Landbouw
in de regeringsverklaring
401
Daarnaast hebben wij in België nog
te maken met een voedergraanprobleem,
waarvan het op heden van kracht zijnde
systeem van heffing, herstelpremies e.d.
niet meer schijnt te bevredigen, een zui-
velvraagstuk, de waterzieke gronden
enz.
Onweerswolken zijn er genoeg, maar
ze worden in Brussel nog niet gezien,
want voor die „grote" mensen aldaar,
bestaan er voor de boer blijkbaar geen
problemen.
ZATEBDAG 20 MEI 1961
WIJ hebben in België een nieuwe regering gekregen. Het is tussen de twee regeringspartners, met
name de C.V. P. en de B. S. P. (Christelijke Volkspartij resp. Belgische Socialistische Partij),
echter geen huwelijk uit liefde geworden, maar een zeer zakelijk en zelfs moeilijk van stapel gekomen
echtverbintenis. Het „ja"-woord is van beide zijden koel gesproken geworden en nog maar pas waren
de beide echtelingen in het regeringsgebouw, Wetstraat te Brussel, onder één echtelijk dak verenigd
of reeds werden klappen gewisseld. Dit was naar aanleiding van door een tweetal socialistische mi
nisters, op eigen hand, uitgevaardigde amnestiemaatregelen ten voordele van stakingsfeiten in het
begin van dit jaar. Ook de Nederlanders zullen zich uit hun pers wel de beroerde dagen herinneren die
de Belgen rond Kerstmis en Nieuwjaar hebben meegemaakt.
Enfin, wat er ook van zij, het parlement gaf, met zeer gemengde gevoelens, zijn zegen en het schuitje
is vertrokken. Voor hoelang?Een slechte start kan een goed einde worden, maar men zegt ook wel
eens, goed begonnen is half gewonnen.
Belgische
Landbouumieuwshrief
LANDBOUW
IN DE REGERINGSVERKLARING
IN de nieuwe regeringsploeg treffen wij als
Minister van Landbouw, de heer Héger aan.
Hij was dit reeds in een voorgaande regering, en
volgde in 't kabinet-Eyskens, baron De Vleeschau-
wer, die nu definitief van het politieke plan ver
dwenen is, als Minister van Landbouw op. Hij is
een volbloed Waal en advocaat, naar men zegt, ook
een goed mens.
De Belgische Boerenbond, die zoals men ook in
Zeeland weet, op de Minister van Landbouw veel
invloed heeft, had voordien herhaaldelijk aange
drongen op, wat hij noemde, „een volwaardige
Minister van Landbouw". Laconiek heeft dit in vele
oren geklonken, maar het was deze boerenorgani-
VKRVOLG VERGADERING DAG. BESTUUR
den dat een areaalheffing in verband met de ge^
liberaliseerde handel hier niet van toepassing kan
zijn.
WERKGEVERS
I|E inmiddels afgesloten c. a. o.'s hebben reeds in
het Landbouwblad vermeld gestaan.
Met .het Ministerie van Sociale Zaken zijn onder
handelingen gevoerd over de zogenaamde A-rege
ling. De resultaten hiervan wijzen erop dat van
overheidswege in de toekomst een volledige af
schaffing van deze regeling zal worden nage
streefd.
In dit verband wordt door het Dagelijks Bestuur
op de eventuele betekenis van werkgeversvereni
gingen en dergelijke gewezen.
TUINBOUW
AVER de vruchtzetting is nog geen oordeel te
geven. Bovendien zijn de verschillen van ge
bied tot gebied aanzienlijk. De indruk is voor
lopig gemiddeld normaal. Ook in de tuinbouw zijn
er belangrijke gevallen van waterschade gekon-
stateerd.
Naar aanleiding van een tweetal rapporten be
treffende de kontraktteelt worden er uitvoerige
besprekingen aan dit onderwerp gewijd. De ver
gadering is van oordeel dat de snelle ontwikkeling
van de teelt op kontrakt maatregelen noodzakelijk
maken, waardoor de belangen van de teler op een
goede wijze worden behartigd. Met een provinciale
organisatie van tuinbouwveilingen zal kontakt
worden opgenomen, teneinde de hiermede samen
hangende problemen te bespreken.
Een voorstel van de Tuinbouwkommissie der
Z. L.'M. tot reorganisatie en verdere uitbouw van
het werk van deze kommissie wordt door het Da
gelijks Bestuur aanvaard. Door dit besluit zal het
mogelijk zijn dat in iedere kring der Z. L. M. een
kommissie wordt samengesteld, die de belangen
van de tuinbouw behartigt.
ONDERZOEK ELEKTRICITEITS-
AANSLUITING TEN PLATTELANDE
MET de P. Z. E. M. zijn besprekingen gaande
over de elektriciteitsaansluiting ten platte-
lande.
Een, in overleg met de andere landbouworgani
saties, door de Z.L. M. met medewerking van de
P. Z. E. M. ingesteld onderzoek brengt de bespre
kingen in een nieuw stadium. Het probleem der
plattélandsaansluitingen zal hierdoor vermoedelijk
dichter bij een oplossing komen, omdat het aantal
nog aan te sluiten percelen belangrijk lager blijkt
te liggen dan aanvankelijk werd verondersteld.
