Het invoeren van een areaalheffing voor de uienteelt
325
VRAAGPUNT
RAPPORT over een Traagpunt, dat in de winter 1960/1961 door de afdelingen
der Zeeuwse Landbouw Maatschappij werd behandeld
ZATERDAG 82 APRIL 1961
Totaal80 73 91
De rapporten van de afdelingen Nieuwerkerk, Oosterland, Zierikzee, Poort
vliet, St. Annaland, krabbendijke, Oudelande, St. Laurens, IJzendijke en Hoek
kunnen we noemen als de best verzorgde.
UET verzoek van de Stichting Nederlandse Uien-Federatie aan het Land-
bouwschap een heffing van 10,per ha verbouwde uien in te voeren
om het werk van de S.N. Ui. F. uit te kunnen breiden, heeft het Dagelijks
Bestuur der Zeeuwse Landbouw Maatschappij doen besluiten de wenselijk
heid van het al of niet opleggen van een heffing in de vorm van een vraag
punt aan de afdelingen voor te leggen.
Hoewel de inzending van de; antwoorden in verband met de drukke werk
zaamheden op de boerderij wat stroef verliep, werden in totaal 73 antwoor
den ontvangen, waaruit blijkt dat de overgrote meerderheid van onze af
delingen aandacht aan deze materie besteedde. r
Niet alle afdelngen zonden een uitvoerige antwoordlijst in, wat verklaard
kan worden uit het feit dat de uienteelt niet in alle delen van onze provincie
even intensief voorkomt. In een aantal afdelingen blijft de uienteelt beperkt
tot een zeer geringe oppervlakte, waarbij de gelegenheidsteelt dan nog dik
wijls overheerst.
Omtrent het aantal rapporten, dat binnengekomen is, kan de volgende
samenvatting worden gegeven:
Kring
aantal
afdelingen
Schouwen-Duiveland
13
Tholen en St. Philipsland
8
Nöórd-Beveland
5
Oost Zuid-Beveland
8
West Zuid-Beveland
8
Walcheren
19
West Zeeuws-Vlaanderen
14
Axel
4
Hulst
1
aantal
rapporten
10
8
5
8
8
17
12
4
1
beantwoordings
getal
77
100
100
100
100
89
86
100
100
VRAAG 1
Bent ÏJ op de hoogte met het werk, dat de
S. N. lTi. F. verrichtte
Ip: antwoorden op deze vraag liggen sterk uit-
een. 23 afdelingen beantwoorden de vraag met
ja, 19 afdelingen achten de aktiviteiten van de
S. N. Ui. F. in hun afdeling slechts gedeeltelijk be
kend. Als antwoorden noteerden wij: gedeeltelijk,
zeer oppervlakkig, 60 niet, niet voldoende, niet
volledig, weinig, enkelen, zeer ten dele, enigszins,
alleen uit Landbouwblad van 19 november 1960.
16 afdelingen hebben op deze vraag geen antwoord
gegeven, terwijl 15 afdelingen als antwoord geven:
„neen", of „meesten niet", of „vrijwel onbekend".
Wanneer we de antwoorden onderscheiden in
antwoorden, afkomstig van afdelingen met weinig
uienteelt en afdelingen met meer uienteelt, dan
zien we de volgende verdelng.
ja gedeeltelijk geen antwoord neen
weinig
veel
weinig
veel
weinig
veel
weinig
veel
Schouwen 2
3
3
-
-
2
-
Tholen
4
3
1
-
-
-
N.-Bev. 1
-
1
2
-
1
-
W.Z.-Bev. -
2
3
1
1
-
1
O. Z.-Bev. 1
4
-
2
-
-
-
-
Walcheren 1
2
4
4
-
6
-
W. Z-vl. 1
1
1
1
3
2
1
2
Axel
1
1
-
-
-
2
Hulst
-
1
-
-
-
-
-
Totaal 6
17
7
13
11
3
10'
5
IN de eerste groep, die deze vraag met ja heeft
beantwoord, komen nog enkele afdelingen voor,
die niet geheel over de bekendheid tevreden zijn.
Zo noemt een afdeling de voorlichting niet vol
doende. Vermeldenswaard is het antwoord van de
afdeling Poortvliet, die op deze vraag „ja" ant
woordt en dit later laat volgen door: al was
het alleen maar omdat de kwaliteit van de uien
gedurende de arbeidsperiode sterk is achteruit
gegaan".
De afdelingen, die deze vraag met gedeeltelijk
hebben beantwoord, vallen in tweeën uiteen. In de
8 afdelingen, waar weinig uien worden geteeld, is
het antwoord geargumenteerd door het feit dat er
zo weing telers of slechts gelegenheidstelers zijn,
waaruit de bekendheid van de S. N. Ui. F. zich tot
een klein gedeelte van de leden beperkt. De tweede
groep van 11 afdelingen heeft hun antwoord
meestal gebaseerd op het feit dat de bekendheid
met het werk van de S. N. Ui. F. onvoldoende is,
wat dus tot op zekere hoogte bij deze groep als
een onvolledigheid wordt beschouwd.
De afdelingen die geen antwoord hebben ge
geven, zijn voor het grootste gedeelte onder te
brengen in de groep van niet-uientelende afdelin
gen.
Bij degenen, die neen hebben geantwoord, is
naast de groep, waar bijna geen uien worden ge
teeld, een aantal afdelingen, met name in Zeeuws-
Vlaanderen, waar het werk van de S. N. Ui. F. niet
bekend is. De ,afde.lmg <Axei typeert dit niet het
antwoord: „in Zeeuws-Vlaanderen is het werk van
de S. N. Ui. F. vrijwel onbekend".
