Het platteland en de nota Ruimtelijke Ordening
Ruilverkavelingactiviteiten in Zeeland
WETENSWAARDIGHEDEN
De Zeeuwse bevolkings
cijfers over 1960
Een verontrustend beeld
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
UNIGE tijd geleden is door de minister van Volkshuisvesting en Bouw-
nijverheid aan de Tweede Kamer der Staten Generaal een nota aan
geboden over de ruimtelijke ordening in Nederland. In deze nota worden
belangrijke gegevens genoemd, zowel over de aspecten van de groei van
steden, met name van de Randstad Holland, als over de huidige platte
landsontwikkeling. Tevens worden in deze nota de hoofdlijnen voor de
gewenste ruimtelijke ordening, ook van de plattelandsgebieden, naar voren
gebracht.
Nu de ontwikkeling in onze provincie in grote gebieden duidelijke symp
tomen van een ontvolkingsproces laat zien en dit ertoe geleid heeft dat
het bestuur van de Z. L. M. aan het Provinciaal Bestuur in een nota, die
U elders in dit nummer vindt afgedrukt, verzocht heeft in haar beleid
ruime aandacht te schenken aan deze plattelandsontwikkeling, willen wij
graag de belangrijkste punten nader beschouwen.
De gegevens uit deze nota over de ruimtelijke ordening wijzen wat betreft de oorzaken van de huidige
ontwikkeling in de zelfde richting als de nota van de Z. L. M. Er wordt ook hier gewezen op structurele
veranderingen in de landbouw, de snelle ontwikkeling van'de industrie en tenslotte de toenemende
wens naar verbetering der levensomstandigheden op economisch, sociaal en cultureel gebied.
UNIGE gegevens die duidelijk de landelijke ontwikkeling tonen willen we noemen. In de periode
19471955 nam het aantal werkers in de landbouw af met een 100.000 personen. Dat tot nu toe
onze provincie belangrijke invloeden van deze wijzigingen heeft ondergaan tonen de cijfers over de
bevolkingsontwikkeling die in de Z. L. M. nota worden genoemd. De prognose voor de ontwikkeling tot
1980 is, dat we weer een afneming van 100.00 beroepspersonen uit de landbouw moeten verwachten.
Hoewel deze afneming in belangrijke mate de categorieën bedrijfshoofden en meewerkende zoons zal
betreffen en de veranderingen op dit gebied langzamer zullen verlopen, mogen we zeggen dat de
huidige ontwikkeling, ook in Zeeland, zich naar alle waarschijnlijkheid door zal zetten. Uit de laatste
industrialisatienota blijkt duidelijk de geweldige industriële ontwikkeling die we doormaken. In de
periode 19501957 is er een toeneming van het aantal werkers in deze sector te constateren van 12,1
Behalve door het vertrekoverschot van onze provincie, wordt de invloed hiervan ook duidelijk als we
letten op de toeneming van de pendel. Deze pendel heeft voor het platteland nog het betrekkelijke
voordeel dat deze pendelaars, althans voorlopig nog in onze dorpen blijven wonen.
UET meest belangwekkende in de nota ruimtelijke ordening is het hoofdstuk over de hoofdlijnen
1 voor de gewenste ruimtelijke ordening voor zover het de plattelandsgebieden betreft. Men stelt
hierbij dat het gecompliceerd proces van ontvolking, voorkeur voor grotere plaatsen bij vestiging alsook
bij het doen van inkopen, ontspanning enz., met de verbetering van de verkeersmogelijkheden uitmondt
in een sterk functieverlies van tal van agrarische kernen. In het bijzonder treft dit proces thans de
kernen met minder dan 500 inwoners en het lijkt waarschijnlijk dat in de loop van de tijd deze mini-
mumomvang nog hoger zal komen te liggen, aldus deze nota.
MEN acht in de toekomst ontwikkeling van een wijder net van grotere kernen gewenst waarbij men
voor deze ontwikkeling in de eerste plaats denkt aan „een vrij groot aantal levenskrachtige
dorpen". In een dergelijke plattelandskern zal de verzorgende functie gecentraliseerd moeten worden.
Behalve aan de middenstand zal een kern plaats moeten bieden aan arts, veearts, de kerken, scholen,
kruisgebouw, dorpshuis enz. De verschillende overheden, aldus deze nota ruimtelijke ordening, zullen
door woningtoewijzing en subsidiëringspolitiek enz. deze ontwikkeling van kernen dienen te bevorderen.
