De import van
Haflingers in Nederland
162
OERSTERK EN VEELZIJDIG
D USTIG en volmaakt tevreden stonden ze
daar in de Bosse Veemarkthallen. Uit
stekend verzorgd en op zijn zondags gepoetst,
snoepten ze van de Hollandse haver, die hen
uitstekend scheen te smaken. Ze hadden het dan
ook wel verdiend, zo na die lange reis vanuit
het Tiroler bergland naar de lage landen bij de
zee. Bedrijvig scharrelden de groen- en goed
gemutste verzorgers tussen hen door. Zo be
drijvig, dat er zelfs niet het kleinste jodel-
roepje af kon. De zorg voor 41 kostgangers
drukt dan ook niet gering. 40 Haflinger mer
ries (vrijwel alle drachtig zo te zien) en 1
hengst stonden er in keurige rijen, bewonderd
door een grote schare belangstellenden.
Ook in Zeeland zullen ze misschien t.z.t. hun weg wel vin
den. Naar we vernamen komen er een 5-tal in Oost Zeeuws -
Vlaanderen. We denken hierbij vooral aan de kleinere be
drijven langs de gehele Zeeuws-Vlaams-Belgische grens, de
kleinere saneringsbedrijven in de herverkavelingsgebieden
op de eilanden en b.v. aan de fruitcentra. Daar waar eén
groot paard schade kan doen aan de fruiteultures en een
tractor nog altijd een kostbaar artikel is. Klein en toch sterk
is de Haflinger misschien het toekomstige boomgaard-paard
voor sproeiwerkzaamheden en verplegingsarbeid. Hoe dan
ook, we zien in ieder geval de ontwikkeling van de sympa
thieke Haflingers met grote belangstelling tegemoet.
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
Onder hen vele autoriteiten als: Herr Selzer van de Oostenrijkse ambas
sade, Ir. Verschuijl (vert. Min. van Landbouw), burgemeester Lambooy van
Den Bosch, de heren v. d. Eerenbeemt tlid G. S.), Jhr. J. van Vredenburch
Ere-Voorzitter K. V. N. T.), J. A. Stols en Chr. A. C. Oomen (resp. Alg.
Voorzitter en Alg. Secretaris K. V. N. T.), de Geschafftsführer van de Tiroler
Haflingerfokkerij Otto Schweisgut, de heer Nieuwenhuijze (Secr. Afd. Paar
denfokkerij van het Landbouwschap), dr. ir. Groeneveld (Rijksconsulent voor
de Paardenfokkerij), en vele anderen. En onder die anderen de toekomstige
bezitters van de deze sympathieke paardjes, welke zo pas waren ingevoerd
door de Fa F. Dekker Pzn uit Axel. En wel voor rekening van de eveneens
pas opgerichte Stichting „Haflinger Club", waarvan dr. ir. Van Meel de eerste
president is. Onder diens leiding vond ook de toewijzing bij loting plaats.
Zij werden alle door hun nieuwe meesters met grote warmte ontvangen. Zo
ook de eerste hengst, die bij deze gelegenheid de toepasselijke doopnaam
WELKOM ontving, tevoren door de jury voor de trekpaardhengstenkeuringen
voor dekking goedgekeurd en zal worden gestationeerd op het dekstation van
de heer G. J. Toonen te Maren (N.-Br.).
