DE PLATTELANDSJONGEREN
Het plattelandsmeisje:
haar taak en plaats
en de vrijetijdsbesteding
269
Wij werken om te leven, maai' dat
betekent niet alleen dat leven hetzelfde
is als geld verdienen. Neen, het is
anders. Leven is dankbaar gebruik ma
ken van de mogelijkheden, die de Schep
per ons ook in de moderne tijd biedt.
Mag ik het zo zeggen, dat ik goede hoop
heb dat in de toekomst voor de Zeeuwse
plattelandsjongeren de vrije tijd niet
een probleem is, maar een geschenk.
Denk hier samen maar eens over na
en voor de rest wens ik jullie goede
Paasdagen en ook in die dagen een
goede rekreatie
ZATERDAG 1 APRIL 1961
WANNEER je bij een dergelijk verzoek, als datgene, wat ik vanuit
Zeeland mocht ontvangen om medewerking te verlenen bij de
uitgave van een Plattelandsmeisjeswerknummer even nadenk, dan kan
het niet anders of de gedachte komt bij je op: „men gaat jsich ook in die
streek op de toekomst richten" en ik geloof, dat dit zeer terecht is.
Het is dan ook waarschijnlijk niet zo vreemd, dat men zich de vraag
stelt: „Wat is de taak en de plaats in de toekomst van het plattelandsmeis
je?" Wat is feitelijk dat woord „TOEKOMST" en hoe moeten wij dit
„verstaan"? Wat is je taak en je plaats, hoe die te verstaan?
Wij staan in „de lente" van het Plattelandsjongerenleven waarin het
begrip toekomst vol is van raadselen, vol aan verwachtingen en vol van
hoop.
Wanneer ik zeg hoop, dan ben ik mij bewust, dat dit in de oren van sommigen (helaas) reeds een
wrange klank heeft. Dit door de vraag, welke reeds meerdere malen ('k denk hierbij aan het Boeren-
jeugdartikel over het boer-zijn van vorige maand) is gesteld „Is er voor de boeren- en plattelands
jongeren nog hoop, is er nog toekomst?"
HET woord toekomst wordt dan altijd aan één
zijde bekeken, maar er zijn twee zijden, een
„blijde" en een „donkere" zijde. Het zo te bezien is
dan pas eerlijk. De toekomst de dag van morgen
komt, hoe zal die toekomst zijn?
Ach jongeren, wij weten maar al te zeker, dat wij
ons lot niet geheel in eigen hand hebben, wij zijn
ten ene male gebonden en verbonden aan machten
boven ons gesteld. Dit te weten en te beleven geeft
aan liet leven ook vaak in zekere mate berusting.
Toch ben je met die berusting zo nog maar niet
klaar, want dat brengt vaak een lauwheid, een
gemakzucht met zich mede, dat er beslist niet bij
past. Berusting is pas te aanvaarden, wanneer wij
naar eer en geweten alles in het werk gesteld heb
ben om datgene te behalen, wat ons voor ogen
staat.
Wanneer het doel dan toch nog te ver bleek te
liggen, dan pas berusten. Maar dat kan dan ook
met fierheid en blijheid, eerder niet.
TOEKOMST EN DOEL.
ALS jongeren moet men dus willen helpen mee
bouwen aan onze eigen toekomst en met onze
uiterste krachten ons inspannen om het voor ogen
staande doel te bereiken.
Hoe moeten wij onze krachten inspannen en op
welke wegen kunnen wij het doel bereiken; ons
klaar maken voor en in de toekomst?
Wij moeten trachten voor de toekomst van ons
platteland en dit is mede ons land, bruikbare stenen
bij elkaar te krijgen, waarmede wij verder kunnen
bouwen en werken. Een ieder moet op zijn/haar
plaats een bruikbaar steentje bijdragen. Dat is
noodzakelijk. Dit wetende vraagt ons idealisme op.
Dat is er zeer zeker voor nodig, maar wij jongeren
hebben toch nog wel idealisme?
Help allen mee je zelf en het platteland voor en
in de toekomst op een hoger peil te brengen! Onze
plattelandsjongerenorganisatie-afdelingen stellen
zich vooral dit laatste als doel voor ogen.
PLATTELANDSMEISJES DOEL.
MAAR nu komt de vraag hoe en waarmee kan
het plattelandsmeisje meewerken om dit doel
en het peil van het platteland omhoog te brengen?
Ook om paraat te staan in de toekomst.
Als wij dit willen, moeten wij ons als plattelands,
meisjes gaan opvoeden, dat wij deze en vele belan
gen op het platteland zelf kunnen gaan behartigen.
