Hulpmiddelen bij de biggénopfok
135
KORTE WENKEN
ZATERDAG 18 FEBRUARI 1961
door J. H. KEURS - -
IIET ïs bekend, dat rond 25 van de biggen sterft voor het bereiken van een lichaamsgewicht* van
25 kg. In de wintermaanden is dit percentage het grootst; gedurende de zomermaanden is de
biggensterfte geringer. Dit betekent dus, dat gemiddeld per worp van 10 biggen 2 a 3 biggen voor
de speenleeftijd sterven, hetgeen jaarlijks een gevoelig verlies betekent van honderdduizenden biggen.
Het hieruit voortvloeiende financiële verlies voor de fokker rechtvaardigt zeer zeker de moeite om
paal en perk te stellen aan de biggensterfte.
Vanzelfsprekend is het in eerste instantie noodzakelijk aandacht te besteden aan de voorzorgen ter
voorkoming van de biggensterfte.
De opfok van biggen begint niet, zoals velen van gedachte zijn, na de geboorte, doch reeds zodra de
zeug gedekt is.
DEN juiste voeding en een doelmatige verzorging van de drachtige zeugen is daarom noodzakelijk.
Het hok, waarin de biggen het levenslicht aanschouwen moet goed gestrooid en zindelijk zijn en
van te voren met een ontsmettingsmiddel uitgeboend worden. De pas geboren biggen zijn gevoelig
zowel voor kou vatten als voor besmettingen.
Voordat we overgaan op de diverse hulpmiddelen, die ter beschikking zijn om de biggensterfte te be
perken, willen wij ons even bepalen bij de voornaamste doodsoorzaken van de gestorven biggen. De
meeste biggen komen om het leven als gevolg van doodliggen door de zeug. Dit omvat ongeveer de
helft van het berekende sterftepercentage. Dit doodliggen vindt vooral plaats gedurende de eerste leven-
weken. De behoefte aan warmte is dan groot, vooral ten tijde van een koude periode. De biggen krui
pen'dan tegen, soms onder de zeug, wanneer deze gaat liggen. Tracht daar dan met hulpmiddelen de
biggen op enige afstand te houden van de zeug en zorg voor een behaaglijke temperatuur in de stal
van 15° C.
ANDER de groep achterblijvers treffen we ook
een hoog sterftepercentage aan. Het achter
blijven van de biggen kan verschillende oorzaken
hebben o.a. de stal temperatuur kan ft laag zijn,
waardoor de biggen het te koud hebben. Om ach
terblijvers zoveel mogelijk te voorkomen, is het
belangrijk de eerste levensdagen toe te zien op de
speen verdeling. Het gebeurt nogal eens, dat in
plaats van een goede een minder goede of slechte
speen aangetrokken wordt, hierop kan men de
eerste dagen enige invloed uitoefenen; na de derde
dag in de regel niet meer, omdat dan de speen-
verdeling definitief heeft plaats gevonden.
Voorts sterven voor de verkoopbare leeftijd veel
biggen ten gevolge van diarrhee. De samenstelling
en de kwaliteit van de moedermelk speelt hierbij
een belangrijke rol, hetgeen in veel gevallen ver
haald kan worden op het verstrekte voeder aan de
zeug. De bijvoedering van de biggen kunnen we
hierbij ook betrekken. Zorg voor een juiste bij
voeding en tracht ingewandstoornissen te voor
komen.
BELANGRIJKE HULPMIDDELEN
AM de biggensterfte te beperken, kunnen we ge-
bruik maken van de biggenbeschermers. Dit
zijn houten of metalen stangen, welke in de hok
ken plm. 25 cm van de vloer en plm. 25 cm van de
zijwand worden aangebracht. Zodra de zeug gaat
liggen, kunnen zonodig de biggen ontwijken.
Verder kan men gebruik maken van een zeugen-
kooi, welke van hout of metaal gemaakt kan wor-i
den. De zeug kan men in de kooi laten werpen,
wenselijk Js het, indien de kooi afgesloten is met
een deurtje wat tot de vloer doorloopt, een schot
of plank in de kooi plm. 25 cm vanaf het deurtje
en de vloer aan te brengen. Hiermede wordt voor
komen, dat de zeug met het achterstel de biggen
tijdens de geboorte dooddrukt.
Het is overigens onder alle omstandigheden wen
selijk tijdens het werpen van de zeug aanwezig te
zijn, men kan dan tijdig ingrijpen, wanneer er iets
mis dreigt te gaan. Het gebeurt immers meerdere
keren, dat biggen gewikkeld in de nageboorte ter
wereld komen. Deze biggen moeten spoedig ont
daan worden van de nageboorte, anders volgt ver
stikkingsdood.
