„WAGENINGEN" en de
De betekenis van de
PLANTENVEREDELING z
R
Zaaizaad- en pootgoedvoorziening
I.V.R.O.
N. A. K.
R.P. v. Z/
PD.
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
Zeeuwse Landbouw Maatschappij
Hoofdredacteur: Mr. J. F. G. Schlingemann.
Redactie en
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
Ir. H. V. F. M. VAN HAPERT,
Centraal Orgaan, Wageningen
Bij de zaaizaad- cn pootgoedvoorziening van landbouwgewas
sen zijn een aantal diensten en instellingen betrokken, welke in
fVVageningen zijn gevestigd.
In het kort zijn de taken welke deze daarbij vervullen als volgt
samen te vatten.
l.v.P. en S. V.P.
IN tegenstelling tot in andere Europese landen, is in Nederland het kweken
van landbouwgewassen in handen van particuliere en coöperatieve
kweekbedrijven.
Deze kweekbedrijven kunnen echter bij hun eigen veredelingsonderzoek
gebruik maken van de resultaten en ervaringen van het Instituut voor Plan
tenveredeling (I. v. P.) en de Stichting voor Plantenveredeling (S. V. P.).
Beide overheidsinstellingen werken ten nauwste met elkaar samen.
Naast het onderwijs in de plantenveredeling aan de studenten aan de Land
bouwhogeschool, wijdt het I. v. P. zijn aandacht in het bijzonder aan het
onderzoek van de fundamentele problemen, die verband houden met de plan
tenveredeling.
De S. V. P. stelt zich ten doel om het kweken van nieuwe rassen van land
bouwgewassen te bevorderen.
Derhalve houdt deze Stichting zich bezig met de bestudering van ver-
edelingsvraagstukken, die rechtstreeks op de praktijk zijn gericht, door o.m.
het verstrekken van geniteurs en ander uitgangsmateriaal. Voorts geeft de
S. V. P. voorlichting omtrent de moderne veredelingsmethoden en aanver
wante hulpverleningen aan de Nederlandse kweekbedrijven.
Daarnaast bewerkt de S. V. P. zelf een aantal gewassen, die voor de parti
culiere kweker momenteel weinig aantrekkelijk zijn.
ALVORENS een nieuw gekweekt ras door de Raad voor het Kwekersrecht
te 's-Gravenhage wordt ingeschreven in het Centraal Rassenregister
op grond waarvan de kweker krachtens het Kwekersbesluit 1941 kwekers
recht wordt verleend gaat daaraan een serieus onderzoek door het Insti
tuut voor Rassenonderzoek van Landbouwgewassen (I. V. R. O.) vooraf.
In dit verband heeft het I. V. R. O. als voornaamste een tweeledige taak:
1. Het onderzoek, in opdracht van de Raad voor het Kwekersrecht, naar de
zelfstandigheid van deze ter registratie aangemelde kweekprodukten van
landbouwgewassen.
Door onderzoek in het laboratorium en op het proefveld kunnen deze
karakteristieke eigenschappen worden getoetst en vastgesteld.
2. Het onderzoek, in opdracht van de Rijkscommissie voor de Samenstelling
van de Rassenlijst voor Landbouwgewassen, naar de cultuurwaarde van
deze rassen, ten behoeve van de plaatsing op, respectievelijk afvoering
van de Beschrijvende Rassenlijst van Landbouwgewassen.
Dit onderzoek naar de cultuurwaarde vindt plaats d.m.v. oriënterings- en
observatieproefvelden, zowel in Wageningen als in den lande.
Daarnaast wordt ook aan de praktijk gevraagd om hun oordeel over deze
bepaalde rassen te geven.
Ter besparing van tijd en de daaraan verbonden kosten, vinden zowel het
onderzoek naar de zelfstandigheid als dat naar de cultuurwaarde tege
lijkertijd plaats.
IJE keuring van landbouwgewassen is opgedragen aan de van overheids-
wege aangewezen Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor Land-
bouwzaden en Aardappelpootgoed (N. A. K.)
De uitvoering van deze taak geschiedt gedecentraliseerd door de 13 Ge
westelijke Keuringsdiensten.
Behoudens enkele uitzonderingen, mag alleen zaaizaad en pootgoed in het
verkeer worden gebracht, dat door de N. A. K. is geplombeerd en gecertifi
ceerd. Dit betekent dat in Nederland het principe van een zogenaamde „ge
sloten" zaaizaad- en pootgoedvoorziening wordt toegepast.
