In 1961 beter houdbare uien? AARDAPPELPERIKELEN (III) Bestrijding van de made van de uievlieg 197 ƒ2,61 HET HOOFDBESTUUR VAN HET K. N. L. C. BESPRAK ONDER MEER: KUNSTMATIGE INSEMINATIE STA TERDAG 11 MAART 1961 #»- De Stichting Nederlandse Uien-Federatie deed ons bij gaand artikel over geer ak- luele -probleem ,>Beter houd bare uientoekomen. llET natte jaar 1960 heeft de houdbaarheid van in Nederland geteelde uien in het bijzonder in op- spraak gebracht. Het is reeds een vanouds bekend feit, dat zeer regenrijke jaren voor de kwaliteit yan uien steeds slechte jaren zijn. Niettemin is het nuttig om bij het ingaan van het nieuwe teeltjaar, aan de houdbaarheid van onze uien, extra aandacht te schenken. Vooral aan de facetten van de teelt en bewerking die men geheel of ten dele in de hand heeft en waarmee men de houdbaarheid in hoge mate kan bevorderen. BEMESTING ZEER belangrijk is in dit opzicht de bemesting. De gulden regel daarvoor luidt: „geef véél kali maar weinig stikstof". Afhankelijk van de in de grond aanwezige voor raden kan men stellen, dat een gift overeenkomen de met 160—240 kg zuivere kali (K»0) en 70110 kg zuivere fosfaat (P2O5) per ha voldoende is. De ïn de praktijk gegeven stikstofgiften zijn zeer ver schillend. In het zuidwestelijk zeekleigebied bij voorbeeld komen giften van meer dan 120 kg zui vere stikstof (N) voor. De ervaring leert, dat in strijd met de adviezen in de praktijk, vaak nog te veel stikstof wordt ge bruikt. Ter bevordering van de kwaliteit wordt er dan ook nogmaals met klem op aangedrongen, het geven van een hoge stikstofbemesting achterwege te laten. Voorwat de uieneentra in het zuidweste lijk zeekleigebied betreft, kan deze bemesting In vele gevallen tot de helft worden teruggebracht. Verder dient men er te letten, dat men met het geven van een overbemesting met stikstof, even eens uitermate voorzichtig moet zijn. Slechts in gevallen waar echte gebrekssymptomen zich open baren, öf ernstige droogte de groei belemmert, lean het goede gevolgen hebben. In alle andere gevallen moet men een overbemesting met stikstof in uien, beslist achterwege laten RASSENKEUZE EN TEELTMAATREGELEN MEN kan zich verder afvragen, of er qua houd- baarheid tussen de daarvan in omloop zijnde rassen en selecties, belangrijke verschillen zijn. Dit is niet het geval. Wel zijn er nog een paar teelt maatregelen, die niet onvermeld mogen blijven. In de eerste plaats is het belangrijk, dat men een zo gelijk mogelijk gewas nastreeft met een juiste standdichtheid. Daartoe dient men alle onregel matigheden bij het zaaien te vermijden en zich te baseren op de juiste hoeveelheid zaaizaad, afhan kelijk van de kiemkracht. Voor dit laatste geldt nog steeds, dat 7 tot 8 kg zaaizaad per ha geba seerd op een kiemkracht van 90 optimaal is. Vooral in jaren waarin de kiemkracht te wensen overlaat, moet men zich dit terdege bewust zijn. Bedraagt dus bijvoorbeeld de kiemkracht 70 dan gebruike men van dit zaad 9/7 maal zoveel, dus omstreeks 10 kg per ha. Op deze wijze kan een zogenaamde „holle" stand vrijwel steeds worden voorkomen. Indien men ook aan het zaaiklaar maken van het land en het zaaien zelf de nodige zorg besteedt, is de standdichtheid van de uien bij voorbaat goed. ZIEKTEBESTRIJDING EN OOGSTMETHODEN VOOR de houdbaarheid van de uien moet men ook de gegeven adviezen voor bestrijding van valse meeldauw nauwkeurig opvolgen. Daarbij geldt in dit opzicht, dat. men na eind juli geen zineb meer moet aanwenden Immers, indien men dit korter dan 4 weken voor de geschatte optrek- of rooidatum van het gewas doet groeit dit te lang door, waardoor de bewaarbaarheid méér dan evenredig afneemt. Tenslotte nog enkele opmerkingen over het oogsten, de bewaring en het verzend-klaarmaken. Daarbij zijn verschillende handelingen, die de laat ste jaren meer en meer werden gemechaniseerd. Hoewel dit bij de steeds toenemende schaarste aan arbeidskrachten