Uit de antwoorden is te konkluderen dat men in
Schouwen-Duiveland en Tholen in het algemeen
wel op de hoogte is met het werk van de S.N.
Ui. F., hoewel een aantal afdelingen deze bekend
heid onvoldoende vindt (de afdeling St. Annaland
zegt op deze vraag: „ja, omdat wij ernaar infor
meerden"). In Zuid-Beveland is men ten dele vrij
goed op de hoogte.
VRAAG 2
Bent U van mening dat het werk, dat tot nu
toe op het gebied van verbetering van de
uienteelt werd verricht, van nut is geweest
voor de praktijk
IETS meer dan de helft (37 afdelingen) beant
woorden deze vraag positief. Enkelen maken
nog wel restrikties hierbij. De afdeling Oosterland
meent dat het nut vooral in de ziektenbestrijding
IN het Dagelijks Bestuur der Z. L. M. werd
dit rapport uitvoerig besproken, waar
uit opnieuw bleek dat er vele kanten aan
deze zaak zitten.
De kcnklusies van het rapport zijn dat de
meerderheid der afdelingen negatief staat
tegen een door het Landbouwschap op te
leggen heffing. Toch blijken er ook wensen
ten aanzien van het werk van de S. N. Ui. F.
te leven. Deze wensen hebben betrekking op
het werk van de S. N. Ui. F., de organisatie
vorm en de financiering.
Het Dagelijks Bestuur der Z. L M. achtte
het dan ook juist ten aanzien van dit opge
worpen vraagstuk een positief en konstruk-
tief standpunt in te nemen en wees niet zon
der meer een heffing af. Het achtte het nood
zakelijk dat er een reorganisatiekommissie
wordt ingesteld op landelijk niveau.
Deze kommissie zal:
le. een werkprogramma voor de S. N. Ui. F.
moeten opstellen, hetwelk beter voldoet
aan de wensen, di^ er onder de uien-
telers en de exporteurs leven ten aan
zien van het onderzoek, waarbij speciaal
ook rekening gehouden wordt met de
kleine telers.
2e. de organisatievorm van de S. N. Ui. F.
moeten onderzoeken en eventuele ver
anderingen hierin moeten voorstellen.
3e. de financiering en de mogelijkheden hier
toe moeten bezien.
Besloten werd dit voorstel aan het bestuur
van het Landbouwschap te doen.
tot uiting komt; de afdeling Dreischor merkt op
dat de kwaliteit veel meer aandacht verdient; de
afdeling Zierikzee wijst erop dat de verbetering van
de kwaliteit nog niet aan een eindpunt toe is; de
afdeling Stavenisse beperkt haar ja tot de bestrij
ding van de uienvlieg, de bewaring van plantuitjes
en de chemische onkruidbestrijding; de afdeling
Serooskerke (W.) meent dat het werk zeer zeker
van nut is geweest, maar betwijfelt of het vol
doende is geweest en ten slotte merkt de afdeling
Westkapelle op dat vooral de ziektenbestrijding
vooruitgang heeft geboekt, maar dat hetgeen op
het gebied van de mechanisatie is gedaan alleen
in het voordeel van de grote bedrijven is geweest
en tegen de belangen van de kleinere telers, zoals
ze in deze afdeling veelvuldig voorkomen, in gaat.
Een tweetal afdelingen is minder positief in zijn
standpunt en geeft als antwoord op deze vraag:
„tot op zekere hoogte". De kring Hulst tekent hier
bij aan dat het nut er wel is voor de grote bedrij
ven.
In totaal 9 afdelingen beantwoorden deze vraag
meer in de negatieve zin, hoewel er verschillende
onder zijn, die het werk van de S. N. Ui. F. toch wel
gedeeltelijk nuttig vinden. De afdeling Poortvliet
vindt het werk van de S. N. Ui. F. niet van nut,
behoudens op het gebied van de onkruidbestrijding,
de bemesting en de meeldauwbestrijding. De af
deling St. Annaland vindt het nut zeer beperkt,
namelijk alleen op het gebied van de ziektebestrij
ding. Verder wijst deze afdeling op de achteruit
gang van de kwaliteit ondanks veredeling, hetgeen
nog versterkt is door gebruik van de afstaart-
machine.
De afdeling Krabbendijke beantwoordt de vraag
voor de ziekte- en onkruidbestrijding positief, maar
voor het selektiewerk negatief, omdat de houdbaar
heid steeds achteruit is gegaan. Naar de mening
van de afdelingen Waarde, Nisse's-Heer Abts-
kerke en Lewedorp is meer gelet op de kwantiteit
dan op de kwaliteit. Het werk van de S. N. Ui. F.
heeft wat l>etreft de afdeling Kruiningen niet aan
de verwachtingen voldaan, vooral wat betreft de
houdbaarheid der uien, welke de laatste jaren
steeds achteruit gegaan is. De zienswijze van de
afdeling Riliand iaat aan duidelijkheid niets te
wensen over: „Een praktijknul zou ons inziens zijn,
wanneer de S- N. Ui. F. zo spoedig mogelijk ver
dween". Ten slotte Is de afdeling Heinkenszand
slecht te spreken over het feit dat daar een aantal
jaren geleden een aantal proeven is genomen,
welke niet afgewerkt werd en waar niets meer van
vernomen is.
Door 25 afdelingen is geen antwoord op deze
vraag gegeven of is geen standpunt ingenomen. In
de meeste var. deze afdelingen komt de uienteelt
namelijk in zo'r geringe omvang voor dat men om
die reden geen oordeel hierover heeft. Er is ook
een aantal afdelingen, waar toch nog wel wat uien
teelt voorkomt, maar waar het werk van de S. N.
Ui. F. zodanig onbekend is, dat men geen oordeel
kan uitspreken.
(Zie verder volgende pagina.