^Cyóteris <=Paaómyaterie
ZATERDAG 1 APRIL 1961
No. 2574 Frankering bij abonnement: Terneuzen
49e Jaargang
Zeeuws
lANÓBOUWBlAÖ
-ji/rAAR ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ont-
steld, die vroeg in de morgenstond aan het graf ge-
weest zijn; en Zijn lichaam niet vindende, kwamen zij en
zeidendat zij ook een gezicht van engelen gezien hadden
die zeggen, dat Hij leeft." Luc. 24 22, 23.
DE gebeurtenissen van de laatste da^en in en bij Jeruzalem waren
uitermate enerverend geweest. Gebeurtenissen waarvan (alleen
naar het schéén) „de enige vreemdeling" onkundig was. Zouden de
Maria's en tevens de andere vrouwen hierbij hun geestelijk evenwicht
hebben verloren, het was begrijpelijk geweest. Overspannenen hadden
verhalen met een nogal fantastische inslag kunnen weven, verhalen
aangaande engelen en een ledig'graf. Het kwam de apostelen!
voor, aldus bericht ons Lucas, dat genoemde vrouwen „gekkenpraat"
(St. Vert.: „ijdel geklap") lieten horen, dus ontvlucht waren aan ge
beurtenissen, die onverzettelijk waren als een massief rotsgebergte.
Nu is het wel waai-, dat er héél wat verleidelijke wensdromen gedroomd
zijn en gedroomd wórden. Van de discipelen reageerde Thomas wel
het félst. Zijn tegenstand was het taaist. De boven voor U afgedrukte
text meldt ons onsteltenis. „Sommige vrouwen uit ons hebben ons ont
steld, die vroeg in de morgenstond aan het graf geweest zijn." Hier
zijn de bekende wandelaars, die tegen het vallen van de avond de
bloedstad Jeruzalem ontvloden waren, en in de landelijke rust wél ge
sprek te óver vonden, maar niet zich zelf hebben kunnen terugvinden.
Hun verwachtingen waren doodgelopen op het kruis van Jezus, Die
hun Eén en Al geworden was. Begraven hadden zijn hun hoop, ja!, in
feite zich zélf. Hun droefenis op de weg naar Emmaüs is, dat zij een
gestorven Heiland hebben. Intussen, de (kleine) Paasgemeente mag
belijden: „De Heere is waarlijk opgestaan!" Jezus lééft. Sommige
vrouwen hebben de blijmare doorgegeven. „Deze dag is een dag van
goede boodschap!" Kleopas en zijn makker laten zich echter al even
min optrekken aan en dóór de boodschap, die aller aanneming waard is.
„gekkenpraat". Lang niet uitgesloten is het, dat we ons nog handhaven
door ons te hullen in een zogenaamd geloof, hoewel we nooit bogen onder
het strenge oordeel Gods op de Goede Vrijdag.
DE Boodschap door de vrouwen doorgegeven is tóch gelóófd; weer en
geregeld doorgegeven en gelóófd, hiér en daar. Er zijn mensen die het
onaannemelijke, dat echter aller aanneming waard is, gelóven. Hoe kómen
ze er toe? Ook dit is geheimenis. Zij houden eveneens nog vól. Dit is even
zeer déél van het geheimenis. De Geest hebben zij ontvangen, opdat zij zou
den weten de dingen, die hun van God geschonken zijn.
Wie waarlijk gelooft, heeft ontdekt de opstandigheid en vijandigheid van
het eigen hart ten opzichte van het Paasmysterie. Deze ontdekking zet zich
vóórt. Zaak is het, dat wij bukken onder het oordeel Gods: wij hadden moeten
sterven. „Wie in 'tstof lag neergebogen, wordt door Hem weer opgericht."
Gouden Psalmregeltje. Waar iemand definitief het oordeel terecht ver
wacht, wordt de genade ontvangen Wat is dit énders dan de belevenis van
de afdalende lijn in eigen leven, het ondergaan van het Mysterie?
