I
Bieten
Stambonen
Granen
Vlas
VU uuuuu tcnvJUIIg lUCH Ut/ »ClUICIUO
veiligheids termijn.
DOODSPUITEN
ln verband met de virusziekten is een
algehele doding van het aardappel
loof noodzakelijk.
RITNAALDEX (koperwormen)
1,5 tot 2 cm lange, harde langwerpi
ge, geelbruine larven, die plaatselijk
veel schade aan jonge gewassen kun
nen veroorzaken.
EMELTEN:
Pootloze, grauwe larven van langpoot
muggen. Leven in de grond, komen
in zachte vochtige nachten naar boven
en vreten jonge plantendelen af.
Komen meest voor na lucerne en ge
scheurd grasland.
BIETEKEVERTJE
Bruinzwart, 1 tot 1,5 mm lang kever
tje.
Vaak op percelen, waarnaast of waar
op vorig jaar bieten of spinazie ver
bouwd werden. Vooral bij schraal
weer schadelijk.
BIETE VLIEG:
Maden vreten bladmoes tussen de op
perhuid weg, eerst slingerende gang,
later donkere plekken.
Bij lichte aantasting is een bestrijding
meestal niet rendabel.
ZWARTE BONELUIS:
Deze luis, welke vooral aan de onder
kant van de bladeren voorkomt, kan
sterke groeiremming veroorzaken en
ook de vergelingsziekte wat verbrei
den.
PERZIKBLADLUIZEN
(vergelingsziekte
In bieten kunnen, naast de zwarte
boneluizen, ook de groene perzikblad
luizen voorkomen. Dit zijn de voor
naamste overbrengers van de verge
lingsziekte.
\TW>EGE AKKERTHRIPS
Komt meestal voor als de voorvrucht
vlas geweest is. Bestrijding bij het
eerste waarnemen zo spoedig moge
lijk toepassen.
MANGAANGEBREK
Witachtige, later bruine ingezonken
vlekjes. De bladeren staan steil en
zijn Iepelvormig. Komt veel in ge
scheurd grasland voor.
del) zodra de planten op de rijen
duidelijk zichtbaar zijn.
2e bespuiting 10—12 dagen later (met
de kleinste aangegeven hoeveelheid
middel).
20 liter natrium-arsenieten of
3050 1 DNC in olie of een mengsel.
Meestal zal het nodig zijn dat 2, soms
zelfs 3 bespuitingen uitgevoerd wor
den.
Voorbewerkingen van het loof door
middel van loofklapper e.d. en spui
ten bij hoge luchtvochtigheid bevor
deren het afsterven van het loof.
Zaadbehandeling met 5 gr lindaan
of 8 gr aldrin 25 per kg zaad.
Vlak vóór het zaaien goed mengen
met het zaad.
0,6 1 dieldrin 25 of
0,6 1 aldrin 25 of
0,4 1 parathlon 25
Uitstrooien op een niet te koude
avond.
Zaadbehandeling met 15 gr dieldrin
50 verspuitbaar poeder per kg zaad
of vlak voor het maken van het zaai-
bed spuiten van 10 1 heptacliloor 25
of 10 1 dieldrin 25
Zijn veel eieren afgezet maar nog
weinig mineergangen aanwezig dan
kan 0.7 1 dieldrin 25 of 1 1 hepta-
chloor 25 aangewend worden.
Zodra de helft van de planten mi
neergangen vertoont dient men 0.6 1
parathion te gebruiken.
2 1 parathion,
2 1 Primin.
1 1 Rogor.
Indien ook perzikbladluizen worden
aangetroffen dient men systemische
middelen aan te wenden, welke voor
de perzikbladluizen voorgeschreven
worden. (Zie hieronder.)
Indien bestrijding nodig geacht wordt
zal dit via de radio bekend worden
gemaakt. Men kan dan zijn percelen
inspecteren en, zo nodig, een bestrij
ding uitvoeren met 0.5 1 Meta-iso-
systox, 1 1 Farming-S, 1 1 thiometon
(AAsystem, Ekatin enz.), 1 1 Liro-
midon of 1 1 Primoxon.
1,6 1 parathion 25 of
1 1 dieldrin 25 of
1 1 heptachloor 25 of
1 1 Rogor.
Mangaansulfaat:
Spuiten: 10—15 kg
Strooien: 25 kg bij regenachtig weer.
Niet te weinig water gebruiken. Op
lichtere gronden bij voorkeur geen
natrium-arsenieten aanwenden. Op
andere grondsoorten is het ook niet
gewenst meerdere bespuitingen met
natrium-arsenieten uit te voeren.
Zaadbehandeling aan te bevelen, in
dien schade door ritnaaldQn verwacht
wordt., indien ook tegen bietekevertje
moet worden ontsmet dan 15 gr diel
drin 50 per kg zaad gebruiken.
Per ha heeft men 25 kg verse tarwe
zemelen nodig. De aangegeven hoe
veelheid middel wordt met 15 1 water
verdund, waarna deze oplossing met
de zemelen gemengd wordt.
Wordt schade geconstateerd dan kan
nog gespoten worden met 3 1 dieldrin
25 of 4 1 heptochloor 25 liefst
tegen de nacht. Meestal kan met het
behandelen van een strook langs het
belendende perceel met voorvrucht
bieten, volstaan worden.