WELKOM legde het vereiste examen met goed gevolg af en de 4-jarige vos
(typische kleur voor alle Haf lingers) had er,'zijn exterieure kwaliteiten
in aanmerking genomen, niet veel moeite mee. Mooi en vloeiend gelijnd met
niet te korte middenhand, sterke schouderpartij, mooi open kruis, goed ge-
broekt en rondom best gespierd. Expressief hoofd, gedragen door een slanke,
niet te korte hals. Beenwerk is hard en droog, vóór wat frans met ruime
kootstand, soepel en verend in de koot bovendien en met beste voeten en
ruime gave kronen. Extra draf met veel knie-actie. De fijne beharing en de'
kleine^ zeer levendige oortjes duiden op een edele afstamming. Ze leken ons
in de voor hen zo vreemde omgeving uiterst vriendelijk van karakter, maar
toonffen individueel en gemonsterd in span veel temperament. Specifieke exte-
rieur-kenmerken zijn naast de voskleur, de soms aanwezige aalstreep welke
aan Oosterse invloeden wordt toegeschreven, de lange meestal lichtgetinte aan
belde zijden van de hals vallende manen en de niet te hoog gedragen lange
pluimstaart. De stokmaat varieert van krap 1.401.50 m. De collectie als
zodanig was bijzonder unilorm en leek ons met zorg te zijn uitgezocht, het
geen trouwens een eerste vereiste is, wil men komen tot een goed verant
woord uitgangspunt. Naar dr. ir. Van Meel ons mededeelde, is de „Haflinger
Club"., geen nieuwe stamboekorganisatie, maar zullen de Haflingers worden
geregistreerd door de Kon. Ver. „Het Nederlandsche Trekpaard". Aan de
hand van publicaties van Otto Schweisgut willen we u in het kort iets meer
vertellen over de oorsprong en de ontwikkeling van de Haflinger-fokkerij in
Tirol.
DE HERKOMST
MET de import van de Haflingers schijnt dus een nieuw hoofdstuk te zijn
1»I begonnen voor de paardenfokkerij in Nederland. Daar ae Haflinger be
hoort tot de zgn. kleine paardenrassen (sommigen zullen het een' tussen-
maatspaardje noemen) kunnen ze niet vergeleken worden met de hier beken
de grotere paardenrassen. Ze liggen meer in het vlak van de Shetland-, de
Welsh-, de New-Forest- en de Fjorden-ponies, alle hier te lande bekende
kleinere rassen. Een nieuwe variant op het laatste thema, zou men dus ge
neigd zijn te veronderstellen. Dit nu, is bepaald niet het geval. De belang
hebbenden, de eerste bezitters dus, verenigd in de Stichting „Haflinger Club",
hebben zich wel terdege afgevraagd of deze Haflingers in een werkelijke
behoefte zouden kunnen voorzien. Men is ze dus vooraf in Tirol gaan be
kijken en heeft kennis kunnen nemen van hun verbluffende veelzijdigheid,
hun soberheid, lange levensduur en bijzondere vruchtbaarheid. Dit nu, zal wel
de doorslag hebben gegeven, vooral ook, omdat zij zijn ingepast in het kader
van het streekverbeteringsplan voor de Langstraat dat niet op luxe is ge
baseerd doch uitsluitend op economische gronden ter hand is genomen.
De herkomst van de Haflinger is, zoals dat in feite bij alle ons bekende
paardenrassen het geval is, niet tot in zijn oorsprong na te gaan. Als stamland
noemt men Zuid-Tirol, meer invhet bijzonder het middelgebergte dat vanuit
het dal van de Etsch (Tschöggel-gebergte) in het noorden plotseling overgaat
in de Sarntaler Alpen. De oorspronkelijke bewoners van dit Sarn-tal gebied
zouden afstammen van Oost-Gotische legerscharen, die zich na hun, naar wij
aannemen succesloze escapades, in dit gebied vestigden. Met de in hun leger
tros aanwezige Berberse en Volbloed Arabische paarden. Deze zouden zich
dan weer hebben vermengd met de Tiroolse inlandse bergpaardjes, een
melange van het oerpaard de Przewalski met Noriker- of Pinzgauerbloed.
Bij het uiteenvallen van de Habsburgse monarchie in 1918 werd Zuid-Tirol
van Noord-Tirol gescheiden. Omdat de Staatshengstenstoeterij toevallig in
het noorden was gevestigd, werd de fokkerij ook daarheen verplaatst, ook al
kostte het moeite om vanuit het zuiden voldoende echte Haflinger-merries
aan te trekken. Met steun van de Overheid kon de fokkerij zich in korte tijd
ontplooien. De afname van de veulens (vooral hengstveulens) bleek aanvan
kelijk een handicap voor de veelal armelijke veeboeren op de schrale berg-
plateaux. Alweer met Overheidssteun werd de mogelijkheid geschapen, deze
overcomplete veulens onder te brengen in winterkwartieren, de zgn. „Herfst-
stallen". Na 3938 brak een grote bloeiperiode aan, toen de in volle opbouvy
verkerende Duitse Weermacht grote belangstelling toonde voor de oersterke
en veelzijdige Haflingers. Zij richtten opfokstations in, waar de fokkers hun
veulens konden afleveren tegen garantieprijzen. De beste hengsten werden
hieruit weer bestemd voor de fokkerij, terwijl het surplus naar het leger
werd afgevoerd.
