Landbouwbegroting 1961 195 Herwaardering van de gulden Dr. C. H. J. van Beukering voorzitter Hoofdproduktsehap Akkerbouwprodukten Zwakke exportvooruitziehten tooi' consumptieaardappelen ZATERDAG 11 MAART 196 1 ï\E vorige week zegden wij toé terug te komen op de gevoerde debatten in de Eerste Kamer naar aanleiding van de behandeling van de begroting 1961 van het Departement van Landbouw en Visserij. In de eerste plaats willen wij aandacht wijden aan hetgeen door Ir. M. A. Geuze naar voren is gebracht. Ir. Geuze wees er onder meer op dat het niet voldoende is op dit moment alleen de huidige land bouwpolitiek met economische maatstaven te meten. Er zal voor gezorgd moeten worden dat de in komensafstand van de vele kleine zelfstandigen, tot die van overig Nederland, niet een onoverkoom bare kloof gaat vormen waarbij het te lage niveau van die inkomens sociaal ongewenste repercussies ten gevolge heeft of kan hebben. Ir. Geuze sprak wel zijn waardering uit over de nuchtere wijze waarop Minister Marijnen de func tionele betekenis van de landbouw karakteriseert en verdedigt. Spreker had de indruk dat de Minister ook maar pijnlijk ervaren heeft, dat zijn prijsbeleid dit jaar zoveel oppositie heeft verworven en zeide te dezen verbetering te mogen verwachten, gezien de uitlatingen van de Minister. WE zijn rijker dan velen dachten. De Regering, gesteund door de president van de Nederland se Bank, heeft gemeend zich te moeten aansluiten bij, of te moeten aanleunen tegen, de West-Duitse Bondsrepubliek, die de Mark 4 34 sterker maakte. De gulden werd gelijkelijk geherwaardeerd. Het is voor de eenvoudige burger een zaak die moei lik te beoordelen valt. Waarschijnlijk hebben zij gelijk, die zeggen: het zal wel niet anders gekund hebben. Er zitten positieve kanten aan. De inflatie, Qok van buiten af, wordt bestreden. De belasting verlaging zal nu wel doorgaan. De hoogconjunc tuur wordt wat afgeremd en dat kan een wat mati gende invloed op de te gespannen arbeidsmarkt uit oefenen. Voor de landbouw zitten er zeker ook kwade kanten aan. Onze zo belangrijke export naar West-Duitsland, o.a. de helft van alle groen ten en drie kAvart bijna A-an 't fruit, wordt daar niet duurder, maar Avel kan b.v. Italië nu goed koper aanbieden en konkurreren. Overal elders wordt Nederland op de exportmarkt duurder of moet harder konkurreren, omdat de mededingende landen goedkoper geAvorden zijn. De tijd zal leren hoe de aanpassing zal A'erlopen. TOT voorzitter van het Hoofdproduktsehap voor Akkerbomvprodukten en de Produktschappen voor Aardappelen, Granen, Zaden en Peulvruchten, Landbouwzaaizaden en Veevoeder is benoemd voor de periode van 1 april tot en met 31 december 1961 dr. C. H. J. van Beukering, thans directeur van handel en nijverheid (Directie van de Voedsehoor- ziening) van het Ministerie van Landbomv en Vis serij. Met deze benoeming is voorzien in de vaca ture wegens het per 1 april op zijn verzoék ver leende eervol ontslag van de huidige voorzitter, ir. T. P. Huisman. Dr. C. H. tl. van Beukering Averd op 16 januari 1918 te Wageningen geboren. Hij studeerde te Wageningen en 3ïainz. In 1953 promoveerde hp tot doctor in de economische wetenschappen. Van 19401946 was hij Averkzaam bij het bureau van de provinciale voedselcammissaris voor Zuid-Hol land. Van 19461950 \A'as hij toegevoegd door het ministerie van IandbouAv aan de militaire dienst in Duitsland; van 19501955 bekleedde hij de func tie van adjunct-landbouwatfcaché te Bonn. Daarna was dr. Van Beukering landbouw- en emigratie attaché te Canberra (Australië) tot juli 1959. Als afdelingshoofd, tevens directeur van handel en nijverheid, keerde hij op het Ministerie van Land bomv en Visserij terug. IN de op 1 maart j.l. gehouden bestu urs vergade- ring van het Produktschap voor Aardappelen is vooral aandacht besteed aan de ernstige prijs daling die zich sinds eind januari 1961 op de con- sumptie-aardappelmarkt voltrekt. Naar aanleiding hiervan is besloten spoedig maatregelen te treffen om een verdere prijsal'braak tegen te gaan. De praktisch mogelijkheden voor extra afzet van flinke hoeveelheden worden echter niet groot geacht. De ongunstige prijsontwikkeling moet vooral worden toegeschreven aan de tot nog toe geringe exportvooruitzichten in verhouding tot de voor raden, die eind januari j.l. aanwezig bleken te zijn. Daarnaast is ook het vroege lenteAveer