BENOEMINGEN
IN de kommissie van toezicht van de Landbouw-
huishoudschool te Oostkapelle wordt herbe
noemd mevrouw De BuckGoedbloed.
In de kommissie van toezicht van de Landbouw-
huishoudschool te Terneuzen worden benoemd de
dames M. Dees—Smits en A. v. d. Waavan Nieu-
wetihuijzen.
In de kommissie voor het Landbouwhuishoud-
onderwijs worden benoemd de heren P. H. A. Pol
derman en Joh. van Dalen.
In de Plaatselijk Sociale Commissie en de So
ciale Verzekerings Commissie Hontenisse-Graauw
wordt benoemd de heer H. van der Wielen te Lams-
waarde.
satie hiermee de bedoeling, een minister te eisen,
die op economisch vlak medezegging zou hebben.
Gezien de heer Héger thans lid is van het kern
kabinet en de eerste-minister, de heer Theo
Lefèvre, zich de economische coördinatie zal gaan
aantrekken en dus niet meer de Minister van Eco
nomische Zaken, kunnen wij nu fier aan de Zee
landers vertellen, dat wij (eindelijk!) in België een
volwaardige Minister van Landbouw hebben.
Het blad van de Boerenbond heeft over de aan
stelling van de heer Héger als Minister aan het
departement van Landbouw niet veel woorden ver
spild. In sommige gevallen is het beter te zwijgen
dan te praten, zal hier misschien de beweegreden
voor zijn. Hoe de verwachtingen daar staan kunnen
wij dus moeilijk gissen.
Een ander kwaadspuwend lanbouwblaadje uit
de hoofdstad, waarmede de Boerenbond meer en
meer last blijkt te zullen krijgen, en dat met zijn
Franstalige editie „Le Sillon" een groot aantal
boeren tot lezerskring heeft, tekent de nieuwe
minister als volgt:
„Wat onze Vlaamse boeren aangaat, die hebben
zeker weinig redenen om er zich over te verheu
gendat de heer Héger opnieuw aan 't hoof d staat
van het ministerie van Landbouw. Het feit nog
daargelaten, dat hij hun taal niet kent, is het
geweten, dat hij niet het minste begrip heeft voor
de nood van het kleine landbouwbedrijf. Er zijn
er zelfs die beweren, dat de geldmachten meer
indruk maken op de heer Héger dan de massa boe
ren. Om die bewering te staven verwijzen wij naar
het feit, dat sinds november, toen hij in de plaats
is gekomen van baron de Vleeschauwer, hij de
trust der stikstofmeststoffen ter wille is geweest
door de invoer van stikstof nagenoeg onmogelijk
te maken wat een weldoende concurrentie uit
sluit. Deze gunst hadden de trusts van de heer de
Vleeschauwer nooit kunnen verkrijgen.
In de huidige samenstelling van de regering
hadden de boeren een sterke persoonlijkheid aan
het hoofd van het ministerie gewenst. Misschien
hebben de landbouwvijandige middens in de heer
Héger de makke persoon gevonden die zij wen
sten. Met hem als verantwoordelijke verdediger
van de landbouw hebben zij wellicht niet veel te
vrezen. Want zoals wij hem reeds kennen uit de
jaren dat hij Minister van Landbouw is geweest
is hij de man niet die weet wat hij wil en zijn wil
weet door te drijven. Hij is tot nu toe veeleer de
minister van Landbouw geweest, gekend om zijn
toegeeflijkheid wat 'n zeer slechte referentie is op
een zo kritiek ogenblik voor het bestaan van de
massa van onze boeren
Zie zo, triester konden wij het ons moeilijk voor
stellen. Maar laten wij niemand oordelen vooraleer
zijn daden te zien.
MIDDELERWIJL is de regeringsverklaring in
beide Kamers voorgelezen. Zeggen wij on
middellijk dat deze voor de landbouw zeer ont
moedigend was. Dit heeft de gehele landbouwpers
vastgesteld'; ook „De Boer", die er bij hoopte dat
de bespreking van de regeringsverklaring enige
opheldering zou verschaffen. Intussen kunnen wij
zeggen, dat deze bespreking op een zeer laag vlak
heeft gestaan en dat de landbouw er niet door is
gediend worden.
In nauwelijks één mooi gestelde volzin wordt de
landbouw vernoemd. Het klinkt aldus:
„In nauwe samenwerking met de beroepsorga
nisaties zal de regering een offensieve landbouw
politiek voeren om aldus de land- en tuinbouwers
de plaats te verschaffen, die hun toekomt in
's lands bedrijfsleven er, in de Europese Gemeen
schap."
Gevat laat het blad van de B. B. hierbij opmer
ken „hiermede is alles en hiermede is ook niets
gezegd en men heeft te raden naar het concrete be
leid dat de regering met de landbouw voor heeft.
Er is in de regeringsverklaring wel opvallend veel
spraak van „hervormingen, reorganisaties, plan
nen en programma's" waarbij de landbouw amper
of niet wordt vermeld".
