RASSENKEUZE SUIKERBIETEN De teelt van suikerbieten met zo weinig mogelijk handenarbeid (2) DIAMANT haver 97 Klein Wanzlebener E 547.2 16.0 102.6 562.4 16.1 95.4 602.2 16.1 102.2 2 3 Polybeta 523.3 16.6 102.1 543-3 16 5 94.9 571.9 16.8 102.1 2 2 Hilleshog stand Polyploid505-6 16.5 98.0 534.9 16.5 93.5 550.5 16.6 96.9 1 Hilleshog R. Polyploid 518.7 16.4 99.9 546.6 16.2 93.4 563.4 16.5 98.4 3 4 Maribo Polyploid 507.5 17.0 101.6 528.7 16-8 94-4 542.0 16.8 96.8 6 4 Zwaanesse III 548.7 15.8 101.5 577.7 15.9 96.5 596.7 15.9 99.7 2 2 Triravc 558.7 15.7 102.6 589.8 16.0 99.3 613.3 16.3 105.6 2 2 faktoren zoals rooibaarheid, geschiktheid voor machinaal rooien, ZATERDAG 4 FEBRUARI 1961 Door de slechte weersomstandigheden tijdens de sulkerbietenoogst was liet niet mogelijk de gegevens van de proefvelden in het zuidwestelijk kleigebied te publiceren. Deze volgen nu bijgaand. RED. OPBRENGST SUIKERBIETEN RASSENPROEFVELDEN 1956—1960 le Rooidatum 2e rooidatum 3e rooidatum Percentage schieters RASSEN Wortel Suiker Financ. Wortel Suiker Financ. Wortel Suiker Financ. 1960 1956/] opbrengst opbrengst opbrengst opbrengst opbrengst opbrengst 1960 kg/are kg/ha kg/ha DE cijfers in de opbrengsttabel hebben uitsluitend betrekking op proefresultaten van proeven op de Zeeuwse eilanden. Ieder ras werd op elk proefveld in 9-voud gezaaid, zodat bij de toegepaste 3 rooidata elke waarneming in 3-voud plaats vond. De drie rooidata lager» aan het begin, in het midden en aan het eind van de bietencampagne. Per rooitijd geeft de tabel drie reeksen cijfers: le de gemiddelde bietenopbrengst, 2e het gemiddelde suikergehalte en 3e de financiële opbrengst in een verhoudingsgetal weergegeven. Deze financiële opbrengst werd berekend aan de hand van de in 1960 geldende bietenprijs. voor de eerste levering vermeerderd met de hiervoor geldende toeslag en eventueel verminderd of vermeerderd mot een aftrek of toeslag bij een lager resp. hoger suikergehalte dan 16 Do door raseigen schap veroorzaakte extra arbeid, door meer tarra of moeilijker rooibaarheid. bleef buiten deze berekening. Uit de opbrengstcijfers komt naar voren dat Klein Wanzlebener E. Polybeta als een diploide biet met een hoge opbrengst aan bieten doch lag^j- suiker-. en Trirave de hoogste financiële opbrengst bereiken. Hierbij valt het op dat gehalte u- m Q)1 ,,.QC lin h Maribo polyploid rijpte in 1960 later dan normaal en gaf wat meer schieters, deze hogere opbrengst reeds bij de vroege leveringen aanwezig was en zich ongewijzigd voortzette tot op het eind van de kampagne. De verschillen in opbrengst zijn echter zodanig dat andere HiUeshög S polyploid, Hilleshog R polyploid, Maribo polyploid en Zwaanesse vroege grondbedekking, resistentie tegen schieters, enz. een III geven heel goede opbrengsten. Zwaanesse onderscheidt zich in deze groep grotere gaan spelen en tenslotte de doorslag zullen geven. In aansluiting van ons artikel over dit onderwerp in het nummer van zaterdag 7 januari j.l. laten wij hier nog enkele gegevens volgen uit de inleiding van ir. Van der Beek van de R. L. V. D. (Adv.) REGELMAAT BIJ bepalingen verricht bij dit onderzoek om trent de invloed van de onregelmatige ver deling van de planten in de rij, bleek dat een variatie in de onderlinge afstand tussen de planten van 16—40 cm uit het oogpunt van opbrengst te accepteren is. Bij een onderlinge afstand van min der dan 16 cm groeien de planten tegen elkaar. Dit beïnvloedt de opbrengst evenwel niet nadelig. Bij uitsluitend machinaal dunnen is hieraan niet te ontkomen. Een tussenruimte van meer dan 40 cm beïnvloedt de opbrengst wel ongunstig. Het is dus van belang binnen deze afstand te blijven. BIJ ver machinaal terugdunnen met de bedoe ling na te dunnen met een lange hak, is het uit een oogpunt van regelmaat gewenst, ook bij een goede regelmatige stand niet verder machinaal terug te dunnen dan 1314 bieten bevattende duimen. Bij het nadunnen