Rond de import van Flic de Roselies (k 2586) Overbemesting en onkruidbestrijding op graszaadpercelen 389 KORTE WENKEN Aandelen Vereenigd Bezit van 1894s risicospreiding, deskundig Beheer, rendement ZATERDAG 15 MEI 19«1 MET de invoer van de 5-jarige bruinschimmel FLIC DE ROSELIES vanuit het stamland België zullen de hengstenkeuringen voor dit seizoen vermoedelijk wel definitief zijn afgesloten. Op maandag 17 april j.l. was weer een talrijk gezelschap aan de grens bij Wernhout bijeen gekomen, om getuige te zijn van de grensoverschrijding van een Belgische fokhengst. Onder hen de Algemeen Voorzitter en Algemeen Secretaris der K. V. N. T., de heren Stols en Oomen. De jury werd bij deze gelegenheid opnieuw voor het eerst na jaren gepresideerd door de heer W. J. L. de Groof uit Vlissin- gen. De invoer vond plaats voor rekenng van de heren J. C. Roodzant uit Dirksland en B. de Graaff uit Werkendam. FLIC DE ROSELIES K 2586 Het stuk niemandsland tussen beide grensover gangen werd door Flic stappend genomen en hij was dus al wat „los" toen hij zich voor de jury presenteerde. Er heerste een wat gedwongen sfeer aan de grens, want deze invoer was in feite geen gewone. Met de goedkeuring en inschrijving in het Keurstamboek vermeerderde ook de hengsten- stapel niet. Er was n.l. slechts sprake van een ruil- transactie, en wel van een min of meer gedwongen ruiltransactie. Op 30 september van het vorige jaar importeerden de heren Roodzant en De Graaff n.l. de veelbelovende jonge Major de la Loge, die een positieve aanwinst leek te worden voor de Nederlandse fokkerij. Naar exterieur en afstam ming was hij dat ook. Doch bij de aanvang van het dekseizoen bleëk hij niet te voldoen aan de speciale eisen, die nu eenmaal aan een dekhengst gesteld mogen worden. Major is dus weer naar zijn ge boorteland teruggekeerd. PLIC DE ROSELIES stond dus voor de moei- lijke taak de destijds door de Major de la Loge aan de grens achtergelaten uitstekende in druk te doen vervagen. Hij had bij die taak de omstandigheden bepaald niet mee. Major ver scheen kort na de Belgische „Nationale" en der halve nog in topconditie. Flic kwam zo uit zijn dekrayon en dus in werktenue. En dat is vooral in 't voorjaar een hemelsbreed verschil. Dat hij nog- thans een goede indruk achterliet pleit voor zijn vele kwaliteiten. Ondanks zijn tekort aan keurings- conditie, had hij toch nog wat exterieure bagage meegebracht. Goedsoortig en ruim gelijnd midden- maatspaard met even flauwe bovenlijn, goede borstdiepte, forse en best gespierde achterhand met brede schenkel, expressief en nagenoeg cor rect beenwerk, met ruime voet, wat nonchalante stap en uitstekende draf. Fraai gemodelleerd en voldoende zwaar hoofd. Niet volmaakt (zoals geen enkele), maar toch wel met een zekere allure en daarbij van de beste origine. Ook op het tournooi- veld heeft Flic zijn sporen reeds verdiend. Als 2-jarige werd hij 1ste te Charleroi, als 3-jarige 1ste te Charleroi, Geldenaeken, Soignies en 'te Brussel (Nationaal) 2de achter Espoir de la Haute Folie. Vorig jaar werd hij 1ste te Jodogne. DADER is de bruine Diogène de Denville, die het vorig jaar Nationaal Kampioen van Bel- gië werd en die dit predicaat o.i. nog een jaar eer der had kunnen winnen vóór Lucifer de Èeauvoir. Diogène is uit een stam van markante vaderpaar- den als Réussi d'Enée (Stal Jules Dubois/Gem- bloux) d. Hercule de Néchin d. Avenir de Sant d. Bouquet de Dour d. Albion d'Hor. Deze laatste komen we verder nog tegen via Bourgogne de la Haie d. Prince d'Orange, terwijl Gascon de Mon- tigny eerste Belgische Stamvader in 1926 mede een goede aantekening vormt. De moeder van Flic is een goedfokkende dochter van Costaud de Marche, voormalig Belgisch kampioen en in Nederland vanwege zijn formidabele fokprestaties welbekend. Behalve het bekende Libenne-bloed [(Fosseur) is Flic van moederszijde ook weer door gefokt in het Avenir-Albion-bloed en wel via Avenir de Scaubecq en Capitaine de la Cour d. Albion de Chemin Vert. Anatomisch bekeken heeft Flïe op vele pun ten een zekere overeenkomst met verscheidene voortreffelijke vertegenwoordigers uit de Cos- iaudfamilie en lijkt hij een waardige vervanger te zijn van de inmiddels weer gerepatrieerde Major de la Loge. Moge hij zijn nieuwe eigena ren niet teleurstellen, ook al in het belang van de eigen fokkerij. P. J. LAKO. J. E. WOLFERT, Proefstation Akker- en Weidebouw W ageningen OVERBEMESTING |\IT jaar blijken heel wat percelen graszaad een tekort aan stikstof te hebben. Dit is te be oordelen