Bestrijding van enkele insekten in de fruitteelt
te»
B5
222
EIND MAART - BEGIN APRIL 1961
tó
2)
ONKRUID- EN ZIEKTENBESTRIJDING BIJ UIEN EN SJALOTTEN
Groenvoederdrogerij
Zeeuws-Vlaanderen
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
JINNENKORT kan de bestrijding van verscheidene insekten de aandacht
vragen.
Bladluizen en rupsjes van de vruchtbladroller zijn aanwezig, de bloedluis
begint actief te worden (nieuwe wasafscheiding in de oude kolonies) en
plaatselijk zijn bloedvlekkenluis en wintervlinderrupsen verschenen. Welke
van deze parasieten bestreden moeten worden zal men op ieder bedrijf
afzonderlijk moeten bepalen. Dikwijls zal blijken dat meer dan één van deze
beschadigers op een bepaald bedrijf van belang zijn. Men zal deze dan bij
voorkeur gelijktijdig in één bespuiting trachten te doden. In het algemeen kan
dit ook, maar voor het verkrijgen van een goed effect tegen alle van belang
zijnde insekten, is de keuze van het bestrijdingsmiddel zeer belangrijk. Welk
middel men dan moet gebruiken houdt verband met de vraag, welke para
sieten men gecombineerd wil bestrijden.
In het volgende schema wordt voor elk der genoemde parasieten aangegeven
welke middelen een goed resultaat kunnen geven en hoeveel g of ml per 100 1
water men daarvan dient te gebruiken. Als de bespuiting tegen meer dan één
parasiet gericht moet zijn dient men een keus te doen uit die middelen. Men
gebruike steeds de hoogste concentraties. Tegen een bepaald insekt wordt bij
voorkeur de vetgedrukte concentratie toegepast. Bij gecombineerde bestrij
ding is dit niet altijd mogelijk en zal men soms de niet vetgedrukte middelen
moeten gebruiken. Waar geen concentratie is vermeld en dus een horizontaal
streepje is geplaatst, betekent dit dat het middel tegen de betreffende para
siet in deze tijd van het jaar niet of onvoldoende werkzaam is, of en dit
geldt voor de nieuwere middelen dat men nog onvoldoende ervaring heeft.
Het is dus mogelijk dat de nieuwere middelen tegen nóg enkele der genoemde
insekten werkzaam zijn zonder dat dit aangegeven is.
Met nadruk wordt erop gewezen dat de opgegeven concentraties gelden
voor bespuitingen tot omstreeks 10 april. Voor latere bespuitingen kunnen
deze concentraties dus anders zijn, hetgeen in volgende berichten zal worden
aangegeven.
De genoemde middelen kunnen in deze periode weliswaar met verscheidene
schurftbestrijdingsmiddelen gemengd worden verspoten, doch meestal is het
effect van dergelijke gemengde bespuitingen minder goed dan van afzonder
lijke bespuitingen en bovendien zijn de kansen op beschadiging van het gewas
groter.
In het algemeen worden de beste resultaten verkregen indien deze middelen
worden verspoten bij een hoge luchtvochtigheid en niet te lage temperatuur.
Aangezien deze middelen giftig zijn, neme men de uiterste voorzichtigheid
in acht bij het gebruik ervan.
OPMERKINGEN BIJ DE TABEL
1) De in de tabel vermelde hoeveelheden gelden uitsluitend voor parathion,
resp. diazinon (vloeibaar en spuitpoeder). Ook oleo-parathion (Pacol,
Folidol-olie, AAtiol-winterolie en Asepthion-olie) en oleo-diazinon kunnen
worden gebruikt en wel in een sterkte van 300 ml per 100 1 water.
2) Alleen voor vroege bespuiting ongeveer tijdens het muizenoorstadium der
knoppen; in een wat later stadium, dus tegen oudere bladluizen, is DDT
onvoldoende Werkzaam.
3) De bespuiting tegen bloedluis moet worden uitgevoerd in de periode dat
de jonge bloedluizen actief worden en zich verspreiden, doch vóórdat zich
kolonies hebben gevormd. Zijn deze eenmaal gevormd, dan begint hierin
de wasafscheiding, waardoor het resultaat van later genomen bestrijdings
maatregelen belangrijk slechter is. Bespuitingen eind mei en later zijn in
de meeste jaren aanzienlijk minder effectief. Met één bespuiting thans
kan men tot in juni vrij blijven van een sterke bloedluisaantasting.