Jezus Christus hééft overwonnen over de gehele linie, heeft overwonnen
op alle fronten, die van de lichamelijke, geestelijke en eeuwige dood.
Waarom dan zouden wij, verdwaasden, kiezen de dood vóór het leven?
Oud-Vossemeer (Zeel.). Ds. PH. J. LEENMANS.
KAN het Paasevangelie, dat, zo moeten we toch zeggen, overvloeit
van heil voor. ons ten dode gedoemden, stout gerezen zijn in een
vróuwenhart? Onze tijd I's een óver-drukke, maar er kan niet direct
beweerd, dat men druk doende is met: hiérom en daarom doekjes te
winden. Zo zijn er dan ook niet weinigen, die de zo-even voor U af
gedrukte vraag wat meer cru zouden willen gesteld zien, in dezer
voege: „Worden we niet, eeuw in, eeuw uit, in de maling genomen door
enige vrouwen?"
Gelukkig hebben we niet vóór ons het (Paas) evangelie der opstandig,
heid. Het gaat niet over mensen die gerevolteerd zouden hebben tegen
het mensenlot.
Leest de weergave van het Paasgescnieden volgens Mattheüs! ,„En
ziet, er geschiedde een grote aardbeving; want een engel des Heeren,
nederdalende uit de hemel, kwam toe, en wentelde de steen af van de
deur, en zat op dezelve. En zijn gedaante was gelijk een bliksem, en
zijn kleding wit gelijk sneeuw." nederdalende uit de hemel"!
Dit houdt in, dat, wat vrouwen spreken moésten, zodat mannen ont
stelden, gerezen is in het Vaderhart Gods, zo 'mateloos wijd.
Pasen: een mysterie, een geheimenis onindenkbaar gróót. „En bui
ten alle twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is ge
openbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in de Geest, is gezien van
de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is
opgenomen in heerlijkheid". Het geheimenis is ontwijfelbaar gróót.
Hoe zal ik het ontvangen? Hoe zal ik U ontvangen? Dat ons Uw
Geest verlichte! Te ver waren wij weg om bereikt te worden met
wporden. De Liefde Gods wist bij ons te moeten zijn in onze vermoeie
nis, in ons óórdeel. Bij de Opstanding richt Jezus Christus, de Vernietigde:
(liet Hij, onze Stedehouder, Zich niet tot „niets" maken?) Zich óp. God dé
Vader rechtvaardigde Zijn eigen Zoon, Die Hij had laten ..uitzitten" onze
straf, dóór de Opstanding.
70U het Paasevangelie opgeklommen zijn in een vrouwenhart, zégt U nu
L eens zelf wés dan de verborgenheid zo groot? De véél, alles zeggende
woorden: „nederdalende uit de hemel" houden me maar in hun greep. Het
zegt me dit, dat de Opstanding niet is een vermetel oplopende lijn, wél een
mysterieus afdalende, loodrechte lijn, lijn van Bóven. Was ook niet de zware
voorhang in de tempel gescheurd van boven naar beneden? U leest hier
enige regels betreffende de Opstanding, niet aangaande opstandigheid; over
het Paasmysterie, niet over hysterie.
Vrouwen, in oude tijden al heel weinig in aanmerking komend voor een af
te leggen getuigenis, zijn van Hogerhand uitgekozen tot de eerste (en niet
de laatste!) zo geloofwaardige berichtgeefsters van het Paasgeheimenis.
Desondanks, waren het (aanvankelijk) niet-gelóófde berichtgeefsters!
Allen zullen wij, als de wandelaars naar Emmaüs, „ont-steld" moeten wor
den. Inderdaad en principiëel. Uit onze standplaats, die, naar Psalm 103,
straks, niet meer zal gekend of gevonden worden, moeten we ons laten
rukken. Vrijwillig kozen we positie in de doodHet Paasevangelie wijzen
we af vanuit deze stelling. Min of meer houden we het voor te mooi om waar
te zijn. Verstandige taal wanen we te doen door het te kwalificeren als