Het ontbrak de huidige regeringsploeg echter
niet aan landbouwprogramma's door de land
bouworganisaties vóór de jongste parlements
verkiezingen opgesteld en gepubliceerd. Wij be
twijfelen echter of deze uitvoerige teksten, op
enkele landbouwafgevaardigden na, door onze
parlementairen worden gelezen. De invloed van
de boeren begint naar ons persoonlijk oordeel de
laatste jaren flink af te nemen. Zij tellen op dit
ogenblik minder vertegenwoordigers in provin
cieraden en parlement. De organisatie is, naar
ons oordeel, daar grootdeels aansprakelijk voor
eenvoudig omdat zij rond de tijd van de ver
kiezingen de agrarische bevolking te weinig
voorlicht omtrent de belangen die specifiek voor
de landbouwers op het spel staan, de personen
die in de verschillende arrondissementen door de
arrondissementele besturen worden voorge
dragen, de wijze van stemmen, e.d. Door het
omstreeks de verkiezingstijd inlassen in hun
resp. organen van een pagina waarin elk ge
west of arrondissement zijn eigen problemen
kan behandelen zouden de landbouworganisa
ties, en in de eerste plaats de Boerenbond, er
veel kunnen toe bijdragen dat de boeren meer
fierheid en verantwoordelijkheidszin zouden
gaan opbrengen. Er verschijnen hier anders in
België van werkliedenorganisaties syndicale
bladen, die op voorbeeldige wijze laten zien, hoe
standenbewustzijn moet worden aangekweekt.
Gewis, wij staan er met onze boeren nog niet zo
goed voor om ze in tijden van parlementaire ver
kiezingen hun eigen plan te laten trekken
EEN TARWEPROBLEEM
U7IJ hebben op het ogenblik in België met een
aantal landbouwproblemen te maken waar
van het tarwevraagstuk niet het geringste is. De
oogst 1960 bedroeg in totaal 865.000 ton, wat na af
trek van het verbruik op de hoeve, neerkomt pp
een in het broodgraan te mengen hoeveelheid van
790.000 ton. Door de Minister van Landbouw werd
een toezegging gedaan ten bedrage van 700.000 ton,
welke laatste aan de richtprijs zou worden uit
betaald. Er blijft dus nog een te veel van 90.000 ton
tarwe.
Zich voor dit probleem geplaatst ziende, heeft de
eertijds in hefeleven geroepen Commissie voor In
menging van Inlandse tarwe, na voorafgaandelijk
onderzoek van de uit bepaalde hoeken gedane voor
stellen, het besluit genomen 60.000 ton tarwe uit
de handel te nemen en, naar het heet, te bevriezen.
Aan de OCRA (Handelsdienst voor Ravitail
lering) kunnen nu de groothandelaars in granen,
die zulks wensen, de hoeveelheden tarwe van de
oogst 1960, geschikt voor broodbereiding en die zij
na 17 april j.l., op basis van de richtprijs aankoch
ten, tegen kontante betaling en bij een hoeveelheid
van minstens 100 ton, overmaken.
De opslag gebeurt in de stockeringsruimten van
de handelaars zelf, waarvoor hen een vergoeding
van 4 fr/100 kg en per 30 dagen zal worden be
taald. De uitslag van deze voorraden mag slechts
gebeuren mits toestemming van de OCRA, die het
verschil tussen de richtprijs en de verkoopprijs zal
bijpassen.
I>E bedoeling van deze maatregel is duidelijk:
men bevriest de tarwestock met de bedoeling
deze op latere datum van de hand te doen. Men
speculeert hierbij op de mogelijkheid, dat de
nieuwe tarwe-oogst in zulke mate klein zal zijn dat
de op heden bevroren hoeveelheid voor bijkomen
de inmenging in het broodgraan in aanmerking
kan komen. Gevaarlijk is dit wel.
Van de kant van de B. B. wordt het bezwaar ge
opperd, dat de kwaliteit van deze opgeslagen tarwe,
die als gevolg van de overvloedige neerslag in 1960,
een relatief hoog vochtgehalte heeft, door een lange
bewaring, met de mogelijkheid van een warme
zomer, wel eens flink in het gedrang zou kunnen
komen, hetgeen de afzet tenzeerste zou bemoei
lijken. Voorts is er aan de huidige maatregel, dit
bezwaar, dat de stockeringsruimte voor de oogst
1961 er mede door verkleind wordt.
De oplossing is zeker niet gemakkelijk, en dat
wordt ook volgaarne toegegeven, maar men acht
toch de maatregel verkeerd. Waar van de andere
kant van export (naar b.v. Nederland) noch van
denaturatie tot veevoeder sprake kan zijn, blijft
er maar één oplossing over, met name onverwijld
het inmengingspercentage van 70 op 80 te
brengen en dit tot en met september 1961. Hier
voor is natuurlijk de toestemming van de maalde
rijen nodig, die naar wij konden vernemen, niet
afwijzend tegenover dit voorstel zouden staan, mits
hen hiervoor een subsidie zou worden toegestaan;
op welk voorstel men meent vanwege de regering
zou dienen ingegaan te worden.