DE AARDAPPELOOGST
Verordening bestrijding vergelingsziekte
Aardappelmarktsituatie - Novivlas
bij sterk afnemende hoeveelheid arbeidskrachten
V
ZATERDAG 18 FEBRUARI 1961
DE agenda van de 74e openbare vergadering
van het Landbouwschap, gehouden op 15
februari j.l., bevatte een aantal punten en bij
lagen, waaraan het volgende ontleend wordt:
VASTSTELLING VERORDENING
BESTRIJDING VERGELINGSZIEKTE
Als belangrijkste smetstofbronnen waarop het
vergelingsziekte-virus, oorzaak van de besmetting
van bietenpercelen, kunnen worden aangemerkt
de voederbietenkuilen en de jonge zaadbietenper-
celen.
Het bestrijden van deze ziekte op basis van
vrijwilligheid heeft in de praktijk veelal onbe
vredigende resultaten opgeleverd.
In deze ook voor Zeeland geldende verorde
ning wordt het voor deze provincie na 1 april van
elk jaar verboden bieten of afval van bieten in
voorraad te hebben, voor zover daaraan 'bladvor
ming voorkomt. Dit verbod geldt niet voor bieten
bestemd voor zaadwinning.
De houders van voederbietenkuilen behoeven
echter hun kuilen vóór deze datum (1 april) niet
opgeruimd te hebben. Wel dient er zorg voor ge
dragen te worden dat geen bladvorming aan deze
bieten kan optreden.
De bladluizen op de bietenpercelen, bestemd
voor zaadwinning, moeten op zodanige wijze be
streden worden dat de bladluizen geen gevaar
voor de gezondheid van de bietengewassen in de
omgeving kunnen opleveren.
CONSUMPTIE-AARDAPPELEN
DE definitieve oogstraming voor aardappelen
is dit jaar door het grote percentage ziek,
rot en afval, vooral omdat de>ze gebreken eerst na
het oogsten zijn opgetreden, ten zeerste bemoei
lijkt.
De raming voor klei-consumptieaardappelen
bedraagt netto 1.147.980 ton, waardoor dit jaar de
marktbare opbrengst slechts 1 hoger wordt ge
raamd dan vorig jaar. Aan ziek, rot en ander uit
schot wordt een verschil tussen bruto-netto van
27 geraamd.
Als gevolg van het bijzonder slechte oogstweer
is in totaal 2375 ha niet gerooid waarvan 1960 ha
kleiaardappelen.
Door de P.V.C.'s is in opdracht van het Pro-
duktschap voor Aardappelen een onderzoek naar
de aardappelvoorraden per 24 januari j.l. inge
steld bij alle handelaren en gemiddeld 20 van
alle telers.
De voorraadsituatie van kleiaardappelen laat
de volgende cijfers zien:,
Totale brutovoorraad 668.000 ton
af eigen consumptie 16.000 ton
pootgoed eigen bedrijf 83.000
uitschot en slechte
[partijen 75.000 174.000 ton
geschikt voor aflevering als
[cons, en pootaard. 494.000 ton
Hiervan was 138.000 ton in voorraad bij de
handel terwijl de totale consumptie- en poot-
goedhoeveelheid klei- en zandaardappelen, ge
schikt voor binnenlandse voorziening en export,
circa 674.000 ton bedroeg.
INTERNATIONALE VLASSITUATIE
TUSSEN de verschillende groepen van belang
hebbenden is overeenstemming bereikt over
maatregelen tot instandhouding van de vlasteelt
en vlasbewerking in West-Europa. Gezien de
onderling gemaakte afspraken is er in 1961 plaats
voor een gemiddelde opbrengst van 100.000 ha
vlas. Dit areaal is als volgt verdeeld: Frankrijk
46.000 ha, België 30.000 ha en Nederland 24.000 ha.
Hierdoor zou het areaal in Nederland op het
zelfde niveau kunnen worden gehandhaafd als
in 1960 werd geteeld.
NOVIVLAS I
DROF. IR. L. H. de Langen, direkteur van de
1 A.K.U., schreef enige bijzonderheden over
de beslissing van de A.K.U. inzake het Novivlas-
procédé in het TNO-nieuws 1961, afl. I.
Op 16 december j.l. werd in de dagbladen ge
publiceerd dat de A.K.LT had besloten de produk-
tie van linnengaren ter hand te nemen. De voor
genomen fabricage zou plaats vinden volgens een
procédé, dat door het vezelinstituut TNO is ge
vonden en dat in samenwerking met Novivlas
N. V. verder is ontwikkeld. Voor niet ingewijden,
aldus prof. ir. De Langen, is het nodig uiteen te
zetten welke rol TNO heeft gespeeld in een ont
wikkeling welke nu is uitgelopen op de vestiging
van een grote fabriek van linnen garens.