IIET gebruik van zeugenkooien geeft een veilige
bescherming bij de biggénopfok. Vooral bij
Zeugen, die wat onhandig met de biggen omgaan
en minder vlot in hun bewegingen zijn. In de kooi
kan de zeug zich niet op zij laten vallen, maar moet
Zich eerst op de buik laten zakken voor ze zich
kan uitstrekken. De bodembreedte mag daarom
niet te ruim zijn, 7080 cm is voldoende. De lengte
van de kooi moet minstens 2 m zijn en de hoogte
1 m. Bovendien moet de onderste plank of buis aan
weerszijden verstelbaar zijn. Door bij de zeugen-
kooi een droogstraallamp te gebruiken, verwijderen
de biggen zich van de zeug. Onder de lamp hebben
de biggen een warm nest en verkleumen ze niet.
Tegenwoordig gaan meerdere fokkers over tot
het inrichten van kraamhokken. Het kraamhok is
een prototype van de zeugenkooi. Meerdere kooien
worden op één rij gezet in de stal met aan weers
zijden een biggenruimte. Op deze wijze bespaart
men in verhouding tot het plaatsen van een zeugen-
kooi in een fokhok een aanzienlijke staloppervlakte.
De afmetingen van het kraamhok zijn; lengte 2.20
—2.40 m en breedte 1.551.65 m. Aan weerszijden
van de kooi is een biggenruimte van 0.50 m, terwijl
men de kooi in breedte kan laten variëren van 0.55
tot 0.65 m. De schotten ter weerszijden van de zeug
kunnen uitneembaar en van planken of buizen ge
maakt worden. De afscheiding van de biggenruimte
kan eveneens uitneembaar en van planken gemaakt
worden; een hoogte van 0.500.60 m is voldoende.
Het kraamhok biedt belangrijke voordelen, aller
eerst is de stalinhoud geringer, waardoor de tempe
ratuur beter op peil gehouden kan worden. Voorts
kan men met één warmtelamp voor twee tomen
volstaan door de lamp boven de afscheiding biggen
ruimte te hangen.
De zeug met biggen verblijft veelal 23 weken
in het kraamhok en wordt daarna overgebracht in
een fokhok met normale afmetingen. Bij het ge
bruik van de zeugenkooi treffen we dezelfde gang
van zaken aan met dit verschil, dat de zeug en de
biggen in het hok blijven, enkel de zeugenkooi
wordt verwijderd.
Zowel bij het gebruik van zeugenkooien als
kraamhokken moet men erop berekend zijn, dat de
zeug tenminste twee keer per dag enige vrijheid
van beweging krijgt. Beweging voor de zeug is
beslist noodzakelijk, het stijf worden wordt hier
door voorkomen. Door het geregeld verwijderen
van de zeug uit de kooi voorkomt men vuile hok
ken, veelal zien we, wanneer de zeug van de biggen
komt, dat ze direct naar de uitloop gaat om te
mesten.
Belangrijk genoeg om er even bij stil te staan,
is het gebruik van geleende zeugkooien. Bedenk,
dat op deze wijze vrij eenvoudig besmettelijke var
kensziekten overgebracht worden.
WARMTEBRONNEN
DEDRIJVEN, welke op het electrisch net zijn
aangesloten, kunnen gebruik maken van
droogstraallampen, bedrijven welke hiervan ver
stoken zijn, kunnen door een verwarmingselement
aan te schaffen en aan te sluiten op de bekende
gasflessen in dit tekort voorzien. Als warmtebron
nen mogen we ook niet uit het oog verliezen een
goed isolerende vloer en een rijkelijk gestrooid hok
met kort strooisel.
De warmtelamp dient voor verwarming en het
laten verblijven van de biggen op een plek in het
hok, zodat doodliggen door de zeug vrijwel uitge
sloten is. Indien geen gebruik gemaakt wordt van
zeugenkooien of kraamhokken, moet de lamp in
een afgescheiden hoek van het hok opgehangen
worden, ongeveer 60 cm boven de vloer. De zeug
mag dus niet met de lamp in aanraking komen, ter
wijl de biggen door 'n vrije opening toegang hebben.
Nadat de biggen enkele dagen oud zijn. hangt men
de lamp iets hoger en dit herhaalt men dagelijks.
