De positie van de landbouw
1
ZATERDAG 8 APRIL 1961
OVERZICHT
Nadere gegevens van de overschotten
Deze week
No. 2575 Frankering bij abonnement: Terneuzen
49e Jaargang
zeeuws
iahöbouwbiao
WIJ hebben vorige week geschreven over de verzwakte positie van de
landbouw in de Westelijke wereld in het algemeen. Een der voornaam
ste oorzaken noemden wij toen de zich opstapelende overschotten in ver
schillende landen, die hoe dan ook een prijsdrukkende werking uitoefenen
op de wereldmarkt en die mede tot gevolg hebben, dat in vele landen, waar
onder ook ons eigen land, maatregelen nodig zijn om de eigen produktie en
de eigen ondernemers in de agrarische bedrijfstak te beschermen tegen de
lage wereldprijzen en deze ondernemers plus de werknemers een redelijk
bestaan te verschaffen.
Maatregelen, die veelal grote sommen gelds vragen aan de schatkist en
daarom weerstanden oproepen, waardoor niet alleen de materiële positie
van de landbouwers zwak dreigt te worden, maar vooral ook psychologisch
de positie van de gehele bedrijfstak veel zwakker is geworden.
Welk een grote rol de genoemde overschotten spelen, willen wij thans
nog eens met enkele voorbeelden aantonen.
IN WEST-EUROPA.
WANNEER wij eerst dicht bij huis blijven, dan
is het een ieder bekend, dat ons eigen land
te kampen heeft met een steeds groeiende melk
plas en dat dit produkt in de vorm van boter, kaas,
Condens en melkpoeder voor een flink deel uit
gevoerd moet worden, omdat het verbruik in eigen
land ver achter blijft bij de produktie. Op de
wereldmarkt ontmoet ons land de ook steeds groei
ende overschotten van vele andere landen en de
prijzen, die gemaakt kunnen worden, zijn zodanig,
dat behoorlijke verliezen geïncasseerd moeten wor
den. Verliezen, die de Staatskas de laatste jaren
enige honderden miljoenen per jaar kost.
Nemen wij een ander produkt, hetwelk de eigen
landbouw voortbrengt en dat voor de akkerbou
wers van groot belang is geworden, de suiker,
dan zien wij, dat ook hiervan grote overschotten
zijn ontstaan.
In de zes landen van de Euromarkt, die bij een
normale uitzaai en een normale gemiddelde op
brengst ongeveer in eigen behoefte kunnen voor
zien, is dank zij een groter areaal, maar meer
nog dank zij een zeer hoge opbrengst in 1960, een
overschot ontstaan van ruim 2 miljoen ton, waar
van in ons land een 180.000 ton. Dit overschot
werpt nieuwe, moeilijke problemen op, ook alweer
omdat de wereldmarkt door de daar aanwezig
zijnde overschotten, aan de zeer lage kant is. Het
genoemde West-Europese overschot dreigt, om
maar een voorbeeld te noemen, een ernstig struikel
blok te worden op de weg, die moet leiden naar
een gemeenschappelijke suikermarkt in E. E. G.-
verband.
Voorts is de vraag natuurlijk urgent, wie de
verliezen op deze meerdere suiker zal moeten dra
gen.
Ofschoon deze vraag zeker opgelost wordt, zoal
niet opgelost is, door dit verlies op de suikerbieten
telers af te wentelen, is ook voor dit produkt een
voor de landbouw als geheel weinig aangename
situatie ontstaan.
CANADESE TARWE.
WANNEER wij nu nog iets verder in de Wes-
telijke wereld rondkijken, dan zien wij de
voortdurende en stijgende moeilijkheden, waarmede
landen als Canada en Amerika worstelen.
Op het einde van het laatste oogstjaar (31 juli
1960) bedroeg het Canadese tarwe-overschot 536
miljoen bushel (een bushel is 27,2 kg). De nieuwe
oogst leverde 490 miljoen bushel op. Wanneer men
een normaal eigen verbruik aanneemt en opnieuw
277 miljoen bushel geëxporteerd wordt; (het gemid-'
delde der laatste jaren), dan stijgt de tarwevoor-
raad van Canada deze zomer tot 650 miljoen bushel.
Het is begrijpelijk, dat Canada overal in de wereld
tracht klanten voor deze tarwe te vinden en in dit
verband is het wel belangrijk, dat communistisch
China, dat met grote voedseltekorten zit, Canadese
tarwe aangekocht heeft, al is de hoeveelheid nog
lang niet voldoende om de Canadese moeilijkheden
aanzienlijk te verlichten.