en het drin gende aanbod van de minder goede partijen van invloed op de lusteloze markt, evenals het feit dat de meeste handelaren niet kopen zolang de eerder gekochte partijen niet zijn geruimd. Medegedeeld werd, dat inmiddels 128.000 ton con sumptie-aardappelen is uitgevoerd Avaarvan circa 40.000 ton van zandgrond. De expörtvooruiizichten zyn nog steeds zeer onzeker en lijken niet groot, vooral ook omdat de prijzen in de ons omringende landen thans e\reneens laag zijn. TEN aanzien van het in de Memorie van Ant- woord onder het hoofdstuk „Toekomst perspectieven van de Landbouw" behandelde, wees de heer Geuze er op dat er op het gebied van con centratie en fusie in het commerciële bedrijfs leven van land- en tuinbouw het nodige is ge beurd. Er staat nog veel te gebeuren maar het zal toch een aantal jaren duren. Ir. Geuze vroeg zich af, hoe de Minister dit dan op zeer korte termijn wil hij er kostprijscalcuiatorisch rekening mee houden wil beoordelen. Wil hij misschien be vorderen dat er kartelovereenkomsten worden ge sloten tussen privé ondernemingen en coöperatieve agrarische ondernemingen? Hoe ziet de Mihister dit? Het zou interessant zijn als hij zijn opvattin gen ten dien aanzien wat nader ontwikkelde. II/AT betreft het systeem dat de Minister han- teert bij zijn garantieprijsbeleid merkte Ir. Geuze over de suikerbietenteelt, één van de hoek stenen van de akkerbouw, het A'olgende op: „Het gaat hier om een garantie die niet, althans niet volledig verkt. Wij kunnen dit helaas uit stekend illustreren aan de hand van de situatie, waarin wij thans A'erkeren. Er is dit jaar een groot overschot aan suiker geproduceerd boven de ge garandeerde consumptiehoeveelheid. Dit over schot is circa voor te wijten aan de zeer hoge bietenopbrengst en voor Vi aan een te grote uit zaai. Bij een normale bietenopbrengst en uitzaai zou de geldelijke opbrengst van 1 ha bieten onge veer 43 ton a 25,60 per ton, is 2260 zijn. Bij het huidige produktie-overschot dat een zeer magere prijs oplevert, is het A'erlies op dit over schot zó groot dat een korting op de prijs van meer dan 10,per ton optreedt, zodat geen hogere ha-opbrengst wordt verkregen en de hogere kosten van transport o.a. buiten beschouwing worden ge laten. WANNEER men bij een normale verantwoorde uitzaai beneden de gemiddelde opbrengst blijft, dan daalt de bruto-opbrengst per ha met de volle prijs in 1960 52,60 per ton bieten. Het is dus zo, dat, wanneer men een hoge op brengst heeft bij een verantwoorde uitzaai, men gekort wordt op de prijs, terwijl, wanneer men een lagere opbrengst heeft dan het gemiddelde (beide kansen zijn even groot), men evenmin de vastge stelde garantie kan bereiken. Alleen wanneer toevallig net het mikpunt van het binnenlandse kwantum wordt bereikt, wordt de garantie optimaal benut. Dit te bereiken heeft de individuele teler helaas allerminst in zijn macht. Alleen op lange termijn, dus over meerdere jaren, en met niet onaangename kosten zou het met be hulp van de Overheid mogelijk zijn hier tot een betere valorisatie te komen. Zolang dit niet het geval is, hebben Avij te maken met een toch wel fictieve garantie en het is dan ook geen wonder, dat de belangrijke verlaging van de bietenprijs door de Minister in dit najaar slecht door de boe ren ontvangen is. Ik hoop, dat de Minister het geval ook eens van van deze kant zal willen bekijken en straks, omdat de suikerprijs nog moet worden vastgesteld, wat meer soepelheid' zal willen betrachten. TEVENS hoor ik de laatste dagen geruchten, dat het Landbouwschap in overleg met de Minis ter nog zou willen komen tot een beperking van het bietenareaal voor dit jaar. Ik ben in wezen be paald niet tegen het toepassen van beperkingen, wanneer dit nodig is, maar ik vraag mij toch af, of een zo laat ingrijpen nog als „netjes" kan wor den beschouwd. Het zaad is bij de boeren, er schijnt in Zeeuws-Vlaanderen al gezaaid te zijn, de bouw plannen zitten in elkaar. Waarom komt men niet tijdig met zo iets ingrijpends? Men beweert zelfs, dat de eventuele beperking zal geschieden op basis van de uitzaai, zoals die in 1960 is geweest. Dat zou toch wel het toppunt zijn, want als ik mij goed herinner, heeft het Landbouwschap verleden jaar een beroep gedaan op de wijze zelfbeperking van de telers. Wanneer nu zij, die deze wijze zelf beperking verleden jaar hebben toegepast, op deze wijze op de koffie zouden komen doordat zij dan ook mee zouden moeten doen aan die beperking, terwijl zij, die de Avijze zelfbeperking niet hebben toegepast, een veel groter areaal kunnen uitzaaien, zou mij dat toch wel het toppunt van onrechtvaar digheid lijken." MA enkele bijzonderheden betreffende de heffin- gen op uitheemse granen te hebben belicht, zeide de heer Geuze, dat dit nodig was om de indruk van de zo genoeglijk voortkabbelende in sussende bewoordingen gestelde Memorie van Antwoord, weg ie nemen. Het is, zo zeide Ir. Geuze, veeleer een AArorstelen op het scherp van de snede om geringe marges. De Minister die als goed K. V. P.