Dan wordt al gauw gezegd: „Wij zullen dus leiding
gevende personen moeten gaan kweken. Klaar af!"
Nee, zo is het niet. Voor ons als plattelands
meisjes gaat het hier dus om het gewone meisjes
vormingswerk in de eerste plaats en ook daarnaast
voor leidinggevende bestuursters en dit op allerlei
gebied, waar het platteland behoeftig aan is. Want
hoewel ons wordt beweerd, dat het platteland veel
leidinggevende figuren voortbrengt, is er op het
platteland hieraan een groot tekort. Helaas is di«t
waar.
Voor de plattelandsmeisjes ligt dus een grote
taak er voor te zorgen haar eigen blik te verrui
men en daarnaast beter gezegd, veel later, dat vol
doende personen aanwezig zijn om leidinggevende
of bestuursfuncties waar te nemen.
BESTUÜRSZITTIN G
MU hoor ik al meisjes zeggen: „Besturenfuncties,
dat is een taak voor de heren". Nee, dat is
pertinent niet waar, ook voor de meisjes ligt ook op
dit terrein veel werk in verschillende organisaties
en verenigingen. Ook hierin dienen verschillende
meisjesleden in het bestuur zitting te hebben van
de diverse plattelandsverenigingen, b.v. Groene
Kruis, gezinsverzorging, wijkverpleging, platte
landsvrouwen, wonïngbouweommissies, dorpshuis-
stichtingcommissies, woningverdelingscommissies,
jeugd- of kleuterzorginstanties, jeugdraden enz.
enz.
Het is hard nodig, dat plattelandsmeisjes zich
bewust worden welk een noodzaak en taak het is,
dat men ervaring en routine opdoet om in een
commissie of vereniging leiding te kunnen geven,
een taak of plaats te aanvaarden.
Er is eens een enquête gehouden door Amerika
nen over het leven en werk der Europese huis
vrouwen en meisjes. Daar is toen door deze Ame
rikanen gezegd: de netheid en huiselijkheid der
Nederlandse huisvrouwen is bijzonder te waar
deren, maar tevens maakten zij ons het verwijt,
dat wij Nederlandse meisjes en vrouwen ons te
veel aan huis en aan huishoudelijke plichten ver
binden, dat wij te weinig interesse tonen voor het
leven om ons heen, dat wij teveel door de mannen
op laten knappen in verschillende plaatselijke ver
enigingen enz.
O ja, zij begrepen wel, dat mannen iets of veel
te zeggen moesten hebben over het onderwijs van
de kinderen e.d., maar dat wij Nederlandse vrou
wen zoveel functies, welke juist door een vrouw
behartigd moesten worden, de mannen in de schoe
nen schoven, diep bedroevend was. En daarom
dus een tekort aan inzicht van het Nederlandse
meisje en vrouw.
BEKLAG.
NU zullen de heren wel denken: „Waar moet dat
naar toe met al die meisjes, die de diverse
vergaderingen, cursussen enz. gaan bijwonen?" zo
iets van „Jansje op de weg en nooit meer thuis".
Overdrijving is altijd fout, maar bedenkt heren,
een meisje, die evenals haar toekomstige man een
zuiver maatschappelijk en economisch inzicht heeft
en zich op velerlei terrein thuis voelt, is waarde
vol.
Zie verder pag. 270
Misschien vind je dit een beetje moeilik, maar
ik dacht dat het de moeite waard was om juist deze
kant van de zaak enige nadruk te geven, omdat je
van hieruit een positieve instelling kunt krygen ten
aanzien van de dingen, die je kunt gaan doen.
rik geloof dat het goed is dat wij daarbij be
denken dat een plattelandssamenleving zelfs
nog in de moderne tijd sterker te rekenen heeft
met het bestaan van bepaalde tradities dan byvoor-
l>eeld een verstedelijkte wereld. Ik bedoel daarmee
dit, dat wij allemaal nog wel eens wat last hebben
bij het kiezen van de wijze waarop wy ons „her
scheppen" van sommige traditionele GE- en VER-
boden. De jongen, die de eerste was, die op water-
skies ging staan in de Zandkreek, werd beschouwd
als iemand, die wat durft en de eerste burgemees
ter kwam zelfs in de krant. En toch is het juist
deze sportief lichamelijke besteding van onze vrye
tijd, die hoe vreemd het ook klinkt, dikwijls een
geestelijk vernieuwende inhoud kan hebben. Er
openen zich op dat punt onoverzienbaar mooie mo
gelijkheden voor onze plattelandsjongeren en een
toekomst, waarin een jongerenwereld uit de agra
rische sector van onze Zeeuwse samenleving in
staat is zinvol duidelijk te maken dat de uitleg van
de zin: „Ledigheid is des duivels oorkussen" een
andere is dan vroeger, is een toekomst, die er be
paald vrolijk uitziet.