Het is te begrijpen, dat de Canadese regering
koortsachtig zoekt naar een oplossing, te meer,
daar de kritiek in het land zelf tegen de gevoerde
tarwepolitiek sterk toeneemt. Ook hier dus de weer
stand, die ontstaat omdat dit tarwebeleid, en dus
in de ogen van de bevolking de landbouw, jaarlijks
veel geld kost.
Gezocht wordt naar mogelijkheden om aan het
communistisch blok en aan de onderontwikkelde
landen tarwe te leveren.. Maar daarnaast schijnen
de Canadese tarwetelers, die, ondanks de indirecte
subsidies, uit de Staatskas een zeer matige prijs
ontvangen, de steeds voortdurende tarwecrisis beu
te worden. En hoewel de tarwe teelt tot dusverre
in Canada tot een soort onaantastbare traditie is
geworden, zijn er tekenen, die erop wijzen, dat de
structuur van de Canadese landbouw zich gaat
wijzigen en dat meer aandacht besteed gaat wor
den aan een gemengde bedrijfsvoering en aan een
meer gevarieerd bouwplan, waarin, naast gerst en
haver, suikerbieten en oliehoudende zaden wor
den opgenomen.
AMERIKAANSE DOLLARS.
BEZIEN wij tenslotte de situatie in de Verenigde
Staten van Amerika, dan zijn de moeilijkheden
daar eerder groter dan kleiner. De door President
Kennedy benoemde Minister van Landbouw, Orvil-
le Freeman, voorheen Gouverneur van de agrari
sche staat Minnesota, staat voor een ondankbare
taak. Hij vond bij zijn eerste optreden een toestand
van teruglopende prijzen der landbouwprodukten,
steeds minder wordende inkomens van de boeren
en verder door de Staat opgekochte voorraden, die
tot astronomische cijfers gegroeid zijn. Men zou
geneigd zijn zijn voorganger, de Republikein Ben
son, voor dit alles verantwoordelijk te stellen, maar
zo eenvoudig ligt de zaak natuurlijk niet. Deze heeft
steeds getracht de landbouwproduktie aan te pas
sen aan de vrijere markt, maar is daarin, dank zij
de heftige weerstanden uit boerenkring en uit poli
tieke kringen, slechts zeer ten dele in geslaagd.
Door zijn onvermoeid streven is zelfs de waarde
van de Amerikaanse agrarische uitvoer gestegen
tot 4,5 miljard dollar, een bedrag dat slechts in
1956/'57 is overtroffen.
Hoe nijpend de toestand is, moge uit enkele
cijfers blijken. De prijsindex van alle landbouw
produkten is van 1952 tot eind 1960 met 16 ge
daald, terwijl de prijsindex van de door de boeren
benodigde produkten in hetzelfde tijdvak met
3,7 °/c steeg.
Het netto-inkomen der boeren is van 15,3 miljard
dollar in 1952 gedaald tot 12 miljard dollar in 1960,
of met 22
Men kan zich voorstellen, dat de stemming onder
de boerenbevolking, maar tevens hun weerstand,
tot onder nul zijn gedaald.
Maar het grootste probleem wordt gevormd door
de steeds groeiende Staats voorraden. De waarde
van deze voorraden bedroeg in 1953 „slechts" 3
miljard dollar. Men schat de waarde dezer voor
raden na de rijke oogst 1960 voor het einde van
dit jaar op 10 miljard dollar.
Wanneer men uitrekent wat alleen de opslag
kost en welk renteverlies door de Staat geledep
wordt, begrijpt men tevens hoezeer dit probleem
bijdraagt tot een verzwakking van de positie van
de landbouw in het algemeen.
Wij hopen een volgende maal nog enkele facet
ten van het vraagstuk in welke positie de land
bouw zich bevindt te behandelen.
S.
De pagina voor de Vrouw met
de plannen voor de zomer en
wasproblemen op
De Belgische landbouwnieuws-
brief op
De laatste bijdrage over
wetenswaardigheden over ruil
verkaveling, waarmede wij
deze serie artikelen voorlopig
besluiten.
Op deze pagina ook gegevens
over vlas en lucerne
Toepassing van chemische
middelen bij onkruidbestrijding
in vlas
Wetenswaardigheden over de
veehouderij en „de koelkast" op
1 In de Tuinbouwrubriek bijzon
derheden over de winterbloem
kool en de fruitexport
Boerenjeugd en marktberich
ten pag,
pag. 288
pag. 289
pag. 290
pag. 291
pag. 292
pag. 293
297/299
7ITDAGEN Boek houdbureau
der Z. L. M. pag. 286