-er de plattelands dialecten zal moeten kunnen verstaan, zal mij wel verstaan als ik de Zeeuws-Vlaming citeer, die dit beleid dit najaar karakteriseerde als: Schoan van varre, mae varre van schoan. Over de aardappelmisère vroeg Ir. Geuze aan de Minister of de thans in de markt nog onverkoop bare aardappelen straks, wanneer er geen enkel- exportvooruitzicht van betekenis meer is, wellicht tot aardappelmeel zullen kunnen worden verwerkt. Hij verzocht de bewindsman de Kamer daarover in te lichten. AVER het landbouwonderwijs sprekende merkte de heer Geuze op verheugd te zijn dat ie Minister een samenvattende nota over het Land bouwonderwijs heeft toegezegd. Duidelijkheids halve werd door hem gesteld dat verwacht werd dat ook de kwestie van het beheer in de nota be handeld zal worden en dat de organisaties onder tussen niet voor voldongen feiten zullen worden geplaatst. Ir. Geuze sprak er zijn ongenoegen over uit, dat zo onverhoeds, soms zelfs zonder mede deling, aan de in de commissie van toezicht ver-, tegenwoordigende standsorganisaties de leef tijd van toelating in het geding is gekomen. TerAvijl in dit overgangsstadium ontheffing mogelijk is weigert de betrokken inspecteur dit meteen botweg. Dit is geen redelijke toepas sing en Ir. Geuze verwachtte dan ook ver betering. DIJ de behandeling van het hoofdstuk Cul- tuurtechniek wees Ir. Geuze er op dat in jaren met ongunstige weersomstandigheden, het niet mogelijk is normaal te werken en de werkplannen en -uitvoering in de continue verkaveling worden verstoord. Hierdoor ontstaan in het volgende jaar extra behoeften, welke bij niet aangepast budget niet zonder schade blijven. Onvoldoende middelen zijn dan beschikbaar om de werken tijdig af te maken of andere aansluitende werken te lang moeten wachten. Men ziet de Cultuurtechnische Dienst zich in onmogelijke bochten wringen om nog tot een redelijke verdeling over de verschil lende verkavelingen te komen. Dit geschiedde uiteraard tot niemands tevreden heid en veroorzaakt spanningen bij de betrokkenen en een werkelijk goede oplossing zou slechts te vinden zijn via een supplementaire begroting. ALS laatste punt zouden Avij willen vermelden dat Ir. Geuze aandrong op bespoediging van het overleg van de C. C. C. met de colleges van G. S. over de verbetering van de stemmingsproce dure bij ruilverkaveling. Als hoofdbezwaar tegen de huidige regeling geldt wel het stemgerechtigd zijn van hen, die slechts minimale belangen ver tegenwoordigen. Worden niet-belanghebbenden in de stemming betrokken dan zullen vele stemmen niet wel overwogen hun invloed doen gelden. VAN het verder te berde gebrachte vermelden wij, dat de liberale afgevaardigde Ir. Baas, dé zojuist afgetreden voorzitter van de Overijsselse Landbouw Mij, zijn maiden-speech (eerste rede), uitsprak, als opvolger van wijlen de heer Louwes met een verdediging vooral van de positie van het gemengde zandbedrijf. De heer Mertens, de voorzitter van de K. N. B. T, B., kreeg van de Minister de toezegging dat deze een nota over de vooruitzichten voor de landbouw in zijn geheel zou doen opstellen. De A. R.-afgevaardigde Elffrich pleitte voor een beter gecoördineerd agrarisch marktonderzoek en sloot zich bij de Minister aan voor wat betreft diens opvattingen over de moge lijkheid de valorisatie in de zuivelsector te ver beteren. De P. v. d. A.-afgevaardigde Hoogland had vernamen dat het Landbouwschap beter uitge rust zou zijn voor E. E. G.-zaken, dan het Departe ment zelf. Bij de replieken vroeg Ir. Geuze nog naar een uiteenzetting van de Minister inzake diens beleid inzake administratieve ruilverkavelingen. De Minister zegde hierover een nota toe.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1961 | | pagina 3