met de lange hak neemt namelijk het aantal ongewenste tussenruimten (740 cm) toe. RENTABILITEIT Gebleken is dat ver machinaal uitdunnen qua rentabiliteit gunstig afsteekt tegenover de meer arbeidsintensieve methoden. Enkele bewerkingen met de dunmachine waarbij niet verder wordt teruggedund dan ±21% b.b.d. (168.000 planten per ha bij rijafstand van 50 cm) Is uit het* oogpunt van de rentabiliteit minder gun stig dan ver machinaal terugdunnen. Dit is ge bleken uit de berekeningen die van de proeven zijn gedaan. Bij deze berekeningen zijn de kosten van de precisie-zaaimachine en bietendunner inge calculeerd. DISCUSSIE Bij de discussie stond de vraag of met een nor male zaaimachine eveneens een zeer goede regel matige verdeling van de planten in de rij kan wor den verkregen, op de voorgrond. Naar het oordeel van de inleider kan in vele gevallen met de normale zaaimachine betere resultaten worden verkregen o.a. le door niet te snel te rijden (niet sneller dan 34 km/uur) 2e een goede afstelling van de machine. Een zelfde regelmaat als met de precisie zaai machine is evenwel niet te bereiken. Het uitgaan van kleinere zaaizaadhoeveelheden werd bezwaarlijk geacht in verband met de on- kruidbestrijding bij het machinaal dunnen. Ecu begin sta nd van 3035 bieten bevattende duimen wordt voor machinale bewerking wenselijk geacht. Bij gronden met een goede structuur is een zaaizaad hoeveelheid van 5 kg precisiezaad per ha voldoende terwijl bij gronden met een minder goede structuur 67 kg precisiezaad per ha zullen nodig hebben. CONCLUSIES Uit de resultaten van de genomen proeven kun nen de volgende voorlopige conclusies getrokken worden 1. Aanzienlijk verder doorgevoerde mechanisatie van de bietencultuur lijkt mogelijk. 2. Regelmatige opkomst en regelmatige stand in het voorjaar van het gewas is uitermate be langrijk. 3. De toegepaste wijze van dunning is in verband met de onkruidbestrijding en de mogelijkheid tot spreiding van de werkzaamheden zeer belangrijk. 4. Het machinaal rooien van de op de omschreven methode gedunde bieten is goed mogelijk. Aan de machines zullen onder meer met name aan geeft op kleigronden goede tot zeer goede zaad- en stro-opbreng sten, ook onder wat minder gun stige omstandigheden CENTRAAL BUREAU ntifi- - OosTmiriij.^oTTpOAil het kópapparaat hogere eisen moeten worden gesteld. 5. Uit de resultaten der proeven blijkt dat het tweede gedeelte van het gesplitste object de beste resultaten heeft gegeven. In het hierbij gevoegde staatje onderaan wordt kortheidshalve nog een overzicht van de toegepaste bewerking gen gegeven. Heeft men geen regelmatige opkomst, dan is op* passen geboden en kan men te gauw uitgedund zijn. Indien de regelmaat van het perceel dit echter toelaat moet aanzienlijk verder doorgevoerde mechanisatie van de bietencultuur mogelijk zijn. Niet gestreefd zal moeten worden naar uitsluitend machinaal dunnen maar naar een ver doorgevoerd machinaal dunnen gevolgd door het met de hand nadunnen met de hak. a Datum Bewerking Uitvoeren Aantal Wegge- Nieuwe t. it. m. u, /an dunnen slagen slagen stand in twee ha ha per meter b.b.d. b.b.d. lingen 12-4 dunnen 6 3.4 30.8 26 1.50 3.40 22-4 dunnen -f- wieden 6 6.7 24.1 23 11.55 3.50 11-6 dunnen 7—8 4 20.1 21 1.45 3.30 18-6 dunnen -f wieden L 2.7 7—8 8.5 11.6 21 2.30 5.— 30-6 wieden 1.30 3.— 31-6 gewied en nage- dund met lange 37.— hak 9.30 56 L t. u. m. u.: pen of pennen dwars op rijrichting, pen in rijrichting, mesjes (2.7 mm snijvlak), trekkeruren, minuten, manuren, minuten. De grootte van de bieten bewerkingen was als volgt: bij de verschillends 12 april klein 2 bladstadium 22 april klein 4 bladstadium 3 mei groot 4 bladstadium Beginstand 34: 3% b.b.d., waarvan 26% twee-11 mei 6—8 bladstadium 8 a 10 cm grootte lingen. 18 mei 612 bladstadium 10 a 15 cm grootte. Eindstand: 67.000 planten p/ha.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1961 | | pagina 5