een voor vele telers uitkomst- biedende verandering is, geldt vóór alles, dat een slecht gebruik van goede machines altijd verkeerd is Bij de diverse bewerkingen die uien machinaal kunnen ondergaan, wordt de juistheid van deze regel helaas maar al te veel bevestigd. Zo houdt de bp zichzelf ongetwijfeld zeer geschikte uienrooi- machine het gevaar in, dat men er ondanks de vrij grote capaciteit, tóch te veel per uur mee wil doen. Bedenkt u wel, dat met deze machine een rijsnelheid van 5 km per uur beslist niet mag wor den overschreden Bedenkt u tevens, dat deze machine is gebouwd voor het rooien van uien, die op rijenafstanden van 33 cm zijn gezaaid. Bij kleine re afstanden tussen de rijen komt het gebruik van déze machine niet in aanmerking. Ook het mechanisch oprapen van uien is niet zonder gevaren. Ook hier is een te hoge rijsnelheid zonder uitzondering af te raden. Verder is hierbij het gedeelte, waarmee de uien worden opgenomen, alsmede de wijze van opvoeren, stellig nog voor verbetering vatbaar. MACHINAAL AFSTAARTEN PEN nog steeds urgent probleem is het machi- naai afstaarten. Wat de mechanisatie betreft, is dit voor uien ongetwijfeld de zwakste schakel. Uitvoerige onderzoekingen kunnen op korte ter mijn uitwijzen in hoeverre de verschillende machi nale bewerkingen (in vergelijking met „hand werk"), voor vermindering van de houdbaarheid van uien verantwoordelijk zijn. KOPROT EN ONDERZOEK 7ÉÉR belangrijk in verband met de houdbaar- heid van uien, is bij alle voornoemde gevallen het koprot. Tot nu toe is er nog steeds geen af doende oplossing voor deze „uienziekte nummero één'' gevonden. Dit betekent geenszins, dat in dit opzicht de S. N. Ui. F. werkeloos toeziet. Juist aan de koprotziektc wordt door de S. N. Ui. F. van de bescheiden middelen, een rela tief groot gedeelte besteed. Ook in de komende jaren zal in samenwerking met diverse instituten te Wageningen, de verbetering van het sortiment en in het bijzonder de houdbaarheid van de uien, voortdurend in het middelpunt van de belangstel ling staan. Middelharnis, 6 maart 1961. TENEINDE aantasting door de made van de uievlieg te voorkomen, kan zowel een zaad- als grond- behandeling worden toegepast. Zaadbehandeling. Hiervoor komen in aanmerking de middelen dieldrin-spuit 50 en heptachloor 50 °o. Van beide middelen wordt 100 gram per kg zaad gebruikt. Om de vereiste hoeveelheid aan het zaad te hechten dient het zaad enigszins vochtig' gemaakt te worden. De hiervoor te gebruiken hoe veelheid water mag niet meer dan 100 cc per kg zaad bedragen. Na vochtiging van het zaad wordt het middel toegevoegd, waarna het geheel zodanig wordt gemengd, dat alle zaadjes met een laagje van het middel zijn omgeven. Wordt de behandeling tegen kiemschimmels en de made van de uievlieg gelijktijdig uitgevoerd, dan moet de aanwending van het droogontsmettingsmiddel vooraf gaan aan de behandeling tegen de made van de uievlieg. In verband met de giftigheid van deze middelen moet bij de uitvoering de nodige voorzichtigheid in acht worden genomen. Het behandelen met dieldrin-spuit 50 of heptachloor 50 zo kort mogelijk vóór het zaaien uitvoeren. Indien het zaad na de behandeling noodgedwongen nog enige tijd moet worden bewaard, mag hiervoor nooit een luchtdichte verpakking worden gebruikt. Wanneer niet al het poeder aan het zaad is gehecht, is het belangrijk, dat vóór het zaaien het zaad wordt gezeefd. Overdosering moet worden ontraden, daar hierdoor een ongunstige invloed op de kiemen van het zaad kan worden uit geoefend. Behalve door het middel, kunnen ook ongunstige weersomstandigheden, een minder goed zaaibed en een mindere kwaliteit van het zaaizaad een nadelige invloed op de kieming hebben. Grondbehandeling. Vooral voor de teelt van zilveruien, plantuitjes en picklers (nep) dient aan het toepassen van een grondbehandeling de voorkeur te worden gegeven. Van de voor deze bestrijdingswijze