Indien in later stadium een bestrij
ding moet worden uitgevoerd en er
zijn zwarte boneluizen aanwezig, dan
verdient parathion de voorkeur.
Bü droog weer geeft het gebruik van
veel water en 's avonds spuiten de
beste resultaten.
Alle middelen hebben de beste wer
king als met niet te weinig water en
bij hoge luchtvochtigheid gespoten
wordt.
Lees de spuitvoorschriften goed en
houd rekening met de veiligheidster
mijn. Alleen systemische middelen
gebruiken.
Bij zeer droog, schraal weer niet te
weinig water gebruiken.
Vooral tijdig toedienen. Spuiten geeft
vlugger resultaat dan strooien. Bij
lichte aantasting is bestrijding meest
al niet rendabel.
wuiatii.
voor üeeuwsch-Vlaanderen via de
radio bekend worden gemaakt.
KWADE HARTEN (mangaangebrek)
Komt 't meest voor in schokkers en
capucyners op kalk- of humusrijke
grond. Soms met name op gescheurd
grasland) zijn vooral de topblaadjes
bronsachtig verkleurd met opvallend
groene nerven. Vaak is echter aan
de planten niets te zien. In de zaden
komen later bruin-zwarte plekken
voor.
ONTSMETTEN
Tegen bodemschimmels en bonevlieg.
VETVLEKKENZIEKTE
Doorzichtig, dorre vlekjes op dc bla
deren, omgeven door een lichtgroene
tot gele zoom. Later verschrompelen
de aangetaste bladeren en vallen af.
Kan in sommige jaren veel opbrengst
vermindering geven.
VLEKKENZEEKTE
Voornamelijk in de witte contract
bonen van belang.
Op de stengel, bladstelen en nerven
zwart-bruine ingezonken vlekken,
waardoor de bladeren vroegtijdig ver
dorren of afvallen. Op de peulen vlek
ken met enigszins verhoogde, vaak
oranjekleurige rand, welke later,
voornamelijk bij slecht weer, donkere
vlekken op de bonen geven.
ONTSMETTEN
Tegen kiemschimmels, steenbrand bij
tarwe, strepenziekte bij gerst en stuif-
brand bij haver.
VROEGE AKKERTHRIPS
Voornamelijk in gerst kan schade van
deze thrips voorkomen, indien de
voorvrucht vlas geweest is.
ONTSMETTEN
Tegen botrytis, dode harrel, kanker,
verbruinen, kiem- en bodemschim
mels.
AARDVLOOIEN
Zeer kleine, zwarte springer. Vreet
jonge plantjes aan. Vooral schadelijk
bij schraal weer.
VROEGE AKKERTHRIPS
De laatste jaren veel voorkomend,
voornamelijk de gele larf jes in de kop.
pen.
VLASTHRIPS
Aanwezigheid nagaan door met een
vochtige hand door het gewas te
slaan. Komt alleen voor bij warm
weer. Aantasting begint aan de ran
den der percelen.
15 kg mangaansulfaat als het gewas
in volle bloei staat. Wordt een ern
stige aantasting verwacht, dan is een
tweede bespuiting aan het einde van
de bloei noodzakelijk.
2 gr van een thiram (TMTD) al
drin bevattend middel per kg zaai
zaad.
6 kg koperoxychloride.
Met de bestrijding beginnen als het
gewas 2 echte bladeren heeft.
Bij warm, zonnig weer bespuiting
tegen de avond uitvoeren.
4 kg zineb (zink).
Bij warm, zeer zonnig weer, oppassen
voor verbranding.
2 a 3 gram kwikbevattend ontsmet
tingsmiddel per kg zaaizaad.
1,6 kg/1 parathion 25 of
1 1 dieldrin 25 of
1 1 heptachloor 25 of
1 1 Rogor.
3—5 gr TMTD per kg zaad of
35 gr van een gecombineerd kwik-
thiram (TMTD)-middel.
1.6 1 DDT-vloeibaar 25
2 kg DDT-spuitpoeder 25
0.6 kg/1 parathion 25
0.6 1/kg dieldrin 25
1.6 kg/1 parathion 25
1 1/kg dieldrin 25
1 1/kg heptachloor 25
1 1 Rogor.
1 kg/l parathion 25
1 1/kg dieldrin 25
1 1/kg heptacloor 25
Voor gelijktijdige bestrijding van
peulboorder en kwade harten kan
mangaansulfaat mei parathionspuit-
poeder gemengd worden. Soms wordt
beschadiging aan het gewas waarge
nomen.
Afhankelijk van de weersomstandig
heden en gezondheid van het gewas,
zal meestal met 1 a 2 keer spuiten
kunnen volstaan worden.
Voor winning van zaaizaad dient en
kele malen meer gesproeid te wor
den.
Tijdig beginnen met spuiten. Bespui
tingen moeten tot kort voor het oog
sten worden uitgevoerd. De laatste
bespuiting gaat aantasting op de rui
ter tegen.
Voor gezond zaaizaad neemt men de
laagst aangegeven hoeveelheid, voor
zwaar met Botrytis besmet zaaizaad
de grootste hoeveelheid gecombineerd
middel. Bij vlas kan een slurry-behan-
deling alleen worden toegepast met
een speciaal slurry-apparaat.
Dieldrin en Rogor werken traag doch
lang.
Dikwijls kan met het behandelen der
randèn van het perceel volstaan
worden.
Dieldrin weukt haag, doch lang.
Parathion werkt snel, maar kort