4) Deze groep omvat in deze periode nog slechts uitsluitend de als rups over
winterde bladrollers, die thans actief zijn geworden, zoals de rode knop-
bladroller en de vruchtbladroller, De beste resultaten worden bereikt als
de rupsen en spinsels juist hebben verlaten.
5) De werking van lindaan tegen bladroller- en wintervlinderrupsen is
minder goed dan van de wel vermelde middelen, terwijl isolan in dit geval
niet werkzaam is.
6) Behalve de in de tabel genoemde middelen zijn ook aldrin en dieldrin
werkzaam tegen de appelbloesemkever.
7) Ook de fosforresters hebben een goede werking tegen de appelbloesem
kever, mits ze tijdig worden toegepast. Het bestrijdingstijdstip luistert
echter nauwer dan dat van de vetgedrukte middelen.
8) Tegen bloedvlekkenluis dient vlak na de bloei nogmaals een bespuiting
met een daartoe geschikt middel te worden uitgevoerd als aanvulling
op de voorjaarsbespuiting.
9) Vanaf het moment dat de bladeren gekruld zijn, zijn alleen de vermelde
middelen nog voldoende werkzaam.
(Ontleend aan P. D. bericht no 1427.)
INSEKTENBESTRIJDING BIJ APPEL EN PEER IN DE PERIODE EIND MAART—BEGIN APRIL 1961
<-1
m
T-<
G
O
<M
O
LO
C
O
G
.2 3
.2 in
2
O
rS 5
•G <N
Cö
N
21
"cti +-J
3
05
CO O
3
CU
5
2
m
Bladluis
60
75
75—1(H)
150—200
Bloedluis
90
120
150
300
Bladrollers 5)
60—100
125
150
300
Wintervlinder
60—100
100—125
150
300
Appelbloesemkever 6)
60 D
75')
100
200
Bloedvlekkenluis 8)
Rose appelluis 9)
CJ
cö
X
O
'~-i
O
a
5
Gusathion
u
O
CuO
O
.5
h
T3
UI
O
r->
Mecarbam
Isolan
100
100
100
50
50
100
100
100
2(H)
100
200
100
100
100
ca
G
OJ
p ca
+3
O
100
100
100
t-
cö
T3
O
2
E-
200
200
200
200
3
a
O
H
Q
Q
160
320
320
160
V0
O
in
'3
rH
O
a
S i
G
Ui
CÖ •-<
cö
1
CÖ W
-G
■4-»
.3 1
0>
G
G
fU
80
200 200
200
100 80
g/ml
g/ml
ml
100
100
g/ml
100
1(H)
ml g/ml
50
50
ml
ml
1(H)
100
ml
g g/ml ml g
ml
De hoeveelheden zijn opgegeven per 100 1 water en zijn gebaseerd op het gebruik van „gewone'' spuitapparatuur. Voor snelspuiten en nevelspuiten
dient men een aan het geringere vloeistofgebruik evenredig hogere concentratie van de middelen te gebruiken (b.v. een 10-voudige dosis bij nevelen van
200 1/ha). Bij gebruik van produkten met een ander gehalte aan werkzame stof overeenkomstig grotere of geringere hoeveelheden gebruiken (zie tabel
Tuinbouwgids blz. 275).
Vervolg van vorige pag.
ste termijn waarop met chloor-IPC gespoten mag
worden is dan ook afhankelijk van het tijdstip
waarop het betreffende gewas wordt geoogst.
In zilveruien, picklers (nep) en plantuien (le
'teeltjaar) mag tot uiterlijk eind mei en in zaai-
uien tot uiterlijk eind juni een bespuiting worden
uitgevoerd. Het op een later tijdstip aanwenden
van chloor-IPC is ten strengste verboden.
Zwavelzuur s.g. 1.84 dosering 5080 I/ha
8001000 I water/ha. De voor het uitvoeren van
een bespuiting meest gewenste gewaslengte is
310 cm. Bij een grotere lengte van het gewas
neemt de kans op beschadiging toe. Gespoten op
klein onkruid, is de onkruiddodende werking het
gunstigst. Tevens dient opgemerkt te worden, dat
het onkruid het beste gedood wordt indien de be
spuiting bij warm zonnig weer plaats vindt. Spui
ten bij windstil weer met grove druppel loodrecht
op het gewas. Niet spuiten in de avonduren. Aan
wending bij voorkeur alleen op goed afgehard
gewas (goed ontwikkelde waslaag). Bij het ge
bruik van een rugspuit moet de spoeibreedte
zodanig zijn, dat het sproeiboompje zo weinig
mogelijk heen en weer behoeft te worden be
wogen.