Ds. H. M. STRATLNG.
HET is een typisch tijdverschijnsel, dat dit onderwerp op het ogerfblik aan de orde is. Zelfs toen ik
ongeveer 15 jaar geleden in Zeeland kwam wonen, was deze vraag op de manier, zoals ze hierboven
gesteld is, bepaald niet aan de orde. Natuurlyk waren er altijd mensen, die zich druk maakten over de
vrijetijdsbesteding van de jongeren op een dorp. En vermoedelijk was er ook wel het een en ander over
te zeggen, maar het beperkte zich in het algemeen tot wat gezeur op wat je op zondagavond wel en niet
kon doen, en waar je op zaterdagavond kon blijven.
Maar in deze 15 jaar dat ik in Zeeland mocht wonen, hebben zich op vele terreinen zo grote wijzigin
gen voorgedaan, dal ook dit punt van onze vrijetijdsbesteding een zaak is geworden, die eigenlijk een
nieuwe visie vraagt en bovendien een eerlijke benadering en doordenking.
Vroeger namelijk was het geen vraag. De tijd is nog niet zo erg lang achter ons, dat wij meenden dat
de enige zinvolle besteding van je leven was, dat je werkte. Kreten als: „Wie niet werkt, zal niet eten"
en „Ledigheid is des duivels oorkussen", waren de slagzinnen van het plattoLjidsbedryf en als je het wat
mooier wilt hebben, dan kun je op een enkele boerderij en soms achterop een boerenwagen nog de fraaie
Latijnse spreuk vinden: „Ora et labora" („Bid en werk"), maar het was meestal zó dat het „labora" geld
voor zes dagen in de week en het „ora" voor dat deel van de zondag dat men niet sliep.
MET de mechanisatie in de landbouw, met de modernere sociale opvattingen in bedrijfsleven en agrari
sche wereld, met het steeds sneller worden van de verbindingen, hebben wij ook geleerd dal werken
beslist niet de enige zinvolle levensvulling is. Begrijp mij goed, ik wil niet zeggen dat je niet werken
moei, mar het gaat er wel oni, om een zodanig evenwicht te vinden tussen arbeid en vrije tijd dat juist de
arbeid daardoor intensiever en beter kan gebeuren en mag ik misschien ook zo zeggen: met meer vreugde.
Als ik nu op bovenstaande punten nog inga, dan blijkt dus dat de efficiency in het agrarische bedrijf ons
in de gelegenheid stelt een aantal dingen zó te regelen dat er vrije tijd over blijft. Dat geldt evenzeer
voor dagen dat gearbeid wordt. Mogelijkheden, die we voorlopig misschien nog niet zien, blijken in de
afgelopen jaren lang niet allemaal onmogelijkheden geweest te zijn. Zo kissebissen we op het ogenblik of
de 5-daagse werkw eek in het agrarisch bedryf wel te verwezenlijken valt, maar, geloof me, over een paar
jaar lachen we over onze moeilijkheden van nu.
Tenslotte is er nog de mogelijkheid dat we ons veel gemakkelijker bewegen in West-Europa. Om een
voorbeeld te noemen, dat ik onlangs hoorde: Onze ouders spreken nog over de afstand tussen twee dorpen
in de stijl van een uur gaans, maar wij doen dat niet meer. Wij zeggen immers dat het ene dorp 10
minuten rijden ligt van het andere dorp.
DN de wereld van „een uur gaans" is voorbij, maar in de wereld van „tien minuten rijden" komt de
D rraag op je aanzetten: wat doe je met je vrije tijd? Het begrip recreatie is een modewoord gewor
den, maar een woord, <lat een merkwaardige zin heeft. Mag ik eens even de dominee gaan uithangen
en je eens zeggen wat er eigenlijk staat. i
Recreatie is namelijk oorspronkelijk een Bijbels begrip en het betekent herschepping. W anneer dit
woord in het Nieuwe Testament gebruikt wordt, dan bedoelt het een mens te vernieuwen, in diepste zin
door het geloof in Christus, maar omdat de Bijbel onze Westerse onderscheiding tussen ziel en lichaam
ternauwernood kent, betekent dit ook een vernieuwing naar het totale wezen van de mens. Of om het
anders te zeggen: een vernieuwing tot in de vezels van zyn bestaan en dus ook een lichamelijk opade-
men, herademen.