapport over de keuring op afstammelingen van fokstieren over 1960 in Overijsel
vinden we bij zwartbonte stieren, waarvan voldoende dochters zijn gecontroleerd, dat het eiwitgehalte
in de melk gemiddeld uiteen loopt van 3.203.56 49 stieren was de uitslag als volgt:
5 stieren, dochters gjefniddeld j minder dan 3.2^ eiwit
8 31253.29 eiwit
17 M 3.30-3-34
10 3.353.39
4: tt i> >i 3.403.44
4 3.45—3.49
1 meer dan 3.50 eiwit.
Bij de moeder-dochter vergelijking kwam het volgende naar voren:
2 stieren verlaagden het eiwitgehalte bij de dochters met meer dan 0.08
10 stieren verlaagden het eiwitgehalte bij de dochters met 0.030.07
7 stieren gaven bij de dochters ongeveer hetzelfde eiwitgehalte 0.02[-0.02
3 stieren verhoogden het eiwitgehalte bij de dochters met 0.03—0.07
2 stieren verhoogden het eiwitgehalte bij de dochters met 0.080.12
0 stieren verhoogden het eiwitgehalte bij de dochters met 0.130.17
2 stieren verhoogden het eiwitgehalte bij de dochters met 0.18—0.23
J|ET wil ons voorkomen dat deze gegevens uit Overijsel aangeven dat;
1. De fokkers ook in Zeeland met het eiwit in de melk van hun koeien terdege rekening moeten
houden;
2. H£t noodzakelijk is bij de aankoop van de stieren aan het eiwitgehalte in de melk van de moeder
en verdere vrouwelijke voorouders en zo spoedig mogelijk ook bij de dochters alle aandacht
te besteden;
3. In bepaalde gevallen moet worden overwogen, via de K. L wanneer, dit ook met het oog op de
overige eigenschappen gewenst lijkt, sperma te betrekken van stieren die een gunstige vererving
van het eiwitgehalte vertonen;
4. Het gebruik van stieren, die het eiwitgehalte van de melk bij de dochters .verlagen, zoveel
mogelijk moet worden vermeden.
C. DEN ENGELSEN.
ITITGAANDE van een suikerbietenprys van
51,50 per 1000 kg- met een suikergehalte van
16 heeft de Minister van Landbouw en Visserij
de garantieprijs voor suiker voor de oogst 1961
vastgesteld op 61,20 per 100 kg af fabriek.
De gegarandeerde hoeveelheid witsuiker wordt,
evenals voor het seizoen 1960, voor de oogst 1961
beperkt tot 465.000 ton, dan wel, indien de binnen
landse consumptie van 1 oktober 19611 oktober
1962 méér zou bedragen, tot ten hoogste de ver
bruikte hoeveelheid.
UERHOGING van de arbeidsproductiviteit moet
als een van de centrale doelstellingen worden
gezien van het landbouwbeleid en ais een eerste
voorwaarde voor de agrarische sector om in de
eerstvolgende jaren te kunnen delen in de alge
mene welvaartsstijging. Aldus Oud-Minister Prof.
Dr. A. H. M. Albregts, President-Commissaris van
de Grontmy, in de 19 mei gehouden Algemene Ver
gadering van Aandeelhouders van deze maatschap-
py.
Deze verhoging van arbeidsproductiviteit binnen
de landbouw is ondertussen volop gaande. In 10
jaar tijd is de mannelijke agrarische beroepsbevol
king met 20 gedaald en in de eerstvolgende jaren
I zal deze ontwikkeling zich wel blijven voortzetten,
mogelijk tot een aantal van minder dan 300.000
agrarische beroepspersonen.
Het Centrale Planbureau heeft voor 1961 voor
het gehele Nederlandse bedrijfsleven een stijging
van de arbeidsproductiviteit berekend met 6 a 7
van de loonsom per arbeidskracht met gemiddeld
5 Indien ook de landbouw zich in deze ontwik
keling wil handhaven en hieraan wil bijdragen, dan
zal althans by een gelijkblijvende productie een
verdere afname van de arbeidskrachten in de land
bouw hiermee gepaard moeten gaan.
Van welk een bedrijfseconomische betekenis dit
kan zijn, moge te meer spreken als men zich reali
seert, dat volgens de kostprijsberekeningen van het
Landbouw-Economisch Instituut de beloning van
de arbeid en de bedrijfsleiding 40 tot 50 van de
kostprijs van diverse producten uitmaakt. Naast
de afvloeiing van arbeidskrachten noopt ook ver
korting van de werktijd tot een maximale arbeids-
productiviteit. Voor een groot deel wordt deze be
reikt met een snelle mechanisatie. In 10 jaar tyd
is het aantal trekkers in1 de landbouw verdrievou
digd en het aantal melkmachines zelfs verzesvou
digd.
Prof. Albregts wees er op dat zich gelijktijdig
met de agrarische structuur ingrijpende wijzigin
gen in de gehele structuur van het platteland vol
trekken. In sommige delen des lands lopen de dor
pen schrikbarend in omvang terug. Elders ver
tonen andere dorpen een ongekende groei. Deze
sterk uiteenlopende ontwikkeling kan niet aan het
toeval worden overgelaten. Hiervoor acht Prof.
Albregts een weldoordachte en bewuste plat te-
landspolitiek onmisbaar.