aan de kleur en de groei van het gewas. De kleur blijft wat te licht, terwijl de groei wat geremd is. Vele telers zijn geneigd om dan wat overbemes ting te geven. Deze overbemesting, die in het al gemeen niet meer dan 100 a 200 kg kalksalpeter per ha mag zijn, moet niet te vroeg gegeven wor den. Als richtlijn voor het juiste tijdstip kan het in de aar of pluim komen worden gebruikt. Voor bijna alle grassen geldt dat de bloeiwijzen van alle zaadstengels zichtbaar moeten zijn, voordat de overbemesting wordt uitgegeven. Alleen Engels raaigras en ruwbeemdgras maken hierop een uit zondering. Deze grassoorten moeten zo spoedig mogelijk na het constateren van een tekort aan stikstof de overbemesting krijgen en wel ten min ste 200 kg kalksalpeter per ha. In veel percelen zien we dit jaar de beruchte stikstofbanen. Dikwijls is de stikstof dan óf met de hand óf met een centrifugaalstrooier gestrooid. Wil men de stroken waar te weinig stikstof is ge komen „bijverven", dan geldt ook hiervoor de bo vengenoemde tijd van toediening. Om sporen in het perceel graszaad te vermijden kan men het beste de overbemesting met de hand strooien. Een overbemesting kan ook in de vorm van ureum gegeven worden. Meer dan 20 kg ureum moet men in verband met de kans op bladver branding niet geven. Dit betekent dat het gewas dan slechts 9 kg zuivere N krijgt, wat in sommige gevallen wel aan de lage kant zal zijn. Overigens zij men voorzichtig met het geven van een overbemesting. Alleen op schrale percelen heeft het een gun stige invloed op de zaadopbrengst. Een normaal perceel, dat voldoende stikstof heeft gekregen in het voorjaar, profiteert in zijn zaadopbrengst niet van deze overbemesting. ONKRUIDBESTRIJDING 0OK dit jaar zijn er percelen waar meer of minder distels in voorkomen. De telers zien dit onkruid niet graag en zouden het liefst zo vlug mogelijk willen spuiten. Men moet hierbij echter bedenken dat een bespuiting met een groeistof op dit ogenblik de zaadopbrengst on gunstig beïnvloedt. Het is daarorp af te raden een perceel waar hier en daar een distel in voorkomt te gaan bespuiten. Treden de distels pleksgewijs op, dan zou men met een rugstrooier kunnen werken. Is de bezetting met distels werkelijk zo ernstig dat deze het graszaad in de groei belemmert, dan is een bespuiting met van de normale concen tratie MCPA op zijn plaats. Om de groeirem- ming enigszins op te vangen kan men 20 kg ureum bijmengen. De opbrengstderving wordt hierdoor weer wat opgevangen. Ook voor deze bespuiting geldt: Bezint eer ge begint! Een enkele distel doet minder schade dan een bespuiting met groei stof. r T staat er versteld van waar al dat onkruid dit voorjaar toch vandaan komt. Ook de boe ren op de zandgronden kunnen daar van meepra ten. Om veel wiedwerk in de aardappelen te voor komen, moet U spuiten met 5 kg gewone D.N. O. C. per ha net voor de aardappelen boven de grond komen. Alle zaadonkruiden worden door deze bespuiting opgeruimd, wat U in deze drukke tijd een grote arbeidsbesparing geeft. L7ET zaaien van klavers voor groenbemesting moet op tijd gebeuren om een redelijke kans van slagen te verkrijgen. Deze slagingskans hangt vooral af van het tijdstip van inzaai. Wanneer U de klaver nu nog niet gezaaid hebt in de granen dan kunt U het beter maar achterwege laten. Zaai dan liever een groenbemesier in nadat het gewas het veld heeft geruimd. ttET valt nooit mee om de gewassen precies te geven wat voor een maximale opbrengst nodig is. Graszaad wat nu nog aan de schrale kant staat, kan door een overbemesting nog won deren doen. Stel deze bemesting niet uit en doe het dan als het gewas droog is, anders heeft U verbranding te verwachten bij zonnig weer. GRAS inkuilen met gebruikmaking van de maaikneuzèr heeft in enkele jaren een grote vlucht genomen. De praktijk leert, dat er door gaans nog te jeugdig wordt gemaaid wat niet be vorderlijk is voor het slagen van de kuil. Het beste tijdstip voor maaien is de tijd tussen het inkuilen volgens de oude methode en hooien. Het gras moet reeds flink doorgeschoten zijn. liAflSSCHIEN hoort U ook bij de boeren, die dit voorjaar een perceel bouwland weer inge zaaid hebben voor grasland. Vaak worden deze percelen het eerste jaar al gehooid. Wanneer U het nieuw ingezaaide grasland het eerste jaar reeds gaat hooien is de kans groot, dat U een holle zode overhoudt. Beter is het dan ook om te beweiden, waardoor U reeds spoedig een goede dichte grasmat krijgt.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1961 | | pagina 13