Toen het bestuur van het Vezelinstituut TNO
na de oorlog voor het onderzoekingswerk op het
gebied van vlasverwerking, waarmede reeds vóór
de oorlog was aangevangen, geen belangstelling
meer had, stuitte dit op weerstand bij één der
medewerkers, dr. H. J. Selling, die zich verdiept
had in de problematiek rondom de fabricage van
linnen garens uit vlasstro. Dr. Selling meende
een weg te zien, waarlangs direkt uit vlasstro lin
nengaren gemaakt kan worden en werd hierin
moreel gesteund door de directeur ir. J. R. H.
van Nouhuys.
Toen hij aanvankelijk geen toestemming kreeg
om in TNO-tijd en met TNO-middelen tot een
verwerkelijking van zijn ideeën te komen, ging
hij in zijn eigen tijd aan het ontwikkelen, daarbij
van primitieve middelen gebruik, makend. In
samenwerking met één zijner medewerkers, ir. C.
Bok, werden na verloop van tijd enige resultaten
bereikt. Toen werd toegestaan dit werk officieel
bij TNO onder te brengen, zij het dat met be
scheiden financiële middelen gewerkt moest
worden.
Na enige jaren was het proces zover, dat voor
zitter en directeur van het Vezelinstituut TNO
meenden, dat het nieuwe procédé rijp was voor de
volgende stap, een proeffabriek.
De geldmiddelen van TNO reikten toen echter
niet ver genoeg om een proeffabriek zelf te
financieren. Daarom werd getracht hiervoor een
financiële basis te vinden door bijdragen van be
langhebbenden. Na moeizame onderhandelingen
gelukte het om het Landbouwschap, de zaad
telers, een groot deel der vlassers, de linnenspin
ners en de handel bereid te maken samen met
Regering en TNO het geld te verschaffen dat
voor bouw en exploitatie van een proefbedrijf
nodig was. Daarvoor werd een vennootschap op
gericht, de N. V. Novivlas, waaraan door TNO
137
alle rechten op uitvindingen en ontwikkelingen
werden overgedragen.
Na enkele jaren werd het stadium bereikt
waarin meer definitieve gegevens ter beschikking
kwamen.
Voor velen een teleurstelling; omdat bleek dat
een fabriek op schaal een zo grote investering
zou vergen, dat er niet aan viel te denken dat de
vlasserijen zelf het nieuwe proces zouden kun
nen toepassen.
0E N. V. Novivlas zocht toen naar een sterkere
industriële partner en vond die. De Alge
mene Kunstzijde-Unie N. V. bleek bereid zich
voor het nieuwe proces te interesseren. Daarvoor
wenste zij echter een verdere uitbouw van het
proefbedrijf en een regelmatige fabricage over
langere tijd teneinde produkt en proces beter te
kunnen beoordelen. Zij bleek bereid de aanzien
lijke kosten daarvoor op te brengen als zij op
zekere voorwaarden een optie kreeg op de aan
delen der N. V. Novivlas. De aandeelhouders van
N. V. Novivlas zijn op deze voorstellen ingegaan.
Het is geen wonder dat vele bij het Novivlas
proces betrokkenen met grote spanning hebben
uitgezien naar de beslissing welke de A.K.U. zou
nemen.
Voor de A.K.U. is het bouwen van een fabriek
van linnen garens volgens het nieuwe procédé
een onderneming, maar dan volgens de meest
oorspronkelijke betekenis van het woord. Het zal
nog moeten blijken of het nieuwe proces, in het
groot toegepast, brengt wat er van verwacht
wordt. Zeker is wel dat de totstandkoming en in-
bedrijfstélling der nieuwe fabriek een grote
intense inspanning van velen zal vergen.
Schrijver betwijfelt of vóórdien wel reeds een
enkel industrieel object van zodanig omvang uit
TNO-research is gegroeid. Spectaculair is mis
schien een wat te groot woord..... maar laten
wij hopen dat het spectaculair wordt.
NOVIVLAS II
DE beslissing van de A.K.U. betreffende het
toepassen van het Novivlas-procédé houdt
in, dat gebruik wordt gemaakt van de eerder ver
leende optie op aandelen in het kapitaal van
Novivlas. Hiervan zijn acht aandelen van 5000,
in het bezit van de Stichting Vlastelers. Tevens
wordt door de A.K.U. de indertijd door het Land
bouwschap verstrekte lening van 360.000 over
genomen. De koopsom van deze overname be
draagt 800.000.Door het Landbouwschap
dient thans beslist te worden voor welk doel dit
bedrag kan worden bestemd.
Enerzijds bestaat de mogelijkheid dit bedrag
geheel of gedeeltelijk uit te keren aan de telers
van vlas, die in 1954 een heffing hebben betaald
van 17,per ha. Dit vraagt echter 'n uitgebreide
administratie met hoge kosten.