Boven dit stelsel van levenskrachtige dorpen wil men dan een stelsel van streekcentra. In een streek-
centrum zal een uitgebreide outillage op het gebied van diensten en verzorgende instellingen aanwezig
moeten zijn, berekend op het bedienen van een
hele streek.
Deze hiërarchie van bewoningskernen streek
centra en plattelandskernen wordt dus in deze
nota ruimtelijke ordening als de wenselijke hoofd
lijn voor de toekomstige ruimtelijke indeling van
het platteland aangemerkt. Hoewel nadere criteria
voor de streekcentra in deze nota niet worden ge
noemd kunnen we in onze provincie hier waar
schijnlijk de steden wel ondervatten. Het belang
van deze streekcentra voor het platteland wordt
in de Z. L. M.-nota uitdrukkelijk onderstreept en
verdere uitbouw en verbetering van het voorzie
ningenniveau een dringende eis genoemd.
DEHALVE de vermelding in de nota ruimtelijke
ordening dat voor ontwikkeling tot plattelands
kernen in aanmerking dienen te komen „de levens
krachtige dorpen", ontbreken verdere bepalingen
hoe men dit in de praktijk in bestaande landschap
pen zou willen realiseren. Tegen aanwijzing van
dergelijke kernen worden in de Z. L. M.-nota be
langrijke bezwaren naar voren gebracht. Aange
zien deze elders in het blad vermeld zijn is her
haling hier niet nodig.
Uitgaande van de overtuiging dat concentratie
in de ruimtelijke opbouw van het platteland nood
zakelijk en wenselijk is, meent het bestuur der
Z. L. M. hiervoor meer waarde te moeten toeken
nen aan spreiding van de aan de kernen toege
dachte voorzieningen over meerdere dorpen. Het
tot stand komen van „goede voorzieningen voor
het platteland" zal dan evenals bij kernen moge
lijk zijn, terwijl meerdere dorpen een redelijk eco
nomisch en sociaal klimaat kan worden geboden.
Opmerkelijk is dat deze mogelijkheid, die ons in
ziens meer aansluit bij de structuur in bestaande
gebieden in de nota ruimtelijke ordening onge
noemd blijft.
Centraal bij verwezenlijking: van dergelijke plan
nen die voor verbetering van het voorzieningen
niveau ten plattelande noodzakelijk zijn, moeten
staan de meningen en wensen van de plattelands
bewoners zelf. Door besprekingen in organisaties
en verenigingen en tussen alle groeperingen der
bevolking onderling van de huidige problemen, zal
de samenwerking die, zowel voor de tot stand ko
ming van goede materiële voorzieningen als bij
andere facetten van de plattelandssamenleving
steeds meer geboden is op de juiste wijze tot stand
komen.
PR.
IYE mogelijkheden voor verbetering van de ex-
terne produktie-omstandigheden van het land
bouwbedrijf ondervindt in onze provincie een
ruime belangstelling. Nu de herverkavelingswerk-
voor werkgevers
VERZEKERINGSPLICHT
HUISPERSONEEL
DER 1 januari 1961 is wijziging gebracht in de
bepalingen betreffende de verzekeringsplicht
voor de sociale verzekering van huispersoneel.
Voor de Ziektewet en 't Ziekenfondsenbesluit is
thans het personeel, dat uitsluitend in de huis
houding werkt, niet pas verzekerd indien het
deze arbeid in de regel op 5 dagen per week ver
richt, maar indien het deze arbeid in de regel op
meer dan 2 dagen per week verricht.
De regeling van de verzekeringsplicht voor de
verschillende sociale verzekeringswetten is thans
als volgt:
Verplicht verzekerd is thans:
L UOOR de Ziektewet, de Kinderbijslagwet, het
Ziekenfondsenbesluit en de Land- en Tuin-
bouwongevallenwet 1922 alle huishoudelijk
personeel, dat tevens in het bedrijf van de
werkgever werkt;
2. yOOR Ziektewet en het Ziekenfondsenbesluit
1 huishoudelijk personeel, dat uitsluitend in
de huishouding van de werkgever werkt, in
dien het als regel op drie of meer dagen voor
deze werkgever werkzaam is.
(Een dienstbode voor bijv. drie halve dagen
is dus ook verzekerd.)
