Landbouwbegroting 1961 GLANZEND GEZONDE DIEREN DIEPGAANDER OVERLEG MET HET BEDRIJFSLEVEN M? Daar kwam UT aan te pas! Mengvoeder UT geeft juist dié extra con ditie, nodig voor een hoge melkproduktie en een lange levensduur. DUS: veel betere bedrijfsuitkomsten f ZATERDAG 18 FEBRUARI 1961 133 X/OLGENS de Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer betreurt de Minister van Landbouw en Visserij het, dat zijn concretisering van het garantiebeleid aanleiding heeft gegeven tot een in zekere mate gespannen situatie bij de behandeling van de landbouwbegroting in de Tweede Kamer. Hij streeft er naar door een diepgaander en een van beide zijden op het bereiken van een zo groot mogelijke mate van overeenstemming gericht overleg tussen hem en het georganiseerde bedrijfsleven, in de toekomst bij te dragen tot een meer bevredigende parlementaire behandeling der landbouw vraagstukken. HERZIENING RENTABILITEITS- BEREKENING. VEN aanzien van 's ministers toezegging in de Tweede Kamer na te zullen gaan of do bedrijfsresultaten wel beantwoorden aan de ver wachte uitkomsten is in overleg met het Land bouwschap overeengekomen, dat aan het Land- bouw-Economisch Instituut de opdracht zal wor den verstrekt omstreeks 1 mei 1961 een herziene rentabiliteitsberekening over te leggen. Hierin zal rekening worden gehouden met de technische relaties (arbeidsverbruik, voederverbruik, mest- stoffenverbruik, opbrengsten per ha per dier enz.) die zijn gehanteerd bij de samenstelling van de ren tabiliteitsberekening in het laatste L. E. I.-rapport. [N de herziene berekening zullen de kosten zijn herzien op basis van de wijzigingen, die zich inmiddels hebben voltrokken in de prijzen der verschillende produktiefactoren en voorts de op brengsten zijn herzien op basis van een nieuwe raming van het vermoedelijke opbrengstpeil. Deze raming zal voor de veehouderij betrekking heb ben op hel jaar 1 november 19601 november 1961 en voor de akkerbouw op de oogst 1961. Op basis van de herziene rentabiliteitsberekeningen voor de gemeengde zandbedrijven zal vervolgens in mei 1961 het overleg met het Landbouwschap plaats hebben. Het vraagstuk van de kostpri>- verschillen van melk tussen de verschillende pro- duktiegebieden heeft x-eeds de volle aandacht van het Landbouw-Economisch Instituut. WET VERVREEMDING VAN LANDBOUWGRONDEN |\E Wet op de vervreemding van landbouw- gronden, die o.m. de prijsbeheersing van landbouwgronden regelt, is in haar werkingsduur beperkt tot 1 januari'1963. De Regering Wenst zich haar oordeel over de vraag van het al of niet ver lengen van de Wet voor te behouden tot na de ont vangst van de adviezen, die zij aan de Sociaal- Economische Raad gevraagd heeft over de alge mene sociale en economische aspecten en aan het Landbouwschap over de specifiek agrarische aspec ten van de in de Wet behandelde materie. NOTA OVER HET LANDBOUWONDERWIJS AANGEKONDIGD IIE minister stelt zich voor in een nota over het landbouwonderwijs zijn beleid ten aanzien van de hogere en middelbare landbouwscholen, zowel wat betreft de onderscheidene leerplannen, als de onderlinge verhouding tussen de beide schooltypen, uitvoerig aandacht te schenken. Even eens zullen de vraagstukken, verband houdende met de aard, de hoeveelheid, de spreiding en het beheer der land- en tuinbouwscholen, alsmede de ter zake bestaande plannen, in de nota worden behandeld, evenals een aangekondigde herziening in het beleid inzake het cursuswezen. Inzake de beroepsvorming van toekomstige land arbeiders meent de minister, dat voor deze cate- gorie van agrariërs de opleiding aan de lagere landbouwschool, nader afgerond door speciale ver volgcursussen of t.z.t. door een opleiding in het leerlingenstelsel in de landbouw 't meest passend is. GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID IN DE E. E. G. UEt optreden van ongunstige verschijnselen in de ontwikkeling van de Europese Economi sche Gemeenschap geldt, naar de mening van de Minister, ook voor Nederland. Hij heeft daarbij vooral het oog op het ver schijnsel, dat de ontwikkeling van de landbouw in nationaal kader te zeer blijft losgekoppeld van de ontwikkeling op de internationale markt in het algemeen en van de noodzakelijke evolutie, welke toch in E. E. G.