In voortdurend toenemende mate zal het platte
land een ruimere functie dienen te vervullen. Naast
agrarische productiegebied zal liet hoe langer hoe
meer ook moeten zijn woonplaats voor de niet-
agrarische bevolking, enerzijds vanwege de indu
striespreiding, anderzijds vanwege het toenemende
forensisme. Bovendien is het in een uiterst dicht
bevolkt land als het onze een besliste noodzaak dat
een deel van de plattelandsruimte mede benut
wordt ten behoeve van de recreatie.
ZLI E T schoonhouden van hoefpaden, erven enz.
1 1 kan als het onkruid nog klein is, goed gebeu
ren met 10 liter calciumchloraat of 1 a 2 kg
natriumchloraat per are opgelost in 10 liter water.
U moet rekening houden met een rand-werking
van 50 cm en niet gebruiken waar wortels van
bomen, struiken of andere gewassen voorkomen.
Gebruik daar liever 100 tot 400 gram van het
oppervlakkig werkende sirpazin.
ten zijn afgezet.
IN overleg met het Rijkslandbouwconsulentschap voor Plantenziekten en de Rijkslandbouwconsulent
voor de Aardappelen deelt de Plantenziektenkundige Dienst het volgende mede..
Uit verschillende delen van het land bereikten ons reeds meldingen over het optreden van de aard
appelziekte Phy tophthora infestans) in aardappel opslagplaatsen of afvalhopen in de omgeving van
kuilen «n sorteerloodsen. Ook in enkele gewassen van vroege vatbare rassen werden reeds „haard
jes" van door deze ziekte aangetaste planten waargenomen. Tengevolge van de voor de aardappel
ziekte zeer gunstige weersomstandigheden van de afgelopen weken werd deze ziekte dit jaar 2 a 3
weken \Toeger gevonden dan in „normale" Phytophthora-jaren.
IVAAR Phytophthora op afvalhopen een belangrijke besmettingsbron voor de aardappelen in de
IJ omgeving kan vormen, werd de aardappeltelers en aardappelhandelaren door middel van radio
berichten reeds gewezen op de noodzakelijkheid de opslagplanten op afvalhopen dood te spuiten of
op een andere wijze te vernietigen. Dit doodspuiten kan o.a. met een DNOC-bevaftend middel wor
den uitgevoerd. In verband met hergroei is het noodzakelijk de 'afvalhopien regelmatig op de aanwezig
heid van Phytophthora te Controleren en het doodspuiten zo nodig te herhalen.
WAT de bestrijding van de „Phytophthora-haardjes" in het gewas betreft, kan het volgende worden
opgemerkt. Wanneer deze „haardjes" nog klein zijn, moeten zij grondig worden doodgespoten,
terwijl het gehele perceel met een koperbevattend middel wordt behandeld. Ook wanneer de „haai
den" te groot zijn geworden om ze dood te spuiten, dient een behandeling van het gehele perceel
met koper plaats te hebben. In beide gevallen verdient het aanbeveling een d10 m brede rand rond
om de „haarden" en de niet doodgespoten „haarden" zwaarder onder de koper te zetten dan de rest
van het perceel. Ook het bespuiten van de omliggende aardappelpercelen is dan gewenst, vooral
wanneer het vatbare rassen betreft.
Iedere aardappelteler wordt daarom aangeraden zowel de afvalhopen als de gewassen regelmatig op
het voorkomen van de aardappelziekte te controleren en de vereiste bestrijdingsmaatregelen te neuten.
r verband met het bovenstaande zal men zich afvragen, of de eerste bespuiting van de vatbare
rassen dit jaar niet vroeger zal moeten worden uitgevoerd dan tot nu toe werd geadviseerd,
d.w.z. bij het sluiten van het gewas. Een vroege bespuiting zal vooral noodzakelijk zijn, wanneer de
weersomstandigheden de komende weken gunstig voor het optreden van de aardappelziekte zijn en de
haarden zich uitbreiden. Nadere adviezen voor deze besPuiting zullen door de Rykslandbouwvoorlich-
tingsdienst ter plaatse worden gegeven.
(Advertentie.)
Door het dit jaar op aanzienlijk grotere schaal in
de practijk zaaien van suikerbieten met precisie-
zaaimachines, met name in de Wieringermeer,
N.O.P.. Zuid-Holland en Zeeland, is het nu, na op
komst, mogelijk de tot nu toe door uitgebreide
proefobjecten aangetoonde werk vereenvoudiging en
arbeidsbesparing ook werkelijk op eigen bedrijven
te toetsen en te controleren.
Het is daarbij gebleken, dat b.v. met de Stanhay
precisiezaaimachine ook dit voorjaar weer voor
treffelijke resultaten zijn bereikt. Bovendien blijkt
het opkomstpercentage ten opzichte van de nor
male methode beter te zijn.
Bij zaaien met geringe hoeveelheden zaad b.v 3
4,5 kg, d.w.z. op onderlinge zaai-afstand van 7%
of 5 cm, is de stand van het gewas van meet af
uiterst regelmatig en dus de ideale stand voor de
dunmachine.
Ook kan men met de lange hak in één keer de bie
ten wieden en tegelijk dunnen en opeenzetten.
Vooral in de Wieringermeer. waar ongeveer 350 ha
met de Stanhay is ingezaaid, zal de ontwikkeling
in deze richting wel in hbog tempo voortgaan, mede
bok door de steeds nijpender gordende arbeids
markt.
ijet is aan te bevelen eens zelf een kykje te gaan
nemen en te informeren naar deze Engelse preci
siezaaimachine, waarvan, naar betrouwbare be
richten van de Nederlandse Importeur Massee
Zoon, in de laatste 10 jaar meer dan 25.000 elemen-