IYE N. A. K. bepaalt de algemene maatregelen betreffende de eisen, waar-
V aan het te keuren teeltmateriaal moet voldoen om voor goedkeuring in
aanmerking te komen. De keuringen geschieden volgens een keuringsregle
ment.
De door de N. A. K. als zijn orgaan aangewezen Gewestelijke Keurings
diensten, die in vele opzichten autonoom zijn, zijn bevoegd om daarnaast aan
vullende regelen vast te stellen.
Een ieder, die op enerlei wijze bij de zaaizaad- en pootgoedvoorziening
is betrokken en gebruik wil maken van de diensten van de N. A. K., moet
bij de N. A. K. zijn aangesloten.
Naast het geven van algemene regelen, heeft de N. A. K. tot taak het toe
zicht op de keuringen. Als gevolg hiervan bestaat er een nauw contact tus
sen de centrale N. A. K. te Wageningen en de Gewestelijke Keuringsdiensten.
De Gewestelijke Keuringsdiensten verrichten de veldkeuring, partijkeuring,
het monsteronderzoek en de plombering.
ALS algemene maatregel kan men stellen dat wat de wijze van keuring
betreft, er te velde en op partij wordt gekeurd en dat er, met inacht
neming van de resultaten van het door het laboratorium verrichte onderzoek,
wordt beslist of het teeltmateriaal aan de gestelde eisen voldoet en geschikt
is om als zodanig tot het verkeer te worden toegelaten. Is dit het geval, dan
wordt het betreffende teeltmateriaal voorzien van de voorgeschreven certi
ficaten, labels en plombes van de N. A. K.
Afhankelijk van de aard van de gewassen, liggen daarvoor de wijze van
en de normen voor de keuring uiteraard verschillend.
Het werk van de N. A. K. wordt gedragen door de daarbij aangeslotenen.
Zonder de volle medewerking van producenten, handelaren, kwekers en ge
bruikers van zaaizaad en pootgoed, valt een doeltreffende keuring nu een
maal niet te verwezenlijken.
UET laboratoriumonderzoek, zowel van landbouw- als tuinbouwzaden,
wordt reeds sinds 1907 uitgevoerd onder leiding van het Rijksproef
station voor Zaadcontrole (R. P. v. Z.).
Bij de controle op het zaaizaadverkeer vormt dit onderzoek, uitgevöerd door
het R. P. v. Z., dus een belangrijke schakel.
Aan de hand van uitgebreide onderzoekingen bepaalt het R. P. v. Z. de
veldwaarde van het zaad, d.w.z. de prestaties van het zaaizaad bij uitzaai in
het vrije veld, en legt deze veldwaarde vast in waarderingscijfers betref
fende kiemkracht, zuiverheid (vermenging en onkruiden) en gezondheid.
Vervolgens worden de zaaizaadmonsters nog onderzocht op vochtgehalte en
rasechtheid.
Door de inschakeling van de laboratoria van de Gewestelijke Keurings
diensten is het massa-onderzoek van de zaaizaadmonsters gedecentraliseerd,
maar dit blijft echter steeds onder de supervisie staan van het R. P. v. Z.
De monsters van alle exportpartijen worden steeds door het R. P. v. Z.
zelf onderzocht, dat, ten bewijze daarvan een internationaal analyse-attest
oranje-certificaat) afgeeft.
OP grond van de stamselectie, de veldkeuring, de rooidatum en de na-
controle worden goedgekeurde pootaardappelen geclassificeerd en voor
zien van een N. A. K.-plombe.
De partijen pootgoed, die voor export zijn bestemd, worden bij verlading
bovendien nog door de Plantenziektenkundige Dienst (P. D.) gecontroleerd
of ze voldoen aan de phytosanitaire eisen en andere voorschriften, gesteld
door het land van bestemming.
De gezondheidsverklaring, die de P. D. na deze inspectie afgeeft, geeft
dan hieromtrent de nodige waarborgen.
Prof. Dr. Ir. J. C. DORST,
Hoogleraar
in de Plantenveredeling
IIET is bijna 40 jaar geleden, dat ik in een eenvoudig opgezette proef naast elkaar verbouwde de
11 Wilhelminatarwe en een nieuw ras, de WxEP (later gedoopt Juliana). De opbrengst van deze
rassen was op dit proefveld praktisch gelijk en ik was geneigd aan dat nieuwe ras verder geen aan
dacht te schenken. De boer dacht er echter anders over. Zijn oordeel was als volgt
Dat nieuwe ras kan een baaltje stikstof meer verdragen en dan komt het in opbrengst boven de
Wilhelminatarwe. En met deze uitspraak had de proefnemer mij een lesje gegeven in rassenverge-
lijking. Het gaat er niet alleen om of onder gelijke omstandigheden het ene ras iets meer levert dan
het andere, maar tevens of een nieuw ras ook beier is wanneer men de cultuurmaatregelen zodanig
kiest dat het nieuwe ras zo goed mogelijk tot zijn recht komt. De bemesting speelt daarbij een be
langrijke rol. De hoge opbrengsten van onze tegenwoordige vlasrassen zijn voor een belangrijk deel
toe te schrijven aan het feit, dat ze door hun stevigheid veel meer stikstof met voordeel kunnen
verwerken dan de oude rassen die slap van stengel waren.
TEN ander voorbeeld, dat een vergelijking
onder gelijke omstandigheden niet altijd de
waarde van de rassen precies aan het licht
brengt, is het volgende. Veronderstel dat men 2
suikerbietenrassen A en B met elkaar vergelijkt
op een proefveld, dat half april wordt gezaaid,
en dat de opbrengsten aan bieten en aan suiker
ongeveer gelijk liggen, doch ras A is zeer gevoe
lig voor het vormen van schieters, terwijl ras B
zeer weinig neiging tot schietervorming bezit. Ras
B zal dan de mogelijkheid bieden om zeer vroeg
te zaaien en daardoor ras A aanmerkelijk kun
nen overtreffen in opbrengst, zodra de praktijk
de schieterresistentie van ras B weet te benutten.
waarin opgenomen „De Boerenjeugd"
(Verschijnt wekelijks)
Officieel Orgaan van de
Advertenties J. F. Blanksma.
Grote Markt 28, Goes.
Tel. 01100—5010 en 5012
Administratie
en Advertenties: Uitgeversmaatschappij N.V.
v/h Fa. P. J. van de Sande
Tel. 011502073, Terneuzen.
1WEN heeft wel eens berekend dat dank zij de
veredeling de granen en peulvruchten per
jaar met Va °/o in opbrengst zijn gestegen. Dit
percentage lijkt niet hoog maar over een reeks
van jaren en over een grote oppervlakte is deze
stijging zeer belangrijk. En het wil mij voorko
men dat men met dit cijfer de waarde te laag
taxeert omdat men buiten beschouwing laat de
nieuwe mogelijkheden, welke vaak worden gebo
den. En dit geldt niet alleen voor cultuurmaat
regelen, doch voor tal van andere punten. Een
sprekend voorbeeld levert het aardappelras
Bintje, dat aanvankelijk in Nederland geen waar
dering kon vinden, doch dat door zijn mooie knol-
vorm en goede kwaliteit de gangmaker is geweest
voor onze belangrijke pootaardappelexport.
GEWOONLIJK wordt bij beschouwingen over
de betekenis van de plantenveredeling een
zijdig de aandacht gevestigd op produktieverho-
ging en hoewei in mindere mate op kwaliteitsver
betering.
Hoewel opbrengst en kwaliteit zeer belangrijke
faktoren zijn, wordt de waarde van een ras ook
nog bepaald door tal van andere elementen. Hier
bij kan o.a. worden gedacht aan rijptijd, gemak
kelijk te telen en te oogsten, terwijl resistenties
tegen ongunstige invloeden (koude, droogte, pa
rasieten, enz.) de risico's van de teelt? aanmer
kelijk kunnen verkleinen. Vooral in tijden, dat
arbeidskracht schaars en duur is, wordt de be
drijfszekerheid van grote betekenis. Nieuwe teelt
en oogstmethoden, nieuwe eisen van consument,
industrie of export nieuwe ziekten, zijn oorzaak
dat een rationele landbouw slechts mogelijk is,
indien het rassensortiment voortdurend in een
snel tempo wordt aangepast aan gewijzigde om
standigheden.
HIERDOOR krijgt de plantenveredeling een
dynamisch karakter. Zij dient gelijke tred te
houden met de ontwikkeling van de landbouw
in het algemeen, zowel in technisch als econo
misch opzicht. De plantenveredeling zal zelfs
door geschikte rassen een bepaalde ontwikkeling
kunnen bevorderen. En hiervoor is nodig dat ze
in nauw contact staat met de praktijk.