De zes
de zeven
H1
ZATERDAG 4 MAART 1961
en
No. 2571 Frankering bij abonnement: Ter neuzen
49e Jaargang
zeeuws
UhóbouwbiaO
UJ1J maken tegenwoordig een periode door van
bijzonder drukke internationale besprekingen.
Wij zijn nauwelijks bekomen van de schrik, veroor
zaakt door het totaal afwijkend Nederlands stand
punt op de conferentie van de Staatshoofden en
Ministers van Buitenlandse Zaken van de Zes, of
Bondspresident Adenauer is al weer bezig nieuwe
besprekingen te voeren met de Eerste Minister van
Groot-Brittannië. Ook de ministers van de Europese
Vrijhandelszone de z.g. Zeven hebben kort geleden
vergaderd en hebben hun onderlinge tarievenaf-
braak ook versneld. Dit alles duidt er op dat de
pogingen om het splitsen van Europa in twee eco
nomische blokken nog steeds met kracht worden
voortgezet. Het zal helemaal niet verwonderlijk zijn
als straks naast alle veranderingen die het gevolg
zullen zijn van de Europese Economische Gemeen
schap, ook nog weer aanpassingen zullen worden
gevraagd in verband met een samenwerking in een
veel breder verband, want natuurlijk kan men nog
niet volstaan met een samenwerking tussen de
Euromarkt en de Vrijhandelzöne. Ook de overige
Europese landen die bij geen van de twee blokken
zijn aangesloten zullen dan op één of andere wijze
mee moeten doen.
|£T plan van de Duitse Staatssecretaris Müller
Armack trekt hierom ook al meer dan ge
wone aandacht. Het is n.l. een eerste concrete
poging om de indertijd vastgelopen besprekingen
weer op gang te krijgen. Als men goed kijkt gaat
dit plan uit van een douane-unie maar is in zijn
omschrijving nog zo vaag en stelt reeds zo veel
uitzonderingen voor, dat het nog alle kanten uit
kan vallen. Vooral de mogelijkheden op het terrein
van de landbouw zijn natuurlijk voor ons bijzonder
interessant. De Nederlandse Regering heeft altijd
op het standpunt gestaan dat iedere internationale
regeling economisch evenwichtig moet zijn en dat
betekent dat zowel landbouw als industrie, als han
del en dienstenverkeer in gelijke mate bij de zaak
moeten zijn betrokken. Het uitsluiten van een van
deze groepen is voor ons land onaanvaardbaar met
het oog op de positie van de betalingsbalans.
Nu had Engeland altijd twee grote moeilijkheden
waarom het niet in groot verband meende mee te
kunnen werken. De eerste was, dat zij in verband
met de positie van de Dominions meende de beslis
singen over de invoertarieven in eigen hand te moe
ten houden in verband met de gemenebest privi
leges en de tweede was het systeem van landbouw
politiek. waardoor zij agrarische artikelen bepaald
buiten een overeenkomst willen houden.
WANNEER nu niemand van standpunt is ver
anderd dan ziet het er natuurlijk niet naar
uit dat een accoord mogelijk zal zijn binnen afzien
bare tijd. Maar juist alle drukte van de laatste
maanden duidt er op dat de politici niet bijzonder
rustig zijn. Blijkbaar is men in die kringen toch
van mening dat het gevaar van uit elkaar groeien
van de twee Europese blokken steeds meer werke
lijkheid wordt en gevaar gaat opleveren.
Om dit euvel te bezweren proberen de politici
tot een overeenstemming te komen en zoals gebrui
kelijk worden dan in dergelijke overeenkomsten de
meest vage clausules het gemakkelijkst aanvaard.
Als zodanig zou het plan MüllerArmack dus heel
best een basis voor zo'n compromis kunnen zijn.
Wil het Nederlandse agrarische bedrijfsleven niet
de dupe worden van een dergelijke plotselinge be-
Aan de vooruitzichten van de Zeeuwse trekpaard fokkerij is op pag. 182 een artikel gewijd. Door
middel van deze foto „dubbele moedertrots op Schouwen' vestigen wij hier gaarne de aandacht op.
slissing dan is het noodzakelijk de ideeën over een
accoord tussen de Zes en de Zeven zo spoedig
mogelijk helder en duidelijk op tafel te leggen.
EEN belangrijk punt dat hierbij ook aan de orde
komt is b.v. of men streeft naar een accoord
waarbij de Europese Economische Gemeenschap
wordt opgelost of dat men de E. E. G. wil behou
den en een accoord met de overige landen van
Europa met zijn - zessen al geheel wil afsluiten.
Voor veel produkten maakt dit misschien heel wei
nig verschil, maar voor de landbouw is het van
bijzondep grote betekenis omdat in de E. E. G. de
landbouw inbegrepen is en de ledenstaten tegen
over elkaar verplichtingen hebben terwijl bij een
toekomstige regeling waarbij alle landen zich af
zonderlijk aansluiten, een regeling over landbouw
nog steeds bijzonder moeilijk moet worden geacht.
Dit geldt ook wanneer de E. E. G. als zodanig
tot een zeker accoord met Engeland wil komen.
Ook dam zal het waarschijnlijk wel niet mogelijk
zijn voor landbouw de zaken op dezelfde wijze te
regelen als voor industriële produkten. De Engelse
bezwaren n.l. een volslagen andere landbouwpoli
tiek en een aan de Dominions reeds toegestane
preferentie gelden hier nog steeds.
IK geloof echter dat de E. E. G. als zodanig zelf
ook geen belang heeft bij het doen opnemen
van de landbouw in een overeenkomst met Groot-
Brittannië. De moeilijkheden die zij daardoor op
de eigen markt kan verwachten zijn vele malen gro
ter dan de voordelen welke op de Britse markt zou
den kunnen worden verkregen.
Er is echter één bepaalde agrarische sector waar
in verband met de eventuele samenwerking tussen
de Zes en de Zeven de speciale aandacht op moet
worden gevestigd en dat is de tuinbouwsector. De
argumentatie van de Britse regering geldt n.l.
niet voor de tuinbouwsector. De tuinbouw wordt
aldaar beschermd door (zo nu en dan bijzonder
hoge) invoerrechten waardoor de prijs op de bin
nenlandse markt natuurlijk aanzienlijk wordt ver
hoogd.
Het stelsel van deficiency payments de Engel
se landbouwpolitiek geldt hier dus niet. Ook
gelden hier niet of slechts in zeer geringe mate
de Gemenebest preferenties.
De positie van Engeland is hier dus volkomen
gelijkwaardig aan die van b.v. Duitsland.
Het is dan ook niet in te zien dat bij een
eventueel accoord op het terrein van de tuin-
bouwprodukten voor Engeland een uitzonde
ring zou moeten worden gemaakt.
Voor onze Nederlandse tuinbouw zou dit van
bijzondergrote betekenis kunnen zijn.
Ir. C. S. KNOTTNERUS.