-verband moet plaatsvinden,, in het •bijzonder. In een aantal gevallen wordt achter hoge beschermende muren uitbi-eiding van de pi'o- duktie bevorderd, die gezien de situatie op de wereldmarkt economisch niet als verantwoord kan worden beschouwd. Het is mede om deze reden, dat de Minister ernstige gevaren verbonden acht aan een ontwikkeling binnen de E. E. G., waarbij met name voor granen gestreefd zou wor den naar een hoog prijspeil. Het beleid in de toekomst moet gericht zijn op een evenwichtiger ontwikkeling in de E. E. G. De Nederlandse i*egering acht het noodzakelijk, dat het integratieproces in de landbouw gekoppeld blijft aan de ontwikkeling in de andere sectoren. Het op gang komen van de ontwikkeling naar een gemeenschappelijke landbouwpolitiek heeft niets van zijn urgentie verloren. Het beleid moet vooral gericht zijn op de verwezenlijking van een min of meer automatische afbraak van bepaalde beschermende maatregelen. HET VERSNELLINGSBESLUIT VAN MINISTERS DER E. E. G. IN een toelichting op de beslissingen van de Raad van ministers der E. E G. en met name op de resolutie inzake de heffingen, merkt de Minister op, dat in de resolutie duidelijk is vastgelegd, dat het heffingenstelsel zodanig dient te worden toegepast, dat de Lid staten op de gemeenschappelijke markt de bij het Verdrag beoogde voordelen genieten. Hoewel er in de resolutie in het algemeen van wordt uitge gaan, dat de opbrengst der heffingen in het intra- verkeer ten bate komt van het invoerende land, is in de notulen vastgelged. dat, ingeval in het exporterende land een systeem van directe sub sidies wordt toegepast om het verschil tussen de gemiddelde opbrengstprijs en de garantieprijs te dekken, het gerechtvaardigd is van dit beginsel af te wijken. Ten aanzien van de opbrengst van de heffingen ten opzichte van derde landen zij vermeld, dat deze eveneens aan het invoerende land ten goede komt, evenwel onder voorbehoud van een geleidelijke bestemming voor de finan ciering van gemeenschappelijke acties, welke nood zakelijk worden gemaakt door de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en waartoe door de Raad op voorstel van de Com missie met eenparigheid van stemmen wordt be sloten. ZAKELIJK VAN BETEKENIS. JlE Minister meent tenslotte, dat de resultaten zakelijk van betekenis voor ons land zijn. VOLDOENDE PERSPECTIEF VOOR DE NEDERLANDSE LANDBOUW Memorie van Antwoord Landbouwbegroting 1961 HE agrarische bedrijfstak biedt naar de mening van Minister Marijnen, met name in de ontwikkeling van de E.E. G., die een belangrijke ontwikkeling zal kunnen brengen in de structurele afzetsituatie voor de Nederlandse land- en tuinbouw, voldoende perspectief. Het is echter zaak, zo voegt de bewindsman daar aan toe, dat in het licht van deze toekomst-verwachting met alle kracht wordt gewerkt" aan de versterking van de concurrentiekracht van de Neder landse landbouw. Een dynamisch beleid ook van de indivi duele ondernemers blijft noodzakelijk om aan de moeilijkheden het hoofd te blijven bieden. Overigens is dit een aantrekkelijk perspectief, omdat nieuwe ontwikkelingen ook nieuwe mogelijkheden openen. Het beleid van de Regering is er steeds op gericht om ook in internationaal verband belemmeringen te voorkomen dan wel te doen opheffen. VOOR DE TOEKOMST JJE voor de toekomst wenselijke ontwikke ling, ziet de Minister van Landbouw en Visserij in grote lijnen als volgt: Verdere verbetering van de uitrusting van de land bouwbedrijven. Sterke mechanisatie en ratio nalisatie van de produktie. Aanpassing van de bedrijfsstructuur, zowel wat arbeidsbe- zetting als produktieplan betreft, aan de produktie. Krachtig streven naar een meer efficiënte opzet en inrichting van de agrari sche industrie en versterking van onze marktpositie in binnen- en buitenland. Be zinning op de leefbaarheid van het platteland en daaruit voortvloeiend de noodzaak tot het bevorderen van een juiste ontwikkeling. De Minister acht dit de kernpunten van het agrarisch beleid. Desgevraagd antwoordt de minister de Eerste Kamer, dat een zeer voor lopige globale schatting van de mogelijke investering in de land- en tuinbouw aan grond, gebouwen en outillage een bedrag van rond 300 miljoen voor de komende vijf jaar tot uitkomst heeft. Dit oordeel is gegrond op de overweging, dat naast het feit, dat de ontwikkeling van het gemeen schappelijk landbouwbeleid een centrale plaats zal innemen in de toekomstige besprekingen, enig voordeel op handelspolitiek terrein is vex'kregen: de extra tariefverlaging en de contingentenverrui ming van de niet-geliberaliseerde landbouwpro- dukten. Het versnellingsbesluit op zichzelf heeft geen rechtstreekse gevolgen op het gebied van de onderlinge aanpassing van de prijzen. Het geeft geen aanleiding tot herziening van de geldende garantieprijzen. In de aanvaarde grondbegin selen van het gemeenschappelijk landbouwbe leid is tevens de verplichting opgenomen, dat de in nationaal verband nieuw te treffen maat regelen van dien aard diehen te zijn, dat zij de ontwikkeling naar een gemeenschappelijk prijs niveau vergemakkelijken. Hiermede is de ver plichting dat nader te treffen nationale maat regelen op prijsgebied niet meer zullen mogen leiden tot een verder uiteenlopen van de prijzen binnen de E. E. G., een feit geworden. U.TWIJNSTRA'S OllEFABRfÈKEN

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1961 | | pagina 5