Fabelachtig moeten hun prestaties zijn geweest aan de vele fronten,
waarbij zelfs de taaie muildieren werden overklast in prestaties, uit-
houdingsvermogen en soberheid. Zij overleefden althans de doden-
marathon van Stalingrad naar hun oorspronkelijke Heimat Tirol, waar
mede een voor de gehele wereld onzalige periode werd afgesloten die
evenwel voor de Haflinger-fokkerij van grote betekenis is geweest.
INTUSSEN had ook de stamboekfokkerij een grote vooruitgang geboekt.
Nadat reeds in 3921 te Zams de eerste fokkersvereniging was gesticht,
volgden al spoedig andere Stamboekkernen te Weer, Wildschönau, Defreggen,
Kufstein, Zillertal, Kitzbühel en andere plaatsen. Na 1926 ging men uitsluitend
in stamboekverband fokken. Dit vormde het begin van de „Reinzucht", de
meest zuivere fokkerij dus, met uitsluitend tot het ras behorende en in het
Stamboek geregistreerde paarden, waarbij men duidelijk een stuk of 5 grote
bloedlijnen kan onderkennen. Om er als voorbeeld één te noemen, gaan we
terug naar de allereerste bekende Haflinger-hengst. Deze, 249 Folie (geb.
1874, lichtvos, 1.57 m) is een kruisingsprodukt van een veredelde Tiroler
inlandse merrie met de Volbloed Arabier 133 El'Bedavi XXII (geb. 1868, goud
bruin, aalstreep, 3.66 m) d. El'Bedavi XXII (geb. 1852, bruin, 1.66 m) d.
El'Bedavi 1 (geb. 1837 in de Arabische Staatsstoeterij van Babolna in Hon
garije). Als moeder van El'Bedavi wordt genoemd de volbloed Arabier Dahabi,
een kleindochter van Gidran. Thans is het Haflinger-stamboek voor alle kruis-
lingen taboe. Vooral wordt gelet op het echte karakter van de Haflinger als
bergpaard (pakpaard) en trekpaard.
GROTE VEELZIJDIGHEID
7E vinden toepassing bij de hooibouw, de wijnbouw, de bosbouw, de akker-
bouw, als rijpaard voor groot en klein en waarvoor al niet meer. Haar
veelzijdigheid is zó groot en haar trekvermogen (2000 kg) zó bijzonder, dat
men ze hierom en om hun grote soberheid, weerstandsvermogen en grote
vruchtbaarheid niet zonder trots betiteld als het „Universalpferd".
Regelmatig worden ze onderworpen aan prestatieproèven (gebruikswaarde
keuringen). Door een speciaal teeltschema, waarvoor alleen de vruchtbaarste
dieren in aanmerking komen, heeft men het bevruchtingspercentage kunnen
opvoeren tot ruim 85 met hieruit een percentage levend geboren veulens
van gemiddeld 90 De Haflingers bereiken ook gemiddeld een veel hogere
leeftijd dan onze grotere paardenrassen.
Zo te zien heeft de Haflinger-fokkerij voor Nederland dus wel een groot
aantal aantrekkelijke aanknopingspunten en derhalve kans van slagen. Zeker,
als men er in slaagt door verdere goede importen en het vormen van meerdere
fokkerskernen, een zo ruim mogelijke basis hieraan te geven. In de beginne
zullen zij wel hoofdzakelijk ingezet worden op de kleinere bedrijven, doch
hun toepassing behoeft niet uitsluitend hiertoe beperkt te blijven.
P. J. LAKO.