beschikbare middelen aldrin en heptachloor zijn zowel spuit- als strooimiddelen verkrijgbaar. Goedkoop en bovendien gemakkelijk is het gebruik van een spuit- middel. De zowel van aldrin 25 als van heptachloor 25 te gebruiken hoeveelheid varieert, af hankelijk van de zwaarte van de grond, van 10 tot 15 liter per ha. De per ha te verspuiten hoeveel heid water bedraagt 150 liter. Op lichtere gronden is het raadzaam van de hoogst aangegeven dosering uit te gaan. Hoewel de verdeling veelal te wensen overlaat, kunnen ook strooimiddelen gebezigd worden. Dosering aldrin 2Va en heptachloor 2l/a 100—150 kg per ha. terwijl van de eveneens als strooimiddelen in de han- WANNEER men in ons land eens rond kijkt, dan blijken er zo hier en daar nog aardappelen in kuilen te worden bewaard, de winter over. Dit is wel zo'n dure methode, dat die er bij de huidige prijzen niet meer af kan. Toen wij in 1950 in de U. S A. alles in bew aarplaatsen zagen, heb ik de telers in Holland verteld dat zij met hun bewaarmethode 20 jaar op de States achter kwamen; daar is nu weer 10 jaar bijgekomen. Elk voorjaar neem ik een foto van een aardappelkuil met als onderschrift „De laatste kuil". Doch er komt telkens weer een allerlaatste. Dit jaar zijn er zelfs met een zadelrug te zien Interessant een kleurendia van te maken met als achtergrond het wijde polderland. Maar voor de teler een verliespost. Onderstaand een berekening wat een bewaring en aflevering in kuilen méér kost dan in gebouwen. Deze is opgezet bij gebruik van kiemremmingsmiddelen in het najaar en winter- dekken met dragline of kraantje, ongesorteerd uit de kuil halen en op de boerderij klaar maken, tegen over inbrengen, bewaren en afleveren in een goed ingerichte bewaarplaats. Meer-kosten bij bewaring in kuilen t.o.v. gebouwen p. 100 kg in totaal Putplaats vlak makenƒ0,02 Van wagen aan zomerkuil brengen 0,25 Stro voor zomerkuil -f- aanvoer 0,40 1 x omzetten poederen in najaar0,80 Kiemremmingsmiddel0,25 Stro voor winterdek -f aanvoer en zetten 0,50 Winterdekzetten met dragline of kraantje 0,30 Levering van kuil, meer-kosten 50 1.75 „1,25 Gelijk maken putplaats lagere opbrengst 0,25 Gemiddelde bewaarkosten in gebouwen incl. machines Totalen ƒ4,02 2,20 waarvan arbeidsloon ƒ0,01 0,25 0,05 0;80 0i08 „0,12 „1.15 „0,15 3 minder gewichtsverlies Vlotter oogstwerk Geen vorstbesehadiging Hogere prijs door betere kwaliteit Numansdorp, '1 maart 1961, ƒ1,82 0,36 Meer-kosten p. 100 kg ƒ2,18 B. ZINKWEG. del zijnde aldrin 25 en heptachloor 25 1015 kg per ha nodig is. Ter bevordering van een gelijkmatige verdeling moeten de strooimiddelen gemengd met zand of grond worden uitgestrooid. Teneinde vervluchting tegen te gaan moet zo wel bij aanwending van spuit- als van strooimid delen dadelijk na de toepassing een lichte grond bewerking (35 cm) worden uitgevoerd. Aldus de heer C. de Geus van de Stichting Ned. Uien-Federatie in de mededelingen van het Rijks- tuinbouwconsulentschap te Hoorn. DE AARD APPELMARKT MET instemming nam het hoofdbestuur kennis van de maatregelen, die inmiddels zijn ge troffen met de bedoeling steun te verlenen aan de aardappelmarkt. Het hoofdbestuur realiseerde zich echter wel, dat de aard en omvang van de vracht subsidieregeling en opschorting van een export heffing in de huidige situatie met overschotten niet doen verwachten, dat de telersprijs een daadwer kelijke stimulering ondervinden zal. Het resultaat van de gevonden bestemming voor de reserve van het consumptie-aardappelegalisatiefonds zal echter i dienen te worden afgewacht. WIST U dat momenteel 10 stieren van hoog- waardige afstamming ter uwer beschikking staan? Zeer vele preferentschappen in de voorouders en predikaten van de stieren. Bovendien goede be vruchting en geen besmettingskansen. Maak gebruik van de Kunstmatige Inseminatie en uw veestapel komt op hoger peil.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1961 | | pagina 5