Na plm. 2 weken, mede afhankelijk van de weers
omstandigheden, neemt men de lamp geheel weg;
het beste is deze te vervangen door enkele bossen
stro, waaronder de biggen beschutting vinden. Op
deze wijze worden de biggen afgehard en ver
krijgt men biggen met meer weerstand tegen
ziekten.
Als droogstraallamp wordt veelal gebruikt een
250 W lamp in een veiligheidsarmatuur. De lamp
is dan beschermd tegen barsten als gevolg van
condensatiedruppels.
Ter voorkoming van brand moet men de uiterste
voorzichtigheid betrachten. Het snoer moet goed
zijn, opdat geen kortsluiting ontstaat. Verder moet
het onder de lamp aanwezige stro gehakseld zijn,
anders kan het stro door de biggen omhoog ge
werkt worden, waardoor* brand ontstaan kan.
Met het bekende begrip „Uitvallers betekenen
verlies" besluit ik de opgesomde mogelijkheden
om de biggensterfte zoveel mogelijk te beperken.
jr AAI TIJD is raaitijd," zeggen de boeren en
dat is misschie?i wel zo. In de N. O. P. zijn
een aantal proeven genomen met zaaitijden van
wintertarwegewassen. Wanneer we bij de verge
lijking uitgaan van een verhoudingscijfer 100 voor
de opbrengst bij de gunstigste zaaitijd van dat
ras dan is dit cijfer bij zaaien op 20 februari voor
Cappelle Desprez 90, Dippes Triump en Flamingo
92, Mado 94 en Staring 100.
D IJ precisiezaad hoort ook een precisieboer
en een precisiezaaimachine. Daar moet U
bij de keuze van het suikerbietenzaad wel reke
ning mee houden. Bovendien moet met het zaai
en langzaam worden gereden en niet te diep ge
zaaid. anders is het resultaat nog gering. Op
grond met een goede struktuur is 5 kg zaaizaad
per ha voldoende.
J-JET zogenaamde M-zaad of monogerm zaad is
1 1 bestemd voor normale zaaimachines. Om
het volle profijt van dit zaad te hebben moet ook
langzaam gezaaid worden. Vaak worden de bieten
niet gezaaid maar „er in gereden''. Op grond met
een goede struktuur kan met 57 kg zaaizaad per
hu worden volstaan.
STIKSTOF of graszaad moet vroeg worden
gestrooid, omdat gebleken is. dat aan de
hoogste opbrengst wordt gehaald. Half februari
is de beste tijd voor uitstrooien. Voor zover U
geen gebruik maakt van mengmeststoffen is
kalksalpeter de meest gunstige stikstof meststof
want deze werkt snel. Ook kali en super kunt U
bij gunstig weer reeds uitstrooien. Een vroege
bemesting is voor het gewas goed en voor de
werkverdeling beter.
DE voorwaarden van teeltkontrakten lijken
net als bij brand- en levensverzekeringspo
lissen te zijn geschreven om niet gelezen te wor
den. Van het grootste belang is echter deze kon
trakten eerst te lezen alvorens het met uw hand
tekening wordt bekrachtigd. U weet dan waar U
aan toe bent en dat kan later veel moeilijkheden
besparen.
KIEZEN is prettig maar kan moeilijk zijn. Veel
boeren kiezen echter erg gemakkelijk bij de
rassenkeuze die rassen, die met de opbrengst aan
de top staan. Bedenk, dat niet alleen de op
brengst, maar b.v. ook de stevigheid, resistentie
tegen schimmelziekten, een vroege grondbedek-
king voor onkruidrijke percelen belangrijke fak-
toren zijn. Maak dus pas na een goede overwe
ging die keuze, die voor uw bedrijf het beste is.
\7ELE dames stellen zich tegenwoordig onder
behandeling van een pedicure, omdat een
voetbehandeling het lopen iveer vergemakkelijkt.
Ook vele koeien hebben behoefte aan een derge
lijke behandeling, want slechte klauwen benade
len de produktie en veroorzaken 't dier veel pijn.
Een goede klauwverzorging geeft een dankbaar
dier met een hogere produktie waardoor de kos
ten spoedig dik betaald zijn.
De moederzeug was na een dag dood
Maar onder Vogelwaarde betekende dit geen nood
Daar werd aangepakt en niet gewacht
Met „teut" en fles werden ze alle groöt gebracht
Blank en zwart, het speelde geen rol
De kinderen waren op de diertjes dol.
Hier ziet U Han tussen zijn lievelingen
Dapper zit hij temidden der veertien kleurlingen
Door veel dierenliefde en weten van wanten
Groeien de „keutjes" nu op tot flinke
lv leest abrikanten.