Plantuien (2e teeltjaar) en sjalotten. Zowel in
plantuien als in sjalotten kan met succes van
chloor-IPC gebruik worden gemaakt. De dosering
is dezelfde als bij de reeds eerder besproken ge
wassen. Naast het uitvoeren van een bespuiting
direct na het uitplanten, mag mits dit vóór 15 mei
geschiedt, nog een tweede bespuiting worden uit
gevoerd.
Gezien de meestal op het moment van planten
gunstige voorwaarden (lage bodemtemperatuur
voldoende vochtigheid van de grond), is vooral
een vroege bespuiting zeer aantrekkelijk.
Voor wat sjalotten betreft, zijn ook met het
langwerkende middel simazin goede resultaten
bereikt. Bij de betreffende proeven werd gespoten
direct na het uitplanten. Dosering 1 kg per ha.
Gebleken is, dat plantuien gevoeliger zijn voor
simazin dan sjalotten. Voor dit gewas komt sima
zin dan ook niet in aanmerking.
ZAADUIEN.
AOK in zaaduien kan cloor-IPC met goed resul-
taat worden aangewend: Dosering 46 1 per
ha, te verspuiten in 500800 1 water per ha. Aan
te wenden direct na het uitplanten. In ver-band
met de kans op het optreden van broedbolletjes
moet een latere toepassing worden ontraden.
Voorts is het in zaaduien toegestaan een één
malige bespuiting met simazin uit te voeren. Dose
ring 1 kg per ha, te verspuiten in 8001000 1 water
per ha. Niet spuiten vóór half mei.
Uit praktijkervaringen is gebleken, dat suiker
bieten zeer gevoelig zijn voor simazin. In verband
hiermede wordt dan ook aangeraden op een met
dit middel bespoten perceel in een volgend jaar
geen suikerbieten te verbouwen.
ALGEMENE OPMERKINGEN BETREFFENDE
HET GEBRUIK VAN CHLOOR-IPC.
1. Voor het verkrijgen van een maximaal effect
moeten de te bestrijden onkruiden in kiem-
stadium zijn.
2. Kruiskruid is ongevoelig voor chloor-IPC, ter
wijl ook kamille en zwarte nachtschade moei
lijk te bestrijden zijn.
3. Op slempige gronden kan het teneinde de ont
wikkeling van het cultuurgewas te bevorderen
wenselijk zijn, de grond 23 weken na de be
spuiting oppervlakkig los te maken.
4. Gebleken is, dat vlas, blauwmaanzaad, augur
ken, komkommers en meloenen zeer gevoelig
voor chloor-IPC zijn.
Aangeraden wordt dan ook geen uien of andere
gewassen met chloor-IPC te bespuiten, indien
de hierbovengenoemde gewassen binnen een
afstand van 200 m aanwezig' zijn.
STICHTING NED. UIEN-FEDERATIE.
Middelharnis, maart 1961. (Wordt vervolgd.)
IN de ahveer enige weken geleden te Terneuzen
gehouden vergadering van belangstellenden,
om tot een coöperatieve groenvoederdrogerij in
Zeeuws-Vlaanderen te komen, is wel gebleken dat
de animo hiervoor zeer groot is. Deze duidelijk
positieve belangstelling kan dan ook voor het voor
lopig bestuur een succes genoemd worden.
Ter vergadering werd reeds door een honderd
tachtig boeren een voorlopige opgave van zes
honderd en vijftig te nemen aandelen gedaan.
Tevens werd besloten, dat ter verdere voorberei»
ding van de Stichting Coöperatieve Groenvoeder
drogerij in Zeeuws-Vlaanderen per voorlopige op
gave een bedrag van 10,zou worden bijge
dragen. Bij een vlotte gang van zaken en ieders
medewerking is het mogelijk dat de groenvoeder
drogerij mei 1962 zal kunnen gaan draaien. Het
voorlopige bestuur heeft betrokkenen, opdat te
zijner tijd over voldoende grondstof beschikt kan
worden, geadviseerd reeds in 1961 luzerne in te
zaaien. Nadere inlichtingen worden gaarne door
het Bestuur ter voorbereiding van de Stichting
Coöperatieve Groenvoederdrogerij te Axel ver
strekt.
Een gezonde goed werkende Coöperatieve Groen
voederdrogerij is voor Zeeuws-Vlaanderen van
grote betekenis. Laat een ieder, die daar belang
bij heeft hieraan meewerken!