Anderzijds kan het bedrag gereserveerd worden
en geleidelijk bestemd voor doeleinden in het be
lang van teelt en afzet. Verschillende aktiviteiten
zoas linnen, promotie, actie, voortgezet onderzoek
van vlas enz. worden nog uit een areaalheffing
van 3.— per ha gefinancierd. De Stichtinè Vlas
telers acht het dan ook geweest dit bedrag voor
lopig te reserveren en geleidelijk aan te wenden
voor de bevordering van verder onderzoek, pro
paganda en andere nuttige projekten in de vlas-
sektor. De heffing zou voorlopig in de toekomst
kunnen vervallen en deze aktiviteiten uit het be
drag van ƒ800.000 betaald kunnen worden, waar
door een belangrijke besparing aan" administra
tiekosten verkregen wordt.
Dr. Ir. D. E. v. d. ZAAG,
deskundige op het gebied
van de aardappelteelt bij
het P. A. W. te Wageningen
Wij ontlenen aan de door dr. ir. v. d. Zaag op de „Oogst- en Opslagdag"
te Goes gehouden inleiding en samenvatting van de belangrijkse punten.
SAMENVATTING.
DE organisatoren van deze dag zijn ervan uitgegaan, dat in de toekomst
het aantal landarbeiders veel schaarscher zal worden. De gedachten, die
in deze lezing zijn ontwikkeld, hebben natuurlijk een hypothetisch karakter en
Zijn daarom dus aanvechtbaar.
KWALITEITS VRAAGSTUK.
ALVORENS tot de aardappeloogst over te gaan, is het goed na te gaan in
welke richting de kwaliteitseisen van de aardappel zullen gaan.
Twee belangrijke exportmarkten van de Zeeuwse aardappelen zijn Enge
land en Zweden. Beide landen beschermen evenwel hun eigen aardappeltelers,
zodat alleen in geval van lage opbrengsten importen worden toegestaan. In
Zweden wordt veel gedaan aan kwaliteitsverbetering (vrijwillige controle
door de SMAK)Ondanks goede oogsten bestaat er in Zweden soms een tekort
aan goede aardappelen, die voor de controle in aanmerking komen. Men heeft
meer en meer de neiging, naar goede- buitenlandse aardappelen om te zien.
Aan dit produkt worden dan evenwel de hoogste eisen gesteld. In Engeland
begint, hoewel minder sterk, een zelfde tendens zich af te tekenen.
Op de binnenlandse markt begint de vraag naar kwaliteitsaardappelen ook
Sterker te worden en zal door het werk van de Stichting Aardappelkwaliteits
merk hopelijk nog veel meer toenemen.
Ook moet worden verwacht, dat in de toekomst de verwerking van aard
appelen tot z.g. veredelde produkten (o.a. chipis) zal toenemen. Aan dergelijke
aardappelen worden hoge eisen gesteld.
Uit het voorgaande volgt, dat zowel op de binnenlandse ais op de buiten
landse markt in de toekomst meer en meer gevraagd! zal worden naar een
kwallteitsprodukt. Het is van veel belang dat de telers zich hierop instellen.
DE TOEKOMSTIGE AARDAPPELOOGST.
HET rooien van de aardappelen met een voorraadrooier, oprapen en trans
port vraagt per ha ca. 140 manuren. Rooit men de aardappelen met een
machine in zakken, dan vraagt dit ca. 65 manuren. Worden de aardappelen
rechtstreeks op zelflossende wagens gebracht (eventueel via een bunker),
dan kan met 40 manuren worden volstaan. Onder ideale omstandigheden kan
soms met 25 manuren een ha worden gerooid en opgeslagen.
Het volautomatisch rooien van aardappelen op zelflossende wagens (even
tueel via een bunker) zal in de toekomst de methode zijn, mits dit niet ten
koste van de kwaliteit van het produkt gaat.
AAN WELKE VOORW AARDEN MOET WORDEN VOLDAAN
TEELTMAATREGELEN om te komen tot ruggen (bedden) met zo weinig
mogelijk kluiten, moeten zeer zorgvuldig en volledig worden uitgevoerd.
Bredere rijenafstanden bieden in deze voordelen. Aangenomen moet worden
dat op de kleigronden de rijenafstand zal toenemen.
Ondanks al deze maatregelen zijn er gronden, waar men er niet op goed
kope wijze in zal slagen ieder jaar volautomatisch te rooien. Bovendien is de
teelt op deze zware gronden om teelttechnische reden minder oogstzeker
(aardappelziekte, doorvyas, enz.).
Het hgt daarom in de lijn der verwachting, dat de aardappelteelt zich meer
en meer zal concentreren op de lichtere gronden (zavelgronden).
Om de machine rendabel te kunnen gebruiken zal de oppervlakte aard
appelen voldoende moeten zijn (1015 ha). Onderlinge samenwerking is dan
dikwijls geboden. Het tekort aan personeel wordt hiermee ook ten dele opge
vangen. Loonwerkers kunnen hier diensten verlenen (kwaliteitseisen).
CONCLUSIE.
De teelt van consumptie-aardappelen zal in de toekomst waarschijnlijk
slechts dan lonend zijn. als deze teelt sterk wordt gemechaniseerd, terwijl
daarnaast de kwaliteit van dit produkt moet worden verbeterd.