2. yOOR de Werkloosheidswet: huishoudelijk
personeel, dat tevens in het bedrijf van de
werkgever werkt, voor zover het werk in het
bedrijf hoofdzaak is.
4. DREMIE voor de A.O.W. en A.W.W. is even-
als loonbelasting steeds verschuldigd.
zaamheden langzamerhand aflopen worden er in
verschillende gebieden activiteiten ondernomen om
tot ruilverkaveling te komen of een begin gemaakt
op de vaak lange weg voor uitvoering van deze
werken.
ZEEUWS-VLAANDEREN.
DE afgelopen week werd in een vijftal plaatsen
van het ruilverkavelingsgebied „Stoppeldijk"
door de voorbereidingscommissie een voorlichtings
bijeenkomst belegd. Deze ruilverkaveling zal een
gebied van ongeveer 6200 ha gaan omvatten. De
plannen verkeren hier reeds in een vergevorderd
stadium. Deze zomer zal door de Centrale Cul
tuurtechnische Commissie een rapport worden
aangeboden aan Ged. Staten. Het eind van dit
jaar hoopt men de stemming te kunnen houden,
waarna, bij aanvaarding van de plannen, met de
uitvoering zal worden begonnen. De kosten van dit
werk, exclusief de electriciteitsaanleg en eventuele
bouw van boerderijen, zullen gemiddeld ongeveer
2800,per ha gaan bedragen. Na aftrek van de
overheidsbijdrage in dit werk zal er dan ten laste
van de eigenaar komen een bedrag van gemiddeld
ongeveer 850,per ha.
Deze voorlichtingsavonden werden door een groot
aantal belangstellenden bezocht. Door Ir. Franke
werden de plannen uitvoerig toegelicht.
ZUID-BE VEL AND.
QP vrijdag 13 januari j.l. werd door de Kring
West Zuid-Beveland in het Dorpshuis te Nisse
een voorlichtingsmiddag gehouden over de aspec
ten van de ruilverkaveling. Dit in verband met de
mogelijkheden voor een verkaveling van de Poel,
waarvoor het meerjarenplan van de C. D. ruimte
biedt. Op deze bijeenkomst werd het woord ge
voerd door de heren Ir. R. J. Koopmans en Ir. W.
A. v. d. Werff over de technische en juridische
vraagstukken die de uitvoering van de ruilver
kaveling meebrengen. De heer J. Markusse be
lichtte vanuit zijn ervaringen in de herverkave-
lingsgebieden verschillende practische problemen.
Velen maakten van de g tegenheid gebruik om de
deskundigen vragen te s lellen. De ruilverkaveling
in de Poel zal ongeveer 5400 ba gaan omvatten.
|\E dalende lyn van de bevolkingsontwikkeling
in onze provincie zet steeds verder door. Dit
blijkt uit de recente gegevens over de bevolkings
aantallen per 31 december 1960. Zeeland nam het
afgelopen jaar met slechts 138 personen in bevol
kingsaantal toe. De procentuele toeneming be
draagt ongeveer 0,05; gezien tegen de gemiddelde
landelijke stijging over de laatste jaren die vijf-en-
twintigmaal hoger ligt, een zeer ongunstige ont
wikkeling.
Bezien we de gegevens over 1960 van de ver
schillende gebieden in de provincie dan krijgen we
het volgende overzicht:
Walcheren
Bevelanden
Schouwen-Duiveland
Tholen-St. Philipsland
W. Zeeuws-Vlaanderen
O. Zeeuws-Vlaanderen
HE toeneming van het bevolkingstal, die enkele
gebieden nog laten zien, wordt veroorzaakt
door voornamelijk de groei van verschillende steden
in onze provincie. Zo nam Terneuzen het afgelo
pen jaar met 416 inwoners toe, Goes met 225 in
woners, Sas van Gent met 155, Middelburg en
Hulst met 150 inwoners.
Hiertegenover staat de teruggang in inwonertal
van o.a. 53 plattelandsgemeenten. De huidige
ontwikkeling, zo bljjkt ook hieruit, treft vrijwel
uitsluitend het platteland. De problemen van de
ontvolking zjjn dan ook in de eerste plaats plat
telandsproblemen. Vooral voor het platteland
geven deze huidige ciifers een verontrustend beeld
359